ECLI:NL:GHAMS:2024:2908
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G. van der Meer
- A. de Vries
- M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Arrest na terugwijzing Hoge Raad inzake verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2017, waarin de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank had ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarna het hof in een eerdere uitspraak op 9 juni 2021 het vonnis heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De Hoge Raad heeft op 21 maart 2023 het arrest van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen voorwerpen, en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling.
Tijdens de zitting op 24 september 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de Hoge Raad in zijn arrest heeft aangegeven dat het hof niet zonder meer begrijpelijk heeft geoordeeld over de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen. Het hof heeft geconcludeerd dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een spybril en geldbedragen, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verbeurdverklaring van deze voorwerpen bevestigd en het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover het hof tot een andere beslagbeslissing komt. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten dat de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor het medeplegen van auteursrechtinbreuk en witwassen, en dat de in beslag genomen voorwerpen zijn gebruikt bij het plegen van deze feiten.