ECLI:NL:GHAMS:2024:2870

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23-003391-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplichtigheid aan poging tot uitlokking van moord met betrekking tot liquidaties in crimineel milieu

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor medeplichtigheid aan de poging tot uitlokking van moord. De zaak betreft een criminele organisatie die betrokken was bij meerdere liquidaties en pogingen daartoe in Nederland tussen 2012 en 2016. De verdachte heeft een voorschot van € 75.000,00 overgedragen voor een geplande liquidatie, terwijl hij wist dat dit bedrag bedoeld was voor moord. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte voornamelijk gebaseerd op Ennetcom-berichten, waarin hij communiceerde over de liquidatieplannen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele activiteiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de uitlokking van moord. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003391-22
datum uitspraak: 15 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-060965-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2023, 9 september 2024, 18 september 2024, 19 september 2024, 1 oktober 2024 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft gepoogd om een ander, te weten een of meer NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”,
door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen om een misdrijf, te weten het meermalen (mede)plegen van moord (als bedoeld in artikel 289 en artikel 47 lid 1 ahf en onder 1° Wetboek van strafrecht), op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , te begaan, door
  • die NN personen een bedrag van € 500.000,-, in elk geval enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen, als beloning voor het plegen van de moord op die [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] en/of
  • aan die NN personen een bedrag van € 75.000,-, in elk geval enig geldbedrag, over te dragen als voorschot;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven andere personen op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft gepoogd om een ander, te weten een of meer NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”,
door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen om een misdrijf, te weten het meermalen (mede)plegen van moord (als bedoeld in artikel 289 en art. 47 lid 1ahf en onder 2° Wetboek van strafrecht), op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , te begaan,
door die NN personen, een bedrag van € 500.000,-, in elk geval enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen, als beloning voor het plegen van de moord op die [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 september 2015 te Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door al dan niet met tussenkomst van een of meer onbekend gebleven andere personen aan die NN personen, een bedrag van € 75.000,-, in elk geval enig geldbedrag, over te dragen als voorschot;
meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Amsterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk uitlokken van het meermalen (mede)plegen van moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht jo artikel 47 lid 1 ahf en onder 2° Wetboek van strafrecht), op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] ,
opzettelijk een of meer voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, te weten een bedrag van € 75.000,-, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waartegen beroep

Het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

4.Inleiding

4.1
Achtergrond
In de periode van 2012 tot en met 2016 hebben (onder meer) in Nederland meerdere liquidaties of pogingen daartoe plaatsgevonden die verband met elkaar lijken te hebben. Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken die naar aanleiding daarvan zijn gestart, en zo ook beschreven in het onderhavige dossier, kan worden opgemaakt dat een en ander is terug te voeren op een vete tussen twee groepen in het criminele milieu. Grofweg zijn deze twee groepen te onderscheiden in de groep van wijlen [persoon 1] en de groep van [persoon 15] . [1]
4.2
Ennetcom-berichten
In april 2016 werden in het kader van het strafrechtelijke onderzoek 26Lemont de servers van het bedrijf Ennetcom in Canada in beslag genomen. Op deze servers bleek een grote hoeveelheid tekstberichten bewaard gebleven die in de periode van 2012 tot en met april 2016 door de gebruikers van daarvoor speciaal geschikt gemaakte mobiele telefoons van het merk BlackBerry (hierna: PGP-telefoons) waren verzonden. De gebruikers konden hiermee, door het gebruik van e-mail met encryptie, met elkaar communiceren. De e-mailadressen werden in voorkomende gevallen in de adresboeken van de PGP-telefoons van medegebruikers opgeslagen onder (diverse) bijnamen.
De van de servers afkomstige data zijn veiliggesteld ten behoeve van verschillende strafrechtelijke onderzoeken. Zo ook voor het onderhavige onderzoek 13Maracane.
4.3
Onderzoek 13Maracane
Het dossier 13Maracane bestaat voor een belangrijk deel uit berichten die zijn verzonden via de servers van Ennetcom en die zijn opgenomen in de zogenoemde dataset 13Maracane. De verdediging heeft daarover de beschikking gekregen.
Het onderzoek 13Maracane heeft betrekking op negen (gewezen) verdachten, te weten: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] en de verdachte. Zij worden of werden ervan beschuldigd, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken te zijn geweest bij een of meer pogingen tot liquidaties, voorbereidingen daartoe dan wel pogingen tot uitlokking van liquidaties. Zeven verdachten worden of werden er tevens van beschuldigd deel te hebben genomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van moord. Eén verdachte ( [medeverdachte 10] ) wordt in dit verband (uitsluitend) verweten dat hij 34 automatische vuurwapens (van het merk Kalasjnikov) voorhanden heeft gehad. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] en de verdachte zijn door de rechtbank veroordeeld. In hoger beroep zijn uiteindelijk alleen nog de zaken tegen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10] en de verdachte aan de orde.
Voor de leesbaarheid van het arrest zal het hof in plaats van de termen ‘verdachte’ en ‘(gewezen) medeverdachte’ de namen van de (gewezen) (mede)verdachte(n) gebruiken.
4.4
Omvang hoger beroep
Het onderzoek 13Maracane bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken, opgenomen in verschillende zaaksdossiers (ZD), die ook onderling met elkaar verweven zijn, meer in het bijzonder vanwege de daarop gebaseerde verdenking van deelneming aan een criminele organisatie. Het betreft negen deelonderzoeken met de volgende benamingen:
ZD1: poging dan wel voorbereiding liquidatie [persoon 2] in 2014 en voorbereiding liquidatie [persoon 2] in 2015;
ZD2: voorbereiding liquidatie [persoon 3] ;
ZD3: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [beoogd slachtoffer 1] ;
ZD4: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [beoogd slachtoffer 2] ;
ZD5: voorbereiding liquidatie [persoon 4] en [persoon 5] ;
ZD6: voorbereiding liquidatie [persoon 6] ;
ZD7: voorhanden hebben 34 automatische vuurwapens;
ZD8: voorbereiding liquidatie [persoon 7] , [persoon 8] , [persoon 9] en [persoon 10] ;
ZD9: deelname aan een criminele organisatie.
[verdachte] wordt strafbare betrokkenheid verweten bij de feiten zoals aan de orde in ZD3 en ZD4.

5.Beoordeling van het bewijs

5.1
Identificatie Ennetcom-gebruikers
Het tegen [verdachte] en de (gewezen) medeverdachten gepresenteerde bewijs bestaat, zoals hiervoor al genoemd, in belangrijke mate uit Ennetcom-berichten. Hieronder zullen de voor de beoordeling van ZD3 en ZD4 belangrijkste Ennetcom-berichten worden weergegeven. Voor de leesbaarheid zijn de emailadressen waarmee berichten zijn verstuurd of ontvangen – voor zover mogelijk – vervangen door de namen van de geïdentificeerde gebruikers. [medeverdachte 2] heeft als getuige in hoger beroep het gebruik van het door de politie aan hem toegeschreven e-mailadres erkend. In hoger beroep heeft [verdachte] eveneens erkend dat hij de gebruiker was van het door de politie aan hem toegeschreven e-mailadres en dat hij desbetreffende, hieronder vermelde berichten heeft verstuurd of ontvangen. Bovendien heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van onderstaand e-mailadres. De identificatie van de overige gebruikers van deze e-mailadressen is door de verdediging niet betwist. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen [2] vast dat het gaat om de volgende e-mailadressen en gebruikers, waarbij tevens de meest gebruikte bijnamen (voor zover relevant) zijn vermeld:
 [Ennetcom-gebruikersnaam 1] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) betreft [medeverdachte 2] ( [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] ) [3]
[Ennetcom-gebruikersnaam 2] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) betreft [medeverdachte 3] ( [bijnaam 4] ) [4]
[Ennetcom-gebruikersnaam 3] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) betreft [medeverdachte 1] ( [bijnaam 5] , [bijnaam 6] ) [5]
[Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 4] ) betreft [medeverdachte 4] ( [bijnaam 7] ) [6]
[Ennetcom-gebruikersnaam 5] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 5] ) betreft [medeverdachte 8] ( [bijnaam 8] , [bijnaam 9] ) [7]
 [Ennetcom-gebruikersnaam 6] @ennetcom.com (hierna: [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) betreft [verdachte] [8]
5.2
Poging tot uitlokking van moord op [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2]
[verdachte] wordt verweten dat hij zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot uitlokking van ‘de tattoos’ om [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] te vermoorden door aan hen een bedrag van € 500.000,00 in het vooruitzicht te stellen als beloning voor het plegen van die moorden en een bedrag van € 75.000,00 over te dragen als voorschot. Subsidiair is deze gedraging ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot uitlokken en meer subsidiair als het medeplegen van voorbereidingshandelingen.
