Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De motivering van de beslissing
Volledigheidshalve benadruk ik namens cliënt dat de bereikte overeenstemming enkel in het kader van tijdelijke afspraken gezien moet worden. Hier kunnen partijen over en weer geen rechten aan ontlenen in de echtscheidingsprocedure (bodem). Cliënt is voor de langere termijn niet akkoord met de vastgestelde alimentatiebedragen, noch met de wijze van de totstandkoming daarvan (…)”. En: “
Dit benadrukt de noodzaak om alsnog om de tafel te gaan met zijn vieren om zo de afspraken voor de langere termijn met elkaar door te spreken.”. Ook hebben partijen, volgens de man, beiden geen uitvoering gegeven aan de overeenkomst en zijn zij onmiddellijk na het sluiten daarvan opnieuw gaan onderhandelen. De vrouw heeft de beschikking voorlopige voorzieningen van 19 december 2019 ook gedurende lange tijd niet laten executeren. De man stelt dat uit het vorenstaande volgt dat partijen, gelet op hun feitelijke gedragingen gedurende de bijna twee jaar die zijn verstreken na het sluiten van de overeenkomst, de overeenkomst zo hebben uitgelegd dat de verschuldigdheid van de alimentatie was gekoppeld aan de geldigheid van de voorlopige voorzieningen, althans dat de man daarop gerechtvaardigd mocht vertrouwen. De vrouw heeft bij de rechtbank verweer gevoerd.
nieuwevoorlopige voorzieningen noemt is geen aanwijzing dat de oorspronkelijke overeenkomst niet bedoeld was als een regeling voor de duur van de echtscheidingsprocedure, of dat met de geldigheid van de beschikking van 19 december 2019 ook de overeenkomst zijn gelding zou hebben verloren en ook niet dat de vrouw de mening is toegedaan dat de gemaakte afspraken zijn vervallen. Het hof kan de man ook niet volgen in zijn stelling dat uit het dispuut over de geldigheid van de titel waarmee de overeenkomst geëxecuteerd kon worden, moet worden afgeleid dat partijen de geldigheid van de overeenkomst hebben gekoppeld aan de uitvoerbaarheid daarvan of dat daarmee op enig moment de geldigheid voor de duur van de procedure zou zijn vervangen voor een andere termijn. Ook de omstandigheid dat de vrouw in het begin gedurende een langere periode niet is overgegaan tot executie van de beschikking kan niet leiden tot de conclusie dat partijen aanvankelijk of gaandeweg andere afspraken hebben gemaakt.