In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om de zorgregeling voor de minderjarige kinderen [kind 1] (9 jaar) en [kind 2] (7 jaar). De rechtbank Noord-Holland had eerder bepaald dat de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven. De moeder is het hier niet mee eens en verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen in de even weken bij de vader zijn. De vader heeft ook een verzoek ingediend voor een andere regeling, waarbij de kinderen doordeweeks bij hem zouden verblijven. De zitting vond plaats op 15 mei 2024, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft de argumenten van beide ouders besproken. De vader stelt dat de kinderen meer rust ervaren bij hem en dat de thuissituatie bij de moeder problematisch is. De moeder daarentegen vindt dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven en dat het niet in hun belang is om van school te wisselen. De kinderen hebben aangegeven dat ze geen verandering in hun huidige schema willen.
Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten dat de kinderen drie weekenden per vier weken bij de vader blijven, met een verduidelijking van de overdrachtstijden. De verzoeken van de moeder om de zorgregeling te wijzigen zijn afgewezen, omdat het hof van mening is dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de eerdere beschikking is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen.