ECLI:NL:GHAMS:2024:3124
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding voor beschadigde rolstoel tijdens vlucht met luchtvervoerder onder het Verdrag van Montréal
In deze zaak vordert de appellant schadevergoeding van Vueling Airlines S.A. omdat zijn rolstoel tijdens een vlucht beschadigd is geraakt. Vueling is niet verschenen in de procedure. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis de schade toegewezen tot de limiet van € 1.588,33, zoals bepaald in artikel 22 lid 2 van het Verdrag van Montréal. De appellant is in hoger beroep gekomen, waarbij hij stelt dat de limiet niet van toepassing zou moeten zijn vanwege roekeloosheid bij de bagageafhandeling en de ernstige gevolgen van het onvergoed blijven van zijn resterende schade.
De appellant heeft in mei 2023 een retourvlucht geboekt en zijn rolstoel, die als ruimbagage werd vervoerd, is tijdens de terugvlucht beschadigd. Na het indienen van een schadeclaim bij Vueling, die onbeantwoord bleef, heeft de appellant Vueling in kort geding gedagvaard. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot de wettelijke limiet, maar de appellant vordert nu het resterende bedrag van € 4.915,23.
Het hof overweegt dat, aangezien Vueling niet is verschenen, de vordering moet worden toegewezen tenzij deze onrechtmatig of ongegrond is. Het hof concludeert dat de strikte aansprakelijkheid van de luchtvervoerder, zoals vastgelegd in het Verdrag van Montréal, van toepassing is en dat de appellant geen bijzondere verklaring omtrent belang heeft afgegeven die de aansprakelijkheidsbeperking zou kunnen opheffen. De persoonlijke gevolgen voor de appellant rechtvaardigen geen uitzondering op de aansprakelijkheidsregeling. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van de appellant af.