Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
niet meer zeuren” terwijl de vragen van [naam 2] c.s. nog altijd niet beantwoord waren.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van de partijen, waarbij de omvang van de legitimaire massa ter discussie staat. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het de eerdere beslissing van de rechtbank heeft herzien. De rechtbank had vastgesteld dat de legitimaire massa in de nalatenschap van de moeder € 39.900,52 bedroeg, maar het hof heeft dit bedrag verhoogd naar € 46.900,52. Dit was het gevolg van de erkenning dat een totaalbedrag van € 158.358,- aan schenkingen door de moeder aan de executeur, [naam 1], in aanmerking moest worden genomen bij de berekening van de legitimaire massa. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aflossingen op de vorderingen van de moeder aan [naam 1] en de maatschap [naam 2] door middel van giften ongedaan waren gemaakt, maar het hof heeft deze conclusie niet onderschreven. Het hof heeft geoordeeld dat [naam 1] zowel in privé als in zijn hoedanigheid van executeur verplicht is om binnen drie maanden na het vonnis een bedrag van € 4.690,- aan elk van de eiseressen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is [naam 1] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.312,- aan proceskosten. De proceskosten in zowel het principaal als het incidenteel appel zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor executeurs om transparant te zijn in hun informatieverstrekking aan legitimarissen en de gevolgen van schenkingen voor de berekening van de legitimaire massa.