5.2.1
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen, omdat – samengevat – uit de hieronder nader te bespreken Ennetcom-berichten blijkt dat [verdachte] wist dat hij een bedrag van € 75.000,00 overdroeg dat bedoeld was om iemand te laten vermoorden en omdat hij door het voorschot over te dragen een significante bijdrage heeft geleverd aan de poging tot uitlokking van de liquidaties.
5.2.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken omdat – samengevat:
  • i) uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat nooit sprake is geweest van een uit te lokken liquidatie en een poging daartoe dus onmogelijk was, zodat in zoverre sprake is geweest van een absoluut ondeugdelijke poging;
  • ii) als moet worden aangenomen dat wel sprake was van uitlokking, uit de Ennetcom-berichten volgt dat de uitlokking reeds was voltooid, zodat van een strafbare poging geen sprake meer kan zijn;
  • iii) uit de Ennetcom-berichten tussen anderen geen wetenschap van [verdachte] kan worden afgeleid, omdat nergens uit blijkt dat hij met de inhoud van deze berichten bekend was;
  • iv) uit de aan [verdachte] verzonden berichten die wetenschap evenmin kan worden afgeleid, omdat een bericht van de verzender niets zegt over de intentie van de ontvanger;
  • v) het bewijs tegen [verdachte] alleen volgt uit Ennetcom-berichten, zodat sprake is van slechts één bron en dus niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan;
  • vi) [verdachte] zich in opdracht van [medeverdachte 1] alleen bezighield met ‘geldtransporten en geldzaken in het algemeen’, hij er nooit – en ook in het geval van de door hem afgegeven € 75.000,00 – mee bekend was waarvoor het geld bestemd was en uit de termen ‘hitten’ en ‘kieren’ niet volgt dat het bedrag van € 75.000,00 bestemd was voor een moord, nu deze termen meerdere betekenissen hebben;
  • vii) er onvoldoende bewijs is voor medeplegen, omdat nergens uit blijkt van een daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerken tussen [verdachte] en diens beweerdelijke mededaders;
  • viii) er onvoldoende bewijs is voor medeplichtigheid, omdat er geen bewijs is voor het vereiste ‘dubbel opzet’ van [verdachte] .
Hieronder zal – waar nodig – uitvoeriger worden ingegaan op de door de verdediging ingenomen stellingen.
5.2.3
Juridisch kader poging tot uitlokking
Artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt als volgt:
Poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, is strafbaar, met dien verstande dat geen zwaardere straf wordt uitgesproken dan ter zake van poging tot het misdrijf of, indien zodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.
De uitlokkingsmiddelen van artikel 47, eerste lid, onder 2, Sr moeten zijn gebruikt. Dit artikelonderdeel luidt als volgt:
1. Als dader van een strafbaar feit worden gestraft:
(…)
2. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Het gaat bij de toepassing van artikel 46a Sr om gedragingen die er niet toe leiden dat het tot een begin van uitvoering komt van het misdrijf waarop die gedragingen waren gericht (vgl. HR 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5969).
Van een begin van uitvoering zal in de regel sprake zijn als een uitlokkingsmiddel is gebruikt. Het gebruiken van een uitlokkingsmiddel dient naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te zijn gericht op het voltooien van het delict van artikel 46a Sr in verbinding met het voorgenomen strafbare feit. Het pogen om een ander te bewegen impliceert opzet, dat gericht moet zijn op het laten begaan van een misdrijf door een ander. Van ‘bewegen’ is ook sprake als de persoon tot wie de poging zich richt van meet af aan ongevoelig is geweest voor het plan.
