ECLI:NL:GHAMS:2024:3048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
23-000173-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake woninginbraak in vereniging en verduistering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 januari 2024 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor woninginbraak in vereniging en verduistering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met de aanpassing dat bewijsmiddelen worden aangevuld en bewijsoverwegingen worden vervangen. De verdachte was eerder vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen deze vrijspraak.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van woninginbraak op 29 juni 2022, waarbij de bewoners op vakantie waren en de inbraak werd ontdekt door een buurvrouw. De verdachte werd herkend tijdens een achtervolging door de politie, waarbij hij en een medeverdachte probeerden te ontsnappen. Tijdens deze achtervolging werden er goederen, waaronder een kluis, uit de auto gegooid. Het hof oordeelde dat het DNA van de verdachte op de kluis en andere sporen in de auto sterk wijst op zijn betrokkenheid bij de inbraak.

Ten aanzien van de verduistering van een etui met sieraden, dat bij de verdachte in de auto werd aangetroffen, oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor opzet- of schuldheling. De verdachte werd vrijgesproken van dit onderdeel, maar het hof oordeelde wel dat hij zich wederrechtelijk had toegeëigend wat in het etui zat. Het hof vulde de bewijsmiddelen aan en verving de bewijsoverwegingen van de politierechter, waarbij het de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig achtte. De verdachte had een verleden van vermogensdelicten, wat ook meegewogen werd in de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000173-24
datum uitspraak: 11 september 2024
TEGENSPRAAK (279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-325313-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 tenlastegelegde woninginbraak in vereniging en de onder 2 subsidiair tenlastegelegde schuldheling zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover inhoudelijk nog aan de orde en zal dit dus bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • twee van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aanvult;
  • de nadere bewijsoverwegingen van de politierechter ten aanzien van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde vervangt door de navolgende overwegingen en daarbij ingaat op de in hoger beroep door de advocaat-generaal en de raadsvrouw ingenomen standpunten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van dit feit, omdat een deel van de buit na de achtervolging niet door de politie is aangetroffen en niet valt uit te sluiten dat de inbraak eerder is gepleegd dan kort voordat de achtervolging plaatsvond. Bovendien is de verdachte niet herkend en ontbreekt het signalement van de dader(s). Dat een DNA-profiel van de verdachte in de auto en op de buitenzijde van de kluis is aangetroffen verwondert niet, omdat het de auto van verdachtes vader is waarvan hij regelmatig gebruik maakt, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Op 29 juni 2022 is aangifte gedaan van woninginbraak tussen 22 juni 12:00 uur en 29 juni 13:00 uur op het adres [adres 2], waar de heer [slachtoffer] woont. De bewoners waren op vakantie en werden door een buurvrouw gealarmeerd omdat de voordeur open bleek te staan. Die was opengebroken met vermoedelijk een breekijzer en er was uit de woning onder andere een kluis weggenomen.
Op dinsdag 28 juni werd de politie rond 04.00 uur gepasseerd door een personenauto, op naam van verdachtes vader (p. 121). Het voertuig reed op de A2, ter hoogte van Vianen in de richting van Amsterdam (p. 42). Aan een stopteken van de politie werd niet voldaan en het kwam tot een achtervolging, waarbij de auto meermalen op een fietspad is gaan rijden en is gaan spookrijden. De politie zag dat tijdens die rit een grijs voorwerp uit het voertuig werd gegooid en vonken maakte op het asfalt. Dat bleek later een kluis met inhoud te zijn (p. C en p. 63) die toebehoort aan de heer [slachtoffer]. Ook zag de politie dat een koevoet – naar algemeen bekend een ander woord voor breekijzer – uit de auto werd gegooid. De auto remde uiteindelijk wat af, de bestuurder en bijrijder renden weg, wisten te ontkomen en de auto rolde het talud af. De auto is inbeslaggenomen en onderzocht en er zijn sporen en sporendragers veilig gesteld.
Op de kluis worden DNA-sporen aangetroffen en van het verkregen DNA-profiel is geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. Ook DNA-sporen op een zwarte handschoen in de auto, op het stuur en op de schakelpook van die auto wijzen zeer sterk in verdachtes richting. Op de andere handschoen is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat naast de verdachte wijst in de richting van betrokkenheid van medeverdachte Abarhoun, die een maand later naast de verdachte in de auto zit, bij gelegenheid van de staandehouding ter zake van feit 2.
Deze feiten en omstandigheden, zoals nader in de bewijsmiddelen vervat, zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak. De verdachte heeft zich bij bevraging over feit 1 steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
Het hof is van oordeel dat de verdachte aldus geen aannemelijke of controleerbare, de voornoemde redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft afgelegd voor de aanwezigheid van zijn DNA op onder andere de kluis en de handschoenen in de auto. Het hof stelt tevens vast dat de bestuurder en bijrijder die nacht kennelijk koste wat het kost aan de politie wilden ontkomen en dat zij zich intussen van zoveel mogelijk (grote) herleidbare buit en inbrekersgereedschap wilden ontdoen, van de inbraak die zij kennelijk kort tevoren hadden gepleegd. Daar komt bij dat, naar algemeen bekend met de in openbare bronnen raadpleegbare routeplanner, vanaf het adres van de inbraak in Sleeuwijk de rit terug naar Amsterdam zeer voor de hand liggend via de A2 bij Vianen verloopt.
