ECLI:NL:GHAMS:2024:2988

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.334.627/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep met betrekking tot omgangsfrequentie en -duur

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om de zorgregeling voor de minderjarige kinderen [kind 1] (9 jaar) en [kind 2] (7 jaar). De rechtbank Noord-Holland had eerder bepaald dat de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven. De moeder is het hier niet mee eens en verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen in de even weken bij de vader zijn. De vader heeft ook een verzoek ingediend voor een andere regeling, waarbij de kinderen doordeweeks bij hem zouden verblijven. De zitting vond plaats op 15 mei 2024, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft de argumenten van beide ouders besproken. De vader stelt dat de kinderen meer rust ervaren bij hem en dat de thuissituatie bij de moeder problematisch is. De moeder daarentegen vindt dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven en dat het niet in hun belang is om van school te wisselen. De kinderen hebben aangegeven dat ze geen verandering in hun huidige schema willen.

Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten dat de kinderen drie weekenden per vier weken bij de vader blijven, met een verduidelijking van de overdrachtstijden. De verzoeken van de moeder om de zorgregeling te wijzigen zijn afgewezen, omdat het hof van mening is dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de eerdere beschikking is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.334.627/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/304939 / FA RK 20-3553
Beschikking van de meervoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , [gemeente] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M. Neervoort te Den Helder,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.S.C. Thijsse te Den Helder.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ), en
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [plaats C] (hierna te noemen: de GI).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats C] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de reguliere zorgregeling (niet de vakantie- en feest/bijzondere dagenregeling) voor [kind 1] (9 jaar) en [kind 2] (7 jaar).
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) heeft op 16 augustus 2023 (onder meer) beslist dat [kind 1] en [kind 2] drie weekenden per maand van vrijdag uit school tot zondag na het avondeten bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt (hierna: de bestreden beschikking). De moeder is het daar niet mee eens en wil dat de kinderen minder weekenden, namelijk alleen in de even weken, van vrijdag uit school (of eventueel vanaf donderdag uit school) tot maandag naar school bij de vader zijn. De vader is het ook niet eens met de bestreden beschikking: hij wil dat de kinderen doordeweeks bij hem verblijven en in de weekenden bij de moeder.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 14 november 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 27 december 2023 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 20 februari 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
De zitting heeft op 15 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.
Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.5
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken ingekomen:
-een verslag en advies van kindbehartiger [X] (hierna: de kindbehartiger), van 23 augustus 2024, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 3 september 2024, en
- een bericht van de zijde van de moeder van 5 september 2024.
2.6
Omdat de standpunten op de zitting van 15 mei 2024 uitgebreid zijn besproken en partijen niet hebben verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling, heeft het hof zonder nieuwe zitting deze beschikking gewezen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn de ouders van
- [kind 1] , geboren [in] 2015 te [plaats D ] , en
- [kind 2] , geboren [in] 2016 te [plaats D ] .
hierna gezamenlijk ook: de kinderen.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit.
3.2
De moeder heeft daarnaast twee kinderen uit een eerdere relatie: [kind 3] , geboren in 2007, en [kind 4] , geboren in 2005.
3.3
De rechtbank heeft bij beschikking van 27 oktober 2021 een tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) vastgesteld, waarbij de kinderen eens in de drie weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijven. De vaststelling van de definitieve zorgregeling is aangehouden in afwachting van advies en rapport van de raad.
3.4
De raad heeft op 17 februari 2022 een rapport met advies uitbracht. De raad heeft daarbij ook om ondertoezichtstelling van de kinderen verzocht.
3.5
De rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 16 maart 2022 onder toezicht gesteld en de voorlopige zorgregeling in stand gehouden. De beslissing over de definitieve zorgregeling is opnieuw aangehouden, in afwachting van de resultaten van de ondertoezichtstelling en hulpverlening.
De ondertoezichtstelling is sindsdien steeds verlengd. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 15 maart 2025.
3.6
De raad heeft op 6 april 2023 een tweede rapport met advies uitgebracht.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans in hoger beroep van belang, bepaald dat de kinderen drie weekenden per maand van vrijdag uit school tot zondag na het avondeten bij de vader verblijven. De vader haalt de kinderen op van school en brengt de kinderen op zondag met de boot terug naar [plaats D ] .
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair een zorgregeling waarbij de kinderen in de even weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader zijn. De vader haalt de kinderen vrijdag van school en brengt de kinderen maandag naar school. Subsidiair verzoekt de moeder een zorgregeling waarbij de kinderen in de even weken van donderdag uit school tot zondag 17:00 bij de vader zijn. De vader haalt de kinderen donderdag uit school en brengt de kinderen op zondag met de boot terug naar [plaats D ] . Zowel primair als subsidiair verzoekt de moeder om het weekend van de vader te verlengen, indien de kinderen een vrije studiedag hebben aansluitend voor of na het weekend.
