ECLI:NL:GHAMS:2024:2905

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
23-000294-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor poging tot zware mishandeling en verlaten plaats ongeval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, gepleegd op 25 augustus 2022 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 8 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aanrijding waarbij de verdachte met zijn taxi een fietser aanreed en vervolgens de plaats van het ongeval verliet. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd, die door het hof is toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn rijgedrag een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000294-24
datum uitspraak: 26 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-331222-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met de auto tegen die [benadeelde] is aangereden waardoor zij ten val is gekomen en/of
- terwijl die [benadeelde] op de grond lag op haar en/of haar fiets in is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door met zijn auto tegen de fiets van die [benadeelde] aan te rijden, waardoor die [benadeelde] ten val is gekomen en zij letsel heeft opgelopen;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de kruising van de Keizersgracht met de Vijzelstraat, op of omstreeks 25 augustus 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het proces-verbaal waarin het mondeling vonnis is aangetekend niet is ondertekend door de politierechter en aldus rechtskracht mist.

Bespreking van het verweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het eerste feit heeft hij aangevoerd dat de verdachte betwist dat hij opzettelijk tegen het slachtoffer zou zijn aangereden of dat hij op het slachtoffer of haar fiets in zou zijn gereden, waardoor er geen sprake is geweest van opzet tot (zware) mishandeling. Ten aanzien van het tweede feit heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich er niet bewust van was dat er een ongeval had plaatsgevonden en toen is doorgereden.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat de verdachte met de auto tegen de fiets van de aangeefster is aangereden, waardoor zij met haar fiets ten val is gekomen. Ook kan op basis van de verklaringen worden vastgesteld dat de verdachte op de aangeefster is ingereden, terwijl de aangeefster op dat moment nog met haar benen onder haar fiets op de grond lag en dat zij nog net op tijd haar benen onder haar fiets vandaan kon trekken. Het hof heeft geen reden aan de juistheid en de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen en bezigt die tot het bewijs. Het op deze manier op iemand inrijden roept naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel in het leven.
De alternatieve verklaring van verdachte, dat hij om de aangeefster heen zou zijn gereden en
haar dus niet zou hebben geraakt, en haar fiets ook niet, vindt geen enkele steun in het dossier en is strijdig met de tot het bewijs gebezigde getuigenverklaringen. De verdachte houdt daarbij ook steeds vol dat de aangeefster niet zou zijn gevallen maar nog overeind stond. Het hof acht verdachtes lezing van de feiten niet aannemelijk en stelt deze als ongeloofwaardig ter zijde.
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht waren op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat de verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte voornoemde aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Het voorgaande wettigt de conclusie dat de verdachte bij het inrijden op (de fiets van) de aangeefster, op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van het hof kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte met dit specifieke rijgedrag zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van de aangeefster.
Dit tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het tweede feit overweegt het hof dat het standpunt van de verdediging dat de verdachte zich er niet bewust van was dat er een ongeval had plaatsgevonden en hij daarom doorreed, zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 augustus 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met de auto tegen die [benadeelde] is aangereden waardoor zij ten val is gekomen en
- terwijl die [benadeelde] op de grond lag op haar en haar fiets in is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de kruising van de Keizersgracht met de Vijzelstraat, op 25 augustus 2022 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [benadeelde], schade was toegebracht.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte van 3 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 1 t/m 3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 augustus 2022 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik wil aangifte doen van een poging zware mishandeling. Op 25 augustus 2022 fietste
ik met een vriendin op de Keizersgracht te Amsterdam. Terwijl we aan het fietsen waren hoorde ik van achter ons een auto met hoge snelheid komen aanrijden. Op het moment dat de auto passeerde zag ik dat het een taxi was. Hij reed bijna mijn vriendin omver. Even later fietste ik aan de buitenkant en passeerde hij mij wederom dichtbij. Ik gaf uit frustratie met mijn voet een tik tegen de zijkant van de taxi. Ik was namelijk nog erg boos dat de taxichauffeur net bijna mijn zwangere vriendin omver had gereden. Ik wilde de taxichauffeur duidelijk maken dat hij niet zo
dichtbij moest komen. Vervolgens sloeg ik rechtsaf en voelde ik dat de taxichauffeur mij met de taxi van achteren aanreed. Door de aanrijding viel ik op de grond. Terwijl ik op de grond lag, zag ik dat de taxichauffeur mij aankeek. Ik zag dat de taxichauffeur zijn stuur omgooide en met opzet op mij inreed. Ik zag dat de taxichauffeur met opzet met zijn taxi over mijn fiets heen reed. Ik zag dat hij over mijn achterwiel en voorwiel reed. Ik was gelukkig snel genoeg om mijn benen weg te trekken anders was de taxi ook over mijn benen heen gereden. Ik zag dat de taxichauffeur hierna met snelheid doorreed.
Ik bekeek mijn verwondingen. Ik zag dat ik een schaafwond en bloed had zitten op mijn rechter elleboog. Ik zag dat ik op mijn rechterbeen meerdere schaafwonden en bloed had zitten.
Ik heb na een aantal dagen nog steeds last van mijn lichaam. Ik heb een grote bloeduitstorting op mijn rechterbovenbeen. Ik heb een pijnlijke rechterpols en knie. Ook voel ik pijn aan mijn rug.
2. Een letselverklaring van de forensische deskundige van de GGD Amsterdam, opgemaakt door drs. [naam 1], forensisch arts, betreffende [benadeelde] [doorgenummerde pagina’s 8 t/m 14].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Naam: [benadeelde]
Datum letselonderzoek: 31-08-2022
Letsel(s)
1.
Lichaamsdeel: rechterarm
Beschrijving: op de rechter elleboog is een met korstvorming genezende huidbeschadiging zichtbaar van circa 1 bij 0,5 centimeter en 0,5 bij 0,5 centimeter
Het betreft een schaafwond
2.
Lichaamsdeel: rechterbeen
Beschrijving: op de buitenzijde van de rechterheup is een min of meer ovale paars gele huidverkleuring zichtbaar van circa 8 bij 3 centimeter.
Het betreft een bloeduitstorting.
Op de buitenzijde van de rechterknie is een vlekkerige gele huidverkleuring zichtbaar van circa 8 bij 5 centimeter.
Het betreft een bloeduitstorting.
Op de buitenzijde van het rechter onderbeen net onder de knie is een met korstvorming genezende huidbeschadiging zichtbaar van circa 10 bij 5 centimeter met hieronder een vlekkerige gele huidverkleuring.
Het betreft een schaafwond met bloeduitstorting.
Op de buitenzijde van de rechter enkel is een met korstvorming genezende huidbeschadiging zichtbaar van circa 1 bij 0,3 centimeter.
Het betreft een schaafwond.
Het letsel kan goed worden verklaard door de krachtsinwerking die optreedt bij vallen op straat op de rechterzijde.
3. Een proces-verbaal van 29 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 24 t/m 26].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 september 2022 per e-mail door
[naam 2]aan de ambtenaar van politie beantwoorde vragen:
Waar gebeurde het incident precies?
Op de hoek van de Keizersgracht en de Vijzelstraat, aan de kant van de Bazel.
Wat zag je precies?
Ik keek om toen ik gekletter en geschreeuw hoorde. Ik zag een fietser op de grond zitten en een taxi ernaast staan. Even dacht ik dat het een ongeluk was, en ik wilde al teruglopen om te kijken of de fietser oké was. Zij zat op de grond. Een fractie later trok de taxi ineens hard op, stuurde naar rechts en reed over de fiets heen. Hij nam bewust het risico dat hij over de fietser heen zou rijden, want zij zat daar vlak naast. Hij had zeker weten ook een ruimere bocht kunnen sturen als hij alleen had willen wegrijden.
Op welke dag vond het incident plaats?
25 augustus 2022.
Wat gebeurde er na het incident?
Hij stuurde echt haar kant op terwijl ze naast zijn bumper op de grond zat. Ook toen hij over
de fiets reed, stopte hij niet. Dat moet hij gevoeld hebben.
4. Een proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van 15 mei 2023.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 mei 2023 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[naam 2]:
De taxi trok op en maakte een scherpe bocht en reed over de fiets en vlak langs de vrouw. Ik was geschokt. Hij wist dat de vrouw daar zat, hij scheurde echt weg. Ik heb gezien dat hij abrupt optrok en in een te scherpe bocht rakelings langs haar reed.