Bij deze stand van zaken komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd doet aan het voorgaande niet af en leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte het etui met sieraden uit de woning heeft gestolen. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ook de onder 2 subsidiair tenlastegelegde opzet- en schuldheling acht het hof niet bewezen. Zonder nadere informatie, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de verkrijging wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het etui met sieraden van misdrijf afkomstig was. Iemand kan immers een dergelijk etui met sieraden zijn verloren. Ook van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zal het hof de verdachte, in afwijking van het standpunt van de advocaat-generaal, vrijspreken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw ook vrijspraak van de meer subsidiair ten laste gelegde verduistering bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat geen sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij de gevonden goederen naar de politie wenste te brengen maar daar nog niet aan toe was gekomen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Het etui met sieraden werd op 1 augustus 2022 rond 01.00 uur ’s nachts door de politie aangetroffen bij onderzoek aan de auto waarin de verdachte die nacht reed. Het etui lag onder de bijrijdersstoel en bleek bij een woninginbraak in Amstelveen tussen 30 en 31 juli 2022 te zijn buitgemaakt. Van zowel de verdachte als de bijrijder is de politie bekend dat zij zich bezig houden met woninginbraken. Door de samenstelling van de sieraden en het soort sieraden vermoedde de ambtenaar van politie dat de sieraden eigendom zouden zijn van mensen op leeftijd (p. 12-13). Tijdens het controleren van het etui verklaarde de verdachte dat hij dat etui op straat had gevonden in Amsterdam-Osdorp.
De verklaring van de verdachte in dit opzicht volgend, heeft hij het etui met sieraden één of twee dagen voordat het door de politie in de auto werd aangetroffen op straat gevonden. Het hof hecht echter geen geloof aan verdachtes verklaring dat hij voornemens was dit gevulde etui naar de politie te brengen. Het hof acht het ongeloofwaardig dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting bij de politierechter heeft verklaard, reeds in de eerder genoemde periode van één of twee dagen vergeten was dat het etui in zijn auto lag. Bovendien lag het etui onder de bijrijdersstoel, buiten het zicht derhalve, wat een vreemde plaats is om een gevonden voorwerp dat men naar de politie wil brengen te bewaren. Dat hij het etui achterin het rijstoelvak had opgeborgen, zoals de verdachte op diezelfde zitting heeft verklaard, is in strijd met de constateringen van de verbalisanten, hetgeen ook af doet aan de geloofwaardigheid van de verdachte. Daar komt bij dat de verdachte uitsluitend op een vraag van de politieambtenaar beaamde dat hij het etui naar de politie had willen brengen en niet uit eigener beweging over het etui en de wens tot afgifte begon. Toen hem werd gezegd dat hij van zijn goede burger daad zou worden ontlast, omdat de politie het etui met sieraden zou meenemen, vroeg de verdachte nog een bewijs van inbeslagname: kennelijk wilde hij daarvan dus geen afstand doen (p. 13).
Bovendien was relatief kort tevoren, ’s nachts op 28 juni 2022, door de politie ook al een doosje met andere diverse gouden sieraden in diezelfde auto aangetroffen (p. 44), nadat de verdachte en een mededader zich na een inbraak en een wilde achtervolging uit de voeten hadden gemaakt. Tot slot weegt het hof mee dat de verdachte recidive heeft op het terrein van vermogensdelicten en woninginbraken in het bijzonder en dat juist dit soort verzamelde sieraden daarbij plegen te worden buitgemaakt. Het hof hecht dan ook geen geloof aan verdachtes verklaring over het voornemen tot afgifte en stelt in zoverre verdachtes verklaring terzijde. De verdachte beschikte, kortom, als heer en meester over het etui met sieraden en heeft zich dit wederrechtelijk toegeëigend. Daarmee is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het etui met inhoud heeft verduisterd. Met de politierechter is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van het medeplegen van verduistering.
Aanvulling bewijsmiddelen
Het hof vult bewijsmiddel 1 van de politierechter aan met het volgende (p. 32 – 35):
- Categorie : Sieraden
Object : Ketting
Merk/type : Choker
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Hanger
Merk/type : Sterrenbeeld
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Hanger
Merk/type : Camee
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Horloges
Object : Horloge
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Kettingen
Merk/type : Horlogeketting
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Hanger
Merk/type : Oorhanger
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Oorsieraad
Merk/type : Oorstekers
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Oorsieraad
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Ketting
Merk/type : Slangcollier
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Ring
Eigenaar : [slachtoffer]
Categorie : Sieraden
Object : Ring
Eigenaar : [slachtoffer]
Het hof vult bewijsmiddel 7 van de politierechter aan met de volgende, eerste zin (p. 63):
- De weggegooide kluis werd door de politie aangetroffen en inbeslaggenomen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. W.S. Ludwig en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. I.F.M. Schreuders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2024.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]