Artikel 46a Sr wordt volgens de wetsgeschiedenis gekenmerkt door het gegeven dat degene die wordt benaderd niet uitvoert waartoe de ander hem tracht te verleiden. De ander laat zich dus niet overhalen, dan wel wordt hij door de ander op een heel ander idee gebracht dan de bedoeling van die ander was.
Dat degene die het voornemen al heeft niet nog eens dat voornemen aangepraat kan worden wil alleen maar zeggen dat die ander niet meer bewogen kan worden, en dat het bij een ‘trachten te bewegen’ is gebleven.
5.2.4
Beoogde slachtoffers
De in de tenlastelegging genoemde [beoogd slachtoffer 1] betreft wijlen [9] [beoogd slachtoffer 1] . Hij was vanaf 2012 president van het Amsterdamse chapter van de motorclub [motorclub] . [beoogd slachtoffer 1] had, zo blijkt uit diens foto [10] , een corpulent postuur. Het lijdt voor het hof geen twijfel dat met de in de – hieronder aangehaalde – berichten genoemde ‘ [beoogd slachtoffer 1] ’ en ‘die dikke van de motorclub’ [beoogd slachtoffer 1] is bedoeld. Dat is overigens door de verdediging ook niet bestreden.
De in de tenlastelegging genoemde [beoogd slachtoffer 2] betreft [beoogd slachtoffer 2] . In het onderzoek 13Ebetsu naar de dubbele liquidatie in de Staatsliedenbuurt is hij als verdachte aangemerkt, zij het dat dit (nog) niet heeft geleid tot diens vervolging. Bij die liquidatie kwam ook [persoon 11] om het leven. Hij was de broer van bovengenoemde [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] heeft in het onderzoek 13Ebetsu verschillende verklaringen afgelegd die – samengevat – inhouden dat hij informatie had ontvangen dat ‘ [bijnaam 10] ’ de (het hof begrijpt: bij de liquidatie gebruikte) Golf had bestuurd. Later heeft hij van een selectie foto’s [beoogd slachtoffer 2] aangewezen als [bijnaam 10] . Die bijnaam van [beoogd slachtoffer 2] is ook bij de politie bekend.
Het lijdt voor het hof geen twijfel dat met de in de hieronder aangehaalde berichten genoemde ‘ [bijnaam 10] ’, [beoogd slachtoffer 2] wordt bedoeld. In één bericht wordt zelfs zijn achternaam (‘ [beoogd slachtoffer 2] ’) genoemd. Deze conclusie is overigens door de verdediging ook niet bestreden.
5.2.5
Ennetcom-berichten
Op 7 augustus 2015 bericht [medeverdachte 3] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) aan [medeverdachte 4] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] ) dat hij binnenkort een nummer krijgt van die ‘tattookillers’. Ook schrijft [medeverdachte 3] : “Die [persoon 12] die met [bijnaam 11] zat, die zit nu met [bijnaam 1] ’. [bijnaam 11] betreft de bijnaam van [persoon 13] die ongeveer drie maanden gedetineerd heeft gezeten met [persoon 12] . [bijnaam 1] is, zoals hierboven reeds is benoemd, een van de bijnamen die gebruikt werd voor [medeverdachte 2] . Hij zat op 7 augustus 2015 gedetineerd met [persoon 12] . [medeverdachte 4] reageert op het bericht van [medeverdachte 3] met: “Top. Die waren altijd al goed met [bijnaam 12] ”. Met [bijnaam 12] wordt kennelijk [persoon 15] bedoeld, die blijkens een (hieronder weergegeven) bericht van [medeverdachte 8] ‘vast’ zat. [persoon 15] zat ten tijde van de aangehaalde berichten gedetineerd in Marokko.
De ‘tattookillers’ is de benaming van een groep personen die ervan verdacht wordt meerdere liquidaties te hebben gepleegd. Vier van hen zijn veroordeeld voor een mislukte liquidatie op 10 augustus 2009 in Amsterdam. Eén van hen is [persoon 12] . Uit notities van de penitentiaire inrichting waar [persoon 12] en [medeverdachte 2] gelijktijdig hebben verbleven blijkt dat zij goed contact hadden.
Verder zijn de volgende berichten van belang.