5. Een proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van 15 mei 2023.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 mei 2023 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[naam 3]:
Zij sloeg af, hij reed op de achterkant in. Ik heb gezien dat hij haar fiets raakte. Hij reed toen stapvoets. Mijn vriendin viel en lag onder haar fiets, op haar rug. Als een gek is zij eronder uit gesprongen. Net op tijd en toen is hij over de fiets gegaan. Nadat hij op haar inreed is hij heel hard doorgereden.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina 34].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van de opsporingsambtenaren:
Op donderdag 25 augustus 2022, omstreeks 14.30 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de Keizersgracht kruising Vijzelgracht [het hof begrijpt: Vijzelstraat] in Amsterdam. Daar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden waarbij de veroorzaker zou zijn weggereden. Ons werd verteld dat het ging om een taxi, een grijze Volkswagen Passat. Wij zagen dat het slachtoffer [benadeelde] verschillende schaafwonden op haar rechterarm en been had. Ook zagen wij dat er in het voorwiel van het slachtoffer een slinger zat.
7. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik bestuurde die dag
[het hof begrijpt: 25 augustus 2022]die grijze taxi. Ik reed die middag op de Keizersgracht in Amsterdam. Ik kreeg van haar een trap tegen mijn auto. Ik sloeg rechtsaf de Vijzelstraat op.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
De raadsman heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht om geen onvoorwaardelijke straf en geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een fietser door met zijn auto op haar in te rijden, waarna de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. Het slachtoffer was een min of meer willekeurig slachtoffer en de aanleiding voor het aanrijden – een schop of klap tegen een vervoersmiddel - was totaal onbeduidend. Met dit rijgedrag heeft de verdachte een groot risico genomen dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Na een ongeval is een bestuurder bovendien verplicht om op de plaats van het incident te blijven. Dit heeft de verdachte niet gedaan. Dit zijn twee ernstige feiten, waarmee de verdachte nota bene als taxichauffeur een grote inbreuk heeft gemaakt op de veiligheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is een omstandigheid die geenszins aan het gedrag van de verdachte is te danken. En ook zonder het zwaar lichamelijk letsel zijn de gevolgen van het ongeval groot voor het slachtoffer, zoals door haar treffend is verwoord in een e-mail die voor aanvang van de zitting in hoger beroep is toegezonden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, en vindt – ten onrechte – vooral zichzelf slachtoffer in deze zaak.
Gelet op de ernst van de feiten en met inachtneming van de proceshouding van de verdachte acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Niet kan in deze zaak worden volstaan met een andere straf dan met een straf die de vrijheidsbeneming van de verdachte met zich brengt.
Het hof onderkent zonder meer dat de verdachte zelf ook fors is getroffen door de gevolgen van deze zaak. Hij is zijn chauffeurspas kwijtgeraakt en krijgt geen Verklaring Omtrent Gedrag meer vanwege deze strafzaak waardoor de verdachte ook een baan die hij na zijn chauffeurswerk was begonnen is kwijtgeraakt. De verdachte heeft nog altijd geen vast woonadres en zit al geruime tijd zonder baan. Het hof zal vanwege de gevolgen die de verdachte reeds van zijn handelen heeft ondervonden en de instabiliteit in zijn persoonlijk leven een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het hof acht al met al de eis van de advocaat-generaal passend en geboden.
Het hof zal daarnaast volstaan met een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van acht maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.685,04, bestaande uit € 685,04 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.341,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft haar vordering ter terechtzitting terug gebracht tot dit lagere, in eerste aanleg toegewezen, bedrag. De gestelde schade, te weten € 1.341,80, bestaat uit € 341,80 aan materiële schade voor reparatiekosten aan de fiets en € 1.000,00 aan immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade, te weten de schade aan haar fiets, heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade overweegt het hof dat de verdachte door zijn handelswijze een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijk levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, zoals hiervoor in de strafmotivering is overwogen. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde letsel, te weten blauwe plekken en schaafwonden op haar armen en benen opgelopen.
Gelet op het voorgaande acht het hof voldoende vaststaand dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte eraan heeft bijgedragen dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat de schade op grond van artikel 6:106 BW voor vergoeding in aanmerking komt.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal het hof de vordering tot immateriële schadevergoeding naar billijkheid begroten op € 1.000,00.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.341,80 (duizend driehonderdeenenveertig euro en tachtig cent) bestaande uit € 341,80 (driehonderdeenenveertig euro en tachtig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.341,80 (duizend driehonderdeenenveertig euro en tachtig cent) bestaande uit € 341,80 (driehonderdeenenveertig euro en tachtig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 augustus 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. R. van der Heijden en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2024.