ECLI:NL:GHAMS:2024:3064

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
23-000454-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreden gebiedsverbod, voorhanden hebben van lachgas en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 februari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en het overtreden van een gebiedsverbod, alsook voor het voorhanden hebben van een lachgasfles. De tenlastelegging omvatte onder andere het mishandelen van een slachtoffer op 13 juni 2023 en het niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam op 17 november 2023. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 oktober 2024, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft gepresenteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten, waaronder de mishandeling en het niet naleven van het gebiedsverbod. De verdachte had opzettelijk een fles distikstofmonoxide (lachgas) in zijn bezit en heeft zich herhaaldelijk niet gehouden aan de opgelegde regels. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De ernst van de feiten, de overlast die de verdachte heeft veroorzaakt en zijn eerdere veroordelingen zijn meegewogen in de beslissing. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, omdat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in deze vordering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000454-24
datum uitspraak: 5 november 2024
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-304803-23 (zaak A), 13-011256-24 (zaak B) en 13-236011-23 (zaak C), alsmede 13-196433-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door haar (met kracht) te duwen en/of bij de keel te grijpen en/of tegen de keel te duwen;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2023 op of omstreeks 00:05 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, met kenmerk: Z/23/22370, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak B:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1 fles distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Zaak C:
hij op of omstreeks 17 september 2023 te 16:03 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 172A en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied overlastgebied 2 Oost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 en 2 en in zaak B en in zaak C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 13 juni 2023 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met kracht te duwen en bij de keel te grijpen en tegen de keel te duwen.
2.
hij op 17 november 2023 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast gegeven bevel, met kenmerk: Z/23/22370, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak B
hij op 14 december 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1 fles distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Zaak C
hij op 17 september 2023 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaak A onder 1 en 2, in de zaak B en in de zaak C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in zaak A onder 2 en in zaak C bewezenverklaarde levert op:
telkens: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telkens overtreden van een gebiedsverbod en het voorhanden hebben van een lachgasfles. Dit zijn feiten die overlast veroorzaken. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster en haar pijn toegebracht. Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten als in zaak A en C bewezen zijn verklaard. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee. Het hof ziet gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte geen aanleiding om af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63, 184 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 september 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek en een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-304803-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-011256-24 en in de zaak met parketnummer 13-236011-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-304803-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-011256-24 en in de zaak met parketnummer 13-236011-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 26 januari 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 september 2019, parketnummer 13-196433-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek en een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2024.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.