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 1] :
He lekkker ding met [bijnaam 6] Sprak net [bijnaam 9]
En gister je zusje over dat niemand reageert
Die [bijnaam 4] is druk en laat steeds die tel thuis
Dus ik d8 mailje gwn met de mijneee
Gezellig tog hahaha
[medeverdachte 2] :
Ewa snelle hahahahahaahha had 1 van jullie nodig heb alles in elkaar gezet voor die [bijnaam 10] en die [beoogd slachtoffer 1] maar ze vragen totaal 5t voor die bolle vragen ze 3 en die [bijnaam 10] 2t maar je hoeft niks te doen hun regelen alles zelf
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 1] : […]
Over die [beoogd slachtoffer 1] is teveel voor die waardeloze flikker tog
Die andere man gaf wel boodschap
Doorgaan met nakken[…]
Voor die [bijnaam 10] die moet zoiezo
Als jij zegt is goed dan doe we dat bro
[medeverdachte 2] :
Volgens mij weet je niet wat er met die [beoogd slachtoffer 1] was he hij had [bijnaam 12] bijna genakt die bo had gps onder me auto gegooit en met info aan die [beoogd slachtoffer 1] gegeven had een keer afspraak met [bijnaam 12] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans geven om het nog eens te proberen
[medeverdachte 1] : […]
Direct vegfen ze moer
Zorg wel aub dat niks naar jou leidt
Want heb liever dat hij blijft leven dan dat jij voor hem moet bakken
Ik zet papieren klaar voor ze
Zodra het geregeld is
Kunnen ze doekoe krijgen waar en wnr ze willen
[medeverdachte 2] :
Ze vragen barkie vooraf zijn die tattoe gasten he maar ze gaan meteen ook achter die [bijnaam 10] alles in elkaar zetten
Berichten van 13 augustus 2015 tussen [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ), [medeverdachte 3] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 4] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 1] :
5 t voor [beoogd slachtoffer 1] en [bijnaam 10]
Alles wordt geregeld allene betalen
Ja of nee
Ff snel antwoord aub???
[medeverdachte 3] :
Direct bro!!!
[medeverdachte 4] :
Ik zeg ja. Maar kan 1 dag wachten op antwoord van [bijnaam 12]
[medeverdachte 1] :
Dit zegt [bijnaam 2] over [beoogd slachtoffer 1]
Volgens mij weet je niet wat er met die [beoogd slachtoffer 1] was he hij had [bijnaam 12] bijna genakt die bo had gps onder me auto gegooit en met info aan die [beoogd slachtoffer 1] gegeven had een keer afspraak met [bijnaam 12] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans geven om het nog eens te proberen
[medeverdachte 4]
: T7an a broer direct T7annnnnn [11]
Berichten van 15 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 1]
OKee topp ga em zeggen bro
Dikke conna s daarbinnen he
[medeverdachte 2]
Bro deze bajes waar ik zit alleen maar gekke killers a zebbie iedereen zit hier voor moord
Hahahahahhahaha en ze hebben honger als de gekkk
[medeverdachte 1]
Hahaha gruwelijkkkk
Dikke uitzendbureau hoor
[medeverdachte 2]
Ben ze aan het scouten hahahahahahahahhahahahahaha die hele team van de tattoe gasten zijn ook met ons zorg al 2 jaar voor ze hier binnen je gaat zien ouwe
[…]
Berichten van 13 en 15 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] )
[medeverdachte 2] :
Bro [bijnaam 13] gaat je mailen haal paar foto’s bij hem op ga je zaterdag zeggen wat je er mee moet doen en bewaar ze niet thuis bro dikke kus
[Ennetcom-gebruikersnaam 7] @ennetcom.com
Dit is [bijnaam 13] ze mail tekst em en pak die foto’s van hem bewaar ze niet thuis
[medeverdachte 8] :
Iwa leg me even uit wat die foto’s zijn bro. Dan weet ik gelijk wat ik in handen heb.
[medeverdachte 2] :
Is foto van de [bijnaam 10] en die [persoon 3] [persoon 16] en nog iemand snapje em nu
[medeverdachte 8] :
Ja ik snap m broeder. Had je goed gesprek met [bijnaam 6] ?
