Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- [appellant] heeft zijn oprechte verontschuldigingen aan de fractie aangeboden.
- [appellant] betaalt terug in maandelijkse termijnen van €250. De eerste aflossing is verschuldigd per 1 mei 2020.
- [appellant] heeft zijn rol als fractievoorzitter beschikbaar gesteld aan de fractie. De fractie heeft dit voorstel aangenomen en zal een opvolger benoemen die in het nieuwe politieke jaar per medio augustus 2020 deze taak zal overnemen.
- [appellant] blijft fractielid en daarmee ook Raadslid van Forza! Haarlemmermeer.
- [appellant] betaalt zijn maandelijkse bijdrage aan de campagnekas.(…)”
, de Verordening fractie-ondersteuning en de uitgevoerde onderzoeken nu te trekken conclusies kunnen als volgt worden geformuleerd:
Noch [A] , noch [appellant] zich qua communicatie gehouden hebben aan de in
4.Eerste aanleg
€ 1.252,50 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 toegewezen, in reconventie de vordering van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
€ 11.360 aan Forza terugbetalen. De rechtbank heeft de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten toegewezen, omdat niet is gebleken dat niet is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De vordering van [appellant] is afgewezen, omdat [appellant] in reactie op de stellingen van Forza en de onderzoeken van Strated Consulting en BDO geen informatie heeft verschaft over de omvang van de via Forza verrichte privéuitgaven.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling
- een bedrag van € 14.435,86 vanwege een kastekort, waarvan € 750 is afgelost;
- een bedrag van € 11.360 aan huur voor woonruimte;
- een bedrag van € 966,66 voor de factuur van een strafrechtadvocaat;
- een bedrag van € 7.891,17 aan privéuitgaven.
het kastekort van € 14.435,86
€ 250 te betalen. Toen [appellant] achterliep met de betalingstermijnen heeft [appellant] met de ondertekening van de schuldbekentenis van 21 september 2020 nogmaals verklaard dat hij het bedrag van € 14.435,86 moet terugbetalen, te verminderen met de al betaalde termijnen van
€ 250. Weliswaar zijn de verklaringen van [appellant] gericht aan de fractieleden van destijds, maar dat neemt niet weg dat de schuldbekentenissen vrije bewijskracht hebben en als bewijs kunnen dienen voor de stelling van Forza dat [appellant] het bedrag van € 14.435,86 aan haar is verschuldigd. In zoverre is het betoog van [appellant] dat de schuldbekentenissen als natuurlijke verbintenis moeten worden beschouwd of niet zijn voorzien van een goedschrift als bedoeld in artikel 158 lid 1 Rv, niet relevant.
€ 9.797,70 dat volgens BDO niet verantwoord is over het jaar 2018. Op 31 december 2019 was er een verschil van € 499,66 in de fractiekas. Het kasverschil bedroeg in 2019 dus in totaal € 10.105,86. Daarnaast was er een tekort in de campagnekas van € 3.680 en € 650. Het bedrag van € 3.680 heeft betrekking op de vergoeding voor de fractiemedewerker in de jaren 2016 tot en met 2018 die [appellant] naar zijn privérekening heeft overgemaakt. Het bedrag van
€ 650 betreft achterstallige maandelijkse bijdragen van € 50 voor de campagnekas.
€ 26.000 heen en weer heeft gestort en dat de door [appellant] aan PwC opgegeven reservebedragen in het kader van de jaarlijkse controle van de fractiebestedingen ontbreken,
€ 14.595 in 2017, € 11.473 in 2018 en € 5.405 in 2019. Voor de uitgaven van
€ 25.963,51 in 2017, van € 35.820,05 in 2018 en van € 39.371,50 in 2019 heeft BDO geen verantwoording gevonden. Uit deze conclusies van BDO kan worden afgeleid dat [appellant] per saldo meer heeft uitgegeven dan hij aan Forza heeft terugbetaald.
huur woonruimte 2017-2018 van € 11.360
€ 11.360 aan huur voor een kantoor aan de [A-straat] in [plaats] heeft betaald van de fractierekening van Forza of aan Forza heeft doorbelast. Forza stelt dat de door Forza betaalde huur privéwoonruimte van [appellant] betrof. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Forza een door [appellant] getekende huurovereenkomst, een besluit van de gemeente van 2 oktober 2019 en e-mailberichten van januari 2020 tussen de verhuurder en [A] , overgelegd.
factuur strafrechtadvocaat van € 966,66
het bedrag van € 7.891,17
€ 8.076,33 dat [appellant] van de bankrekeningen van Forza aan American Express Europe S.A. heeft betaald ter voldoening van credit card schulden, een bedrag van € 4.988,58 aan telefoonkosten die van de bankrekening van Forza zijn betaald, een bedrag van € 9.352,04 dat [appellant] van de bankrekeningen van Forza heeft overgeboekt aan familieleden en heeft besteed aan privé uitgaven en een bedrag van € 16.308,62 dat [appellant] aan boodschappen, tanken en horeca heeft uitgegeven door pinbetalingen. Het bedrag van € 76.833,59 heeft Forza verminderd met het saldo van € 42.929,90 van de betalingen van [appellant] op de fractierekening en het bedrag van € 26.012,52 dat in eerste aanleg is toegewezen (het kastekort van
€ 14.435,86, de factuur van de advocaat van € 966,66 en de door Forza betaalde huur van
€ 11.360 voor woonruimte van [appellant] verminderd met de aflossing van €750), zodat een vordering van € 7.891,17 resteert.
€ 44.046,59 was.
€ 26.012 op één tijdstip vaststellen, namelijk op 26 november 2021 (de datum van de dagvaarding in eerste aanleg). De ingangsdatum van de wettelijke rente over het bedrag van
€ 7.891,17 wordt zoals door Forza is gevorderd, vastgesteld op 3 juni 2023.
7.De beslissing
- in 7.1 van het dictum daarvan is veroordeeld tot betaling aan Forza van de wettelijke rente met ingang van 30 mei 2021;
- in 7.2 van het dictum daarvan is veroordeeld tot betaling aan Forza van € 1.252,50 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 juni 2021, tot de dag van volledige betaling;