ECLI:NL:GHAMS:2024:3046

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
000671-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor vrijheidsbeneming en rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding eiste voor de vrijheidsbeneming die hij had ondergaan in het kader van een strafzaak. Het verzoekschrift was ingediend op 31 augustus 2023 en de advocaat-generaal heeft op 11 juli 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 22 oktober 2024 zijn de advocaat-generaal, verzoeker en zijn advocaten gehoord. Verzoeker stelde schade te hebben geleden ten gevolge van zijn vrijheidsbeneming en vroeg om een vergoeding van € 102.980,00, inclusief reiskosten en kosten voor rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker gedurende verschillende periodes in detentie heeft gezeten, waaronder uitleveringsdetentie en voorlopige hechtenis.

Het hof heeft de bijzondere omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de lange duur van de procedure en de impact op verzoekers leven. Het hof oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om af te wijken van de standaardvergoeding voor immateriële schade. Desondanks heeft het hof besloten om verzoeker een schadevergoeding toe te kennen van € 51.130,00 voor de ondergane vrijheidsbeneming en € 4.472,00 voor reiskosten en rechtsbijstand. Het hof wees het overige verzoek af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan verzoeker. De beschikking is ondertekend door de jongste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000670-23 (530 Sv) en 000671-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000336-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. B. Roodveldt,
Westzijde 154, 1506 EK Zaandam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 31 augustus 2023 ingekomen.
Op 11 juli 2024 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 22 oktober 2024 de advocaat-generaal, verzoeker en de advocaten van verzoeker, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaanstad en mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt – na aanvulling in raadkamer - tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
a. schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van
€ 102.980,00;
reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak, ten bedrage € 1.792,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 3.000,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 5 juni 2023 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van de schade vanwege ondergane vrijheidsbeneming
Verzocht is om vergoeding van € 260,00 per dag dat verzoeker gedetineerd is geweest op een politiebureau dan wel in een huis van bewaring met beperkingen en € 200,00 per dag dat verzoeker gedetineerd is geweest in een huis van bewaring zonder beperkingen. In het verzoek en ter terechtzitting in raadkamer is bepleit dat vanwege een aantal bijzondere omstandigheden, te weten onder meer de aard van de zaak, de tijd die verstreken is tussen de eerste aanhouding van verzoeker (in 2006) en de uiteindelijke integrale vrijspraak in hoger beroep (in 2023) en de negatieve impact die dit heeft gehad op zijn carrière, een verdubbeling van de gebruikelijke forfaitaire bedragen die in dit kader worden toegestaan, in deze zaak billijk is.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een forfaitaire schadevergoeding.
Het hof gaat uit van de volgende data:
- uitleveringsdetentie met beperkingen van 13 december tot 22 december 2006;
- vrijheidsbeneming in een politiebureau van 22 december tot 28 december 2006;
- vrijheidsbeneming in een huis van bewaring met beperkingen van 28 december tot 8 jun 2007;
- vrijheidsbeneming in een huis van bewaring van 8 juni 2007 tot 27 februari 2008;
- vrijheidsbeneming in een politiebureau van 17 oktober 2022 tot 20 oktober 2022;
- vrijheidsbeneming in een huis van bewaring van 20 oktober 2011 tot 1 november 2011.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De standaardvergoeding voor schade ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, zoals die is afgesproken binnen het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en die het hof pleegt te volgen, wordt met name geacht de immateriële schade van de vrijheidsbeneming te vergoeden. Onder bijzondere omstandigheden kan van die standaardbedragen ter vergoeding van immateriële schade worden afgeweken. Die bijzondere omstandigheden moeten dan meebrengen dat de vrijheidsbeneming voor verzoeker relatief veel zwaarder was en/of relatief veel grotere gevolgen heeft gehad dan de gemiddelde impact en gevolgen die een vrijheidsbeneming in het algemeen met zich meebrengt (en welke impact is verdisconteerd in de forfaitaire bedragen). Het is aan verzoeker om deze bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken. Voor materiële schade kan eveneens een vergoeding worden toegekend, mits deze deugdelijk is onderbouwd en met verifieerbare stukken is gestaafd.
Het hof stelt vast dat de door verzoeker aangevoerde bijzondere omstandigheden grotendeels zien op de gehele periode waarin sprake was van opsporing en vervolging (en de gevolgen die dit uiteindelijk op het leven van verzoeker heeft gehad) en dat deze niet als zodanig zijn toegespitst op de periode dat verzoeker daadwerkelijk zijn vrijheid is benomen. Deze omstandigheden kunnen de gronden van billijkheid voor toekenning van de vergoeding daardoor niet dragen. Voor zover omstandigheden zijn aangevoerd die wel specifiek zien op die vrijheidsbeneming, waarbij namens verzoeker gewezen is op de jeugdige leeftijd van verzoeker ten tijde van de vrijheidsbeneming, dat sprake was van een heftige verdenking (levensdelict) en dat verzoeker lange tijd in beperkingen heeft gezeten, is het hof van oordeel dat deze omstandigheden onvoldoende van gewicht zijn om een afwijking van de standaardvergoeding te billijken. Hierbij weegt mee dat niet dan wel onvoldoende is toegelicht hoe die omstandigheden tijdens de vrijheidsbeneming specifiek voor verzoeker hebben doorgewerkt.
Gelet op het voorgaande acht het hof gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane uitleveringsdetentie met beperkingen, verzekering en voorlopige hechtenis deels met beperkingen tot een bedrag van € 51.130,00.
Ten aanzien van de reiskosten
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake reiskosten gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak, ten bedrage van (6.400 km x 23 cent) € 1.472,00.
Ten aanzien van de kosten rechtsbijstand
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 3.000,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 51.130,00 (eenenvijftigduizend honderddertig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 4.472,00 (vierduizend vierhonderdtweeënzeventig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, A.E. Kleene-Krom en A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de jongste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 5 november 2024.
De jongste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 55.602,00 (vijfenvijftigduizend zeshonderdentwee euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden BRK Advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 5 november 2024,
mr. A.W.T. Klappe, jongste raadsheer