[medeverdachte 2] :
Ja zoiezo bro eerste gesprek wat ie me stuurt is we hebben onze patron nodig hahahahahahahahahaha
[…]
[medeverdachte 8]
omdat [bijnaam 12] nu vastzit man. Dus ik dacht als jij vrij was dan was alles makkelijk. Heb je al datum van je zitting?
[…]
[medeverdachte 8] :
Inchallah broer. Die foto’s moet ik gewoon ergens bewaren toch? Tot je me zegt hoe en wat?
[medeverdachte 2] :
Ja ga je nog pap laten brengen een barkie doezoe en een nummer en een foto van die [bijnaam 10] met ze adres er in moet je die nr smsen en die paps en info afgeven
Berichten van 15 augustus 2015 tussen [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] ) en [bijnaam 13]
[medeverdachte 8] :
Salam bro, hoe is het. Kan ik je straks zien om die foto’s te pakken. Groetjes [bijnaam 8]
[…]
[medeverdachte 8] :
10 min max. Waar in west? Zelfde plaats als vorige keer? En welke auto zit je
[bijnaam 13] :
Nee kom bij turkse moskee vlakbij [locatie]
[…]
Berichten van 18 augustus 2015 tussen [medeverdachte 3] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 4] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 3] :
Die tattoos willen alvast ton voorschot voor [bijnaam 10] en [beoogd slachtoffer 1] . Die baas van hun zit naaste [bijnaam 1] als ik met hem tekst.
Zeg je eerlijk heb wel vertrouwen in hun. Wat zeggen jullie??
[medeverdachte 4]
Ik zeg zeker JA maar niet nu
Eerst horloges van [bijnaam 12] regelen
En als [bijnaam 12] er is dan beslissingen voor hitters
Maar gaan nu geen ton geven
Berichen van 27 augustus 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 2] :
Ben bezig met die dikke van die moter club heb iemand geregeld die bij em in de club zit die em gaat brengen hahahahhahahahahahhahahahaha
[medeverdachte 1] :
Gruwelijk dat is top
Gister hadden we bijna die ene flikker he
Ze kk moer is op nippertje gevlucht
Berichten van 11 september 2015 tussen [medeverdachte 3] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 2] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 3] :
[bijnaam 12] zei geef [bijnaam 2] die 75 voor die tattoos
[medeverdachte 1] :
Oke bro
Berichten van 17 september 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 2] : […]
ej trouwens ff iets anders [bijnaam 4] zei je toch van die 75 of niet voor die je weet wel
wat
[medeverdachte 1] :
nog steeds ouwe hahhaha
Ja man ik weet bro
Waar moet dat heen dan ???
Berichten van 17 september 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 1] :
75 k afgeven aub bro [telefoonnummer]
Alleen smsen
Gebruik nieuw nr en gelijk nr dumpen
Is voor iemand hitten hahahah
Ref tatoo
[verdachte] :
Hahaha gruwelijk staat bro
75kp reageert niet op sms
[medeverdachte 1] :
Oke bro
Berichten van 17 en 18 september 2015 tussen [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] )
[medeverdachte 1] :
Ze reageren niet op sms voor die 75 kop
Dat je. Weeet
[medeverdachte 2] :
Ja 4 dagen is ie er pas die ezel hij zou er al 16e zijn
[medeverdachte 1] :
Ke bro we w8en no stresss
Salam bro
10 k is afgegeven aan [bijnaam 9]
Mag ik alleen nog weten voor wat t is
Dan noteer ik dat erbij
Lijpe boekhouder ah broer hahaha
En die man reageert niet op sms voor die 75 k
Bericht van 20 september 2015 van [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) aan [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 2] :
Die 10 kop is voor mij je weet heb paar boys waar ik voor zorg in de bajes je weet soldaten geef ze 5barkies enzo om boodschappen te doen me neefje is jarig en die onzin je weet zelf alles kost geld hahahahahaha en die 75 is met 4 dagen bro sms die nummer die ik je gaf
Berichten van 20 september 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 8] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 5] )
[medeverdachte 2] :
Heb je die foto’s nog die je had opgehaald van die [bijnaam 13] zie je een nigger toch kan je die foto op een mail zetten en die e-mail en wachtwoord naar me toe sturen
[medeverdachte 8] :
Ok broer. Zal ze allemaal zetten of alleen die zwarte?
