ECLI:NL:GHAMS:2024:289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23-001425-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal in vereniging door middel van braak met oplegging van gevangenisstraf en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van winkeldiefstal in vereniging door middel van braak, gepleegd op 22 januari 2022 te Schiphol. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van cosmeticaproducten en flessen frisdrank, die toebehoorden aan respectievelijk [bedrijf01] en [bedrijf02]. De verdachte en zijn mededader hebben zich toegang verschaft tot de winkels door middel van braak, wat leidde tot de diefstal van de goederen.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring was gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de opsporingsambtenaren. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

De opgelegde straf bedraagt twee maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De benadeelde partij [bedrijf02] B.V. heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001425-22
datum uitspraak: 6 februari 2024
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-019634-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1988,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere cosmeticaproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), en/of;
- een of meerdere flessen frisdrank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 januari 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een ander
- cosmeticaproducten, die aan [bedrijf01] toebehoorden, en
- flessen frisdrank, die aan [bedrijf02] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 mei 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was op 22 januari 2022 op Schiphol met de medeverdachte. We zijn naar de desbetreffende winkels gegaan. Wij hebben de flesjes Cola en de parfum flesjes uit de koelkast en vitrine gehaald. De deur van de koelkast heb ik geopend.
2.
Een proces-verbaal van aanhouding van 23 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (digitale dossierpagina’s 7-10).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 22 januari 2022 waren wij, verbalisanten [verbalisant01] , [verbalisant02] en [verbalisant03] , op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Aldaar meldde een persoon aan mij dat een groepje personen goederen aan het wegnemen was bij een koeling.
Ik, [verbalisant03] , zag twee personen naar mij toe lopen. Ik zag dat bij het aanspreken de tweede persoon naar de prullenbak liep en daar verschillende producten aan het deponeren was. Ik zag dat in de prullenbak tien producten lagen van “ [bedrijf01] ”. Mij is bekend dat deze producten te koop zijn bij de huidproductenbalie. Toen ik naar deze huidproductenbalie liep, zag ik dat daar een kastje was opengebroken en ik zag verschillende producten in het kastje staan welke ik ook in de prullenbak had aangetroffen welke de tweede persoon daar had gedeponeerd.
Wij, verbalisanten, zagen dat de eerste persoon een tasje bij zich droeg welke gevuld was met flesjes coca cola. Mij is bekend dat deze flesjes te koop waren bij restaurant “ [bedrijf02] ” te Schiphol. Toen ik naar de koeling achter de balie van het restaurant liep, zag ik dat de koeling was opengebroken en deze niet meer volledig gevuld was.
Persoon 1 gaf ons een identiteitsbewijs met de volgende gegevens:
Naam: [medeverdachte01]
Voornaam: [medeverdachte01]
Geboortedatum: [geboortedatum02] -1998
Persoon 2 kon ons de volgende persoonsgegevens doorgeven:
Naam: [verdachte01]
Voornaam: [verdachte01]
Geboortedatum: [geboortedatum01] -1988
Wij, verbalisanten, zagen dat Wolanski een tasje in zijn rechterhand droeg. Wij zagen dat de opdruk van dit tasje was “ [bedrijf01] ”. In dit tasje zagen wij het volgende: producten van “ [bedrijf01] ”, verschillende huidtesters van hetzelfde merk, flesjes Coca Cola Zero en een Calvin Klein luchtje.
Wij, verbalisanten, zagen dat Mroz een rugtas bij zich droeg. In de rugzak zagen wij flesjes Coca Cola zero en Coca Cola.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 24 januari 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (digitale dossierpagina's 61-62).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 januari 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige01]:
Op 22 januari 2022 is er een diefstal gepleegd in de winkel Crossroads, Schiphol Airport. Wij doen aangifte van diefstal van flesjes coca cola zero en coca cola original.
De diefstal heeft plaatsgevonden door middel van braak. In de deur van de koelkast is een slot ingebouwd met een sleutel. Deze deuren waren gesloten ten tijde van de diefstal. Ik zag dat het slot was geforceerd. Ik zag dat het draaimechanisme van het slot verbogen was.
4.
Een proces-verbaal van aangifte van 23 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (digitale dossierpagina’s 65-66).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 januari 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige02]:
Op 22 januari 2022 was ik werkzaam bij [bedrijf01] te Schiphol. Het betreft een skin care producten winkel. Omstreeks 17.00 uur gingen ik en mijn collega de winkel afsluiten. Alle producten zetten wij terug in afsluitbare kastjes, deze kastjes doen we daarna met een sleutel op slot. Ik controleerde of ik alle kastjes met producten erin op slot had gedaan, dit had ik ook. Ik zag dat er op geen een van de kastjes schade zat.
Vanochtend vertelde een andere medewerker van [bedrijf01] dat er iemand had ingebroken. De producten welke jullie hebben aangetroffen op de verdachten komen overeen met de producten welke wij verkopen in onze winkel.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met de medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal van cosmeticaproducten en flessen frisdrank door middel van braak bij twee winkels op Schiphol. Door aldus te handelen heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van de winkeliers en slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen financieel gewin. Winkeldiefstallen brengen naast overlast ook extra kosten voor de winkeliers met zich mee, met name wanneer zoals in het onderhavige geval de diefstal plaatsvindt door middel van braak. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2024 is hij eerder wegens vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Daarnaast constateert het hof dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu aan de verdachte na het onderhavige feit meerdere straffen zijn opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf02] B.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 505,00 bestaande uit materiële schade. Daarnaast heeft zij € 75,00 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf02] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf02] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 februari 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]