ECLI:NL:GHAMS:2024:2923
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- A.W.T. Klappe
- A.M.P. Geelhoed
- D. Greven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens voorlopige hechtenis en toekenning vergoeding rechtsbijstand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan op verzoek van een verzoeker die schadevergoeding eiste als gevolg van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoek was ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1989, had schade geleden door zijn voorlopige hechtenis en eiste een schadevergoeding van € 45.760,00, evenals € 680,00 voor rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 26 december 2021 in verzekering was gesteld en op 29 december 2021 in voorlopige hechtenis was genomen, waarna hij op 13 december 2022 werd vrijgelaten.
Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toewijzing van de schadevergoeding voor de dagen die de verzoeker in detentie had doorgebracht. Dit was gebaseerd op het feit dat de verzoeker een zorgmachtiging had gekregen in een civiele procedure, die samenhing met de strafzaak. Het hof concludeerde dat de afgifte van de zorgmachtiging plaatsvond in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, en dat de omstandigheden van de detentie geen grondslag boden voor schadevergoeding.
Wel werd er een vergoeding van € 680,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. Het hof wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, maar kende de verzoeker de kosten van rechtsbijstand toe, en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de voorzitter en griffier ondertekenend op de openbare zitting van 16 oktober 2024.