[medeverdachte 2] :
Alleen die zwarte [beoogd slachtoffer 2] of zo staat er onder
[medeverdachte 8] :
Ok. Ik ga dat morgen doen dan in internetcafe broer.
Een gesprek van 25 september 2015 tussen [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] )
[medeverdachte 1] :
Salam bro
Kijk aub of die nokia nr al aan is voor die 75 k afgeven
En gooi strx sleutels van [bijnaam 14] in me brievenbus aub
[huisnummer] is me huisnr
[verdachte] :
5pk afgegeven
Sleutel ligt in je bus
Nokia heeft niet gereageerd
Berichten van 29 september 2015 tussen [medeverdachte 2] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 1] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[medeverdachte 2] :
Ewa snelle heb je die man te pakken gehad hij is al terug voor die 75
[medeverdachte 1] :
Nee man bro. Ik ga weer ff kijken dan
[medeverdachte 2] :
Ga je nu bellen wella
[medeverdachte 1] :
Ik heb bericht gestuurd. Dta ze moeten smsen. Dus ze gaan gelijk smsen. Ik w8 op reactie
[medeverdachte 2] :
Ok is goed ben hier met die man
Berichten van 29 september 2015 tussen [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) en [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
Oke hij regeert komt zo naar adam
[medeverdachte 1] :
Oke bro
Hoor je als is gelukt
[verdachte] :
10kp futsal afgegeven
[medeverdachte 1] :
Oke thnx
Over hoelang is die man van 75 k er ?? 10 kp futsel afgegeven
[verdachte] :
Met een uurtje ong. Hij zat in friesland
[medeverdachte 1] :
Oke bro
Is voor iemand kieren he hahahahahahahahahahaha
Maar deze jongen weet van niks
Is iemand die gaat als het goed is
Ze eigen gabber geven hahahahahahha
Zieke mensen hahah
Ben benieuwdddd of ze ons nakken of niet
[verdachte] :
Hahahahahahahahahahahahahahahahahaha lijp man. Als ze maar niet nakken kk jochies
[medeverdachte 1] :
is voorschot als ze nakken nakken ze niet veel
En staan ze ook op de lijst hahahah
Als ze seriues zijn krijgen ze veel meer
En is er veeeel werk voor ze
Vieze groep deze hoor
Als we deze hebben pfffff
Ze iedereen nakken
Ze moeten niet aans ons gelinkt worden oe saffi
Want iedereen vertrouwt ze
Bericht van 29 september 2015 van [verdachte] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 6] ) aan [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] )
[verdachte] :
Subject: Afgegeven
75 000 Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
Berichten van 29 september 2015 tussen [medeverdachte 1] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 3] ) en [medeverdachte 4] ( [Ennetcom-gebruikersnaam 4] )
[medeverdachte 1] :
75 k Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
Afgegeven aan die gasten van [bijnaam 3]
[medeverdachte 4] :
Wil t opslaan maar jij heb nog al mn notities.
5.2.6
Uitleg van de berichten
Mede in het licht van hetgeen over [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] is vastgesteld leidt het hof uit de hierboven aangehaalde berichten af dat door in elk geval [medeverdachte 2] het plan is opgevat om [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] om het leven te laten brengen. Daarover heeft hij in de gevangenis contact gehad met zijn medegedetineerde [persoon 12] , die behoorde tot de zogeheten ‘tattookillers’. [medeverdachte 2] heeft afgesproken dat (verder onbekend gebleven) ‘tattoos’ [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] voor € 500.000,00 zouden vermoorden. Ze vroegen € 100.000,00 als voorschot. Dit laat [medeverdachte 2] weten aan [medeverdachte 1] . Aan [medeverdachte 1] legt [medeverdachte 2] uit waarom ook [beoogd slachtoffer 1] dood moet. [medeverdachte 1] raakt daarvan onmiddellijk overtuigd en deelt dat ook met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , die ook instemmen met het plan. Voordat alles in gang gezet kan worden is er wel de goedkeuring nodig van [persoon 15] , die kennelijk als de ‘grote baas’ kan worden aangemerkt. Hij is uiteindelijk akkoord gegaan, maar heeft gezegd dat er € 75.000,00 als voorschot moet worden