In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 februari 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin een voorwaardelijke straf was opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de aan de opgelegde straf verbonden voorwaarden. Het hof heeft de bewijsmiddelen vervangen en de strafmotivering aangevuld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een contactverbod met het slachtoffer moet naleven. Dit contactverbod is opgelegd omdat het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer01], nog steeds bang is voor de verdachte en nadelige gevolgen ondervindt van de bedreiging. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de gevangenisstraf voor twee jaar opgelegd, maar deze zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte gedurende deze proeftijd geen contact mag hebben met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier mr. Z. el Wali aanwezig.