4.3
De vader verzoekt het beroep van de moeder af te wijzen. In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair om te bepalen dat de kinderen elke week van zondag 17:30 uur, voor het avondeten, tot vrijdag uit school bij de vader verblijven. De moeder haalt de kinderen op vrijdag in [plaats B] uit school en zij brengt de kinderen op zondag met de boot naar [plaats B] . De vader haalt de kinderen in [plaats B] bij de boot op. Subsidiair verzoekt de vader om een vierwekelijks schema vast te stellen waarbij de kinderen drie achtereenvolgende weekenden van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18:50 uur bij de vader zijn en één weekend bij de moeder. De vader haalt de kinderen vrijdag op [plaats D ] uit school en brengt de kinderen op zondag terug naar [plaats D ] . De moeder haalt de kinderen op [plaats D ] op bij de boot.
4.4
De moeder verzoekt om de verzoeken van de vader in incidenteel appel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep
Het wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Uit artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (een zogeheten zorgregeling).
Het advies van de raad
5.2
De raad heeft op de zitting van 15 mei 2024 het hof geadviseerd om pas een beslissing te nemen in deze zaak na kennisname door het hof van het nog op te maken verslag van het door de ouders en de kinderen ingezette en nog te voltooien hulpverleningstraject bij de kindbehartiger.
5.3
De kindbehartiger heeft daarna in haar verslag geadviseerd dat, als dat voor de vader toch mogelijk is, de weekenden worden verlengd doordat de kinderen vanaf donderdag bij de vader zijn. Dan kunnen de kinderen om het weekend een lang weekend bij de vader zijn en hebben zij ook vaker weekenden bij de moeder. Als dat niet mogelijk is, adviseert de kindbehartiger dat de kinderen drie weekenden bij de vader zijn en één weekend bij de moeder. Daarnaast zouden de studie- en verlofdagen van de scholen van de kinderen evenredig verdeeld kunnen worden tussen de ouders, zodat de kinderen meer tijd bij de vader kunnen zijn. De zorgregeling moet volgens de kindbehartiger ten slotte erg duidelijk zijn.
De beoordeling
5.4
De ouders zijn het oneens over waar de kinderen doordeweeks wonen, hoe vaak de kinderen in het weekend bij de andere ouder zijn en de begintijd en eindtijd van die weekenden. Het hof zal hun argumenten steeds per onderwerp bespreken.
Doordeweeks bij de vader of de moeder verblijven
5.5
De vader wil graag dat de kinderen op alle doordeweekse dagen bij hem verblijven en dat zij in [plaats B] naar school gaan. De kinderen ervaren volgens hem meer rust bij hem. Bij de vader is er geen weerstand om de kinderen naar de moeder te laten gaan, zodat ze dan onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De kinderen zijn dan in het weekend bij de moeder, zodat zij meer vrije tijd met de kinderen heeft, waar zij behoefte aan heeft. De vader maakt zich zorgen over de thuissituatie bij de moeder. De kinderen zouden vaak straf krijgen, worden gepest door hun oudere broer en zus en er wordt negatief over de vader gepraat. De vader maakt zich ook zorgen over gedrag van de kinderen, over hun schoolprestaties en over verwondingen bij de kinderen.
5.6
De moeder wil dat de kinderen doordeweeks bij haar verblijven. Het gaat volgens haar nu goed met de kinderen in de thuissituatie bij haar en het is niet in het belang van de kinderen om ze uit hun vertrouwde omgeving op [plaats D ] te halen. De vader is bovendien vanwege zijn werk doordeweeks niet beschikbaar voor de kinderen.
5.7
Het hof overweegt als volgt. De kinderen hebben de kindbehartiger verteld dat ze – in elk geval nu – geen wijziging in het schema willen en doordeweeks bij hun moeder willen wonen. Bij wonen bij de vader zouden zij van school moeten wisselen, terwijl zij dat niet willen.
De ouders hebben weinig vertrouwen in elkaar en maken zich allebei zorgen over de opvoedsituatie bij de andere ouder. De GI en hulpverleners die bij het gezin betrokken zijn, delen die zorgen niet. Er zijn observaties geweest bij beide ouders thuis en de hulpverleners beoordelen de opvoedsituaties als veilig. De zorgen van de vader zijn daarom voor het hof geen reden om te bepalen dat de kinderen – tegen hun wensen in – doordeweeks bij de vader zullen gaan wonen. Voor het hof weegt de wens van de kinderen en hun belang om doordeweeks in hun vertrouwde omgeving te blijven het zwaarst. Dat betekent dat het hof dit verzoek van de vader zal afwijzen.
