Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Beoordeling
Bij beide onderscheiden aspecten speelt ook de aard van de informatie waarop het geheimhoudingsverzoek betrekking heeft een rol. Zo zal bij voorbeeld, als het, in de stukken waarop het 8:29 Awb-verzoek ziet, gaat om bedrijfsgeheimen dan wel specifiek de modus operandi (bedrijfsvoering) van een derde, de privacy in relatie tot ook de wederpartij eerder in het geding kunnen zijn, dan wanneer het uitsluitend gaat om publiciteitsgevoelige informatie. Op dit punt zal het Hof etikettering door de inspecteur met “bedrijfsvoering derden” terugvoeren op de noemer privacy van de desbetreffende derde.
een iederverboden is hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet. Opzettelijke schending van deze bepaling is strafbaar gesteld in artikel 272 Wetboek van strafrecht. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormen deze bepalingen voldoende waarborgen voor het doel dat de inspecteur met zijn beroep op artikel 8:29 Awb nastreeft, voor zover zijn verzoek uitsluitend betrekking heeft op de door hem veronderstelde publiciteitsgevoeligheid van de inhoud van door hem overgelegde stukken. In zoverre acht de geheimhoudingskamer de door de inspecteur aangevoerde redenen niet voldoende zwaarwichtig en zal deze het beroep op beperkte kennisneming niet honoreren.
2.10.2. De geheimhoudingskamer van het Hof beschikt – naast de hiervoor vermelde stukken – over het volledige dossier in “de hoofdzaak” en zal dat voor zover nodig in zijn beoordeling betrekken. Deze beoordeling brengt het Hof tot het volgende oordeel.
Beroep op beperkte kennisneming gerechtvaardigd op de onder 2.3 vermelde grond.
Pag. 1: beroep op geheimhouding gerechtvaardigd, uitsluitend voor het blokje onder “4.3.1” op de onder 2.8.3 vermelde grond.
Pag. 2 en 3: beroep op geheimhouding, gelet op de (niet zeer specifieke) aard van de desbetreffende passage, niet voldoende zwaarwegend. Beroep op beperkte kennisneming niet gegrond.
Pag. 4 en 5: beroep op geheimhouding voldoende zwaarwegend, gelet op de specifieke beschrijving van een financieel product / effectentransactie, behoudens de laatste alinea van par. 3.2 en de eerste alinea van par. 3.3 waarvoor dat niet geldt, en het gedeelte vanaf “Het voorgaande leidt ertoe (…)” op pag. 5.
Pag. 6-9: Het verzoek van de inspecteur voor het gedeelte tot aan “4. Overzicht structuren” is gemotiveerd met het etiket “bedrijfsvoering derden”. De desbetreffende passage betreft evenwel niet of in zodanig beperkte wijze (specifiek) de bedrijfsvoering van een derde, dat de daarvoor aangevoerde reden niet voldoende zwaarwichtig is. Hiervoor wordt het beroep op beperkte kennisneming dus niet gehonoreerd. Dat geldt eveneens voor het gedeelte onder “4.1”, behoudens hetgeen is vermeld in de laatste alinea op pagina 6. Uitsluitend die passage betreft zodanig specifiek de bedrijfsvoering van een derde, dat het beroep van de inspecteur voor die passage gegrond is.
Dit laatste geldt eveneens voor hetgeen is vermeld op de pagina’s 7, 8 en 9 (eerste alinea). Ook voor die passages is naar het oordeel van de geheimhoudingskamer een zwaarwichtige reden voor beperkte kennisneming aanwezig.
Pag. 10: beroep op geheimhouding gerechtvaardigd op de onder 2.3 vermelde grond.
Dit stuk bevat een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de inspecteur bij [A] en/of [A1] zijn onderzoek heeft verricht. De geheimhoudingskamer acht de door de inspecteur verlangde kennisneming gegrond, omdat het belang van geheimhouding van zijn controle-aanpak – en voor zover daarin blijkt van de modus operandi van een derde – prevaleert boven het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming.
Reden waarom het verzoek om beperkte kennisneming in zoverre wordt afgewezen.
Voor de indicaties A op pag. 1 is een zwaarwichtige reden aanwezig op de onder 2.3 vermelde grond.
Voor het tweede op pag. 2 “gewitte” en met de letter C geïndiceerde blok is de privacy van een derde naar het oordeel van de geheimhoudingskamer wel voldoende in geding, zodat voor deze passage een zwaarwichtige reden aanwezig is.
3. Beslissing
verzoek is gegrond.
Pag. 1: verzoek is gegrond, uitsluitend voor het blokje onder “4.3.1”.
Pag. 2 en 3: verzoek is niet gegrond.
Pag. 4 en 5: verzoek is gegrond, behoudens de laatste alinea van par. 3.2 en de eerste alinea van par. 3.3, en het gedeelte vanaf “Het voorgaande leidt ertoe (…)” op pag. 5. Voor deze nader aangeduide passages is het verzoek niet gegrond.
Pag. 6: verzoek tot aan “4. Overzicht structuren” is niet gegrond. Het verzoek is niet gegrond voor het gedeelte onder “4.1”; het verzoek is gegrond voor de laatste alinea op pagina 6.
Pag. 7, 8 en 9 (eerste alinea): verzoek is gegrond.
Pag. 10: verzoek is gegrond.
Pag. 11 tot en met 16 (eerste alinea): verzoek is gegrond.
verzoek is gegrond.
Pag. 1 en 2: verzoek is niet gegrond voor het gewitte blok op pag. 1 en het eerste gewitte blok op pag. 2. Voor de indicaties met letter A en het tweede gewitte blok met de letter C op pag. 2 is het verzoek gegrond.
Pag. 3 tot en met 8: verzoek is gegrond.
Pag. 9: verzoek is gegrond.
verzoek is gegrond.
verzoek is gegrond.
beperkte kennisneming gerechtvaardigd is in drievoud aan het Hof toezendt.