Frequentie en duur van de weekenden
5.8
De moeder wil vaker in de weekenden voor de kinderen zorgen. De moeder wil dat de kinderen om het weekend bij haar zijn, omdat de balans tussen de doordeweekse zorg (waarin school, sport en andere afspraken vallen) en vrije tijd die de moeder met de kinderen doorbrengt nu niet goed is. De kinderen missen volgens haar vrije tijd op [plaats D ] , waar de moeder woont. De moeder heeft erop gewezen dat de overdrachten voor de kinderen intensief zijn, en dat een regeling met een weekend per twee weken om die reden beter zou zijn. Ter compensatie voor de vader zouden langere weekenden bij de vader (vanaf donderdag uit school of tot maandag naar school) dan een optie zijn, zodat de kinderen alsnog voldoende tijd met de vader hebben.
5.9
De vader wil, zoals hij subsidiair heeft verzocht, drie weekenden per vier weken voor de kinderen zorgen. De vader heeft uitgelegd dat het, vanwege zijn werk en de afstand tussen zijn huis en zijn werk enerzijds en de scholen van de kinderen op [plaats D ] anderzijds, voor hem niet haalbaar is om een langer weekend dan van vrijdag tot zondag voor de kinderen te zorgen, zoals door de moeder is voorgesteld. De vaartijd van de pont tussen [plaats B] en [plaats D ] is twintig minuten, maar de reistijd wordt ook bepaald door de beperkte afvaarttijden van de pont. De kinderen zouden dan ook erg vroeg moeten opstaan om op tijd op [plaats D ] op school te zijn.
5.1
Het hof overweegt als volgt. Sinds de bestreden beschikking verblijven de kinderen drie weekenden per maand bij de vader. De kinderen hebben de kindbehartiger verteld dat zij het fijn hebben bij de vader en dat zij hem graag vaker willen zien. Uit het verslag van de kindbehartiger is niet gebleken dat de kinderen moeite hebben met de huidige verdeling van de weekenden tussen hun vader en moeder. Hoewel het voor de kinderen zeker energie zal kosten om te schakelen van de thuissituatie van de moeder naar die van de vader, blijkt uit het dossier niet dat de huidige regeling voor de kinderen een te grote belasting is of dat zij vrije tijd op [plaats D ] missen. Het belang en de wens van de kinderen om voldoende tijd met de vader te hebben, vindt het hof zwaarder wegen dan de wens van de moeder om meer weekenden met de kinderen door te brengen. Het hof ziet geen aanleiding om een weekendregeling zoals door de moeder is verzocht te bepalen en zal haar verzoek afwijzen. Een verlenging van het weekend, zoals door de moeder nog is voorgesteld, is dan niet meer aan de orde.
5.11
Beide ouders hebben erop gewezen dat de huidige regeling (‘drie weekenden per
maand’) discussie oplevert, omdat er maanden zijn met vijf weekenden of weekenden waarvan een van beide dagen in een andere maand valt. Het hof zal daarom bepalen dat de kinderen drie weekenden per
vier wekenbij de vader zijn. Dat is tevens in lijn met overweging 2.9 van de bestreden beschikking
‘drie weekenden bij de vader en een weekend bij de moeder (is) het meest in het belang van de kinderen’.
5.12
De eindtijd van het weekend, ‘zondag na het avondeten’, heeft tussen de ouders eveneens tot onduidelijkheid geleid. De GI heeft daarop aan de ouders gezegd dat de overdracht om 17.00 uur – dus voor het avondeten – moest gaan plaatsvinden. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij 18:50 uur te laat vindt vanwege de bedtijd van de kinderen. Het hof acht een overdrachtsmoment om 18:50 uur niet te laat, vanwege de leeftijd van de kinderen en omdat zij dan al bij de vader hebben gegeten. Het hof sluit daarom aan bij de bestreden beschikking maar zal deze verduidelijken en bepalen dat de vader de kinderen op zondag terug zal brengen naar [plaats D ] en om 18:50 uur zal afzetten. De overdracht vindt dan plaats op de [plaats] : plek waar de pont aanmeert op [plaats D ] .
Studiedagen
5.13
Omdat de afstemming tussen de ouders moeilijk verloopt, acht het hof een duidelijke regeling zonder veel uitzonderingen van belang. Het hof is het met de moeder eens dat een verdeling van de studiedagen, zoals de kindbehartiger heeft geadviseerd, tot meer communicatie en meer contactmomenten tussen de ouders zal leiden en daarom veel onrust zal meebrengen. Het hof zal daarom geen aparte regeling rondom de studiedagen van de scholen van de kinderen opnemen en de bestreden beschikking op dit onderdeel bekrachtigen.
Belmoment
5.14
De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen elke woensdag om 17.00 uur bel- of Skypecontact hebben met de vader. De ouders hebben daartegen geen hoger beroep ingesteld. Dit is dus niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Het hof merkt hierover op dat de ouders inmiddels in onderling overleg het tijdstip naar 19.00 uur hebben verplaatst.

6.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat [kind 1] en [kind 2] drie weekenden per vier weken - van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond (na het avondeten) bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag van school haalt en de kinderen op zondag met de boot naar [plaats D ] ( [plaats] ) brengt (aankomst 18:50 uur);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. C.E. Buitendijk en mr. J.M. van Baardewijk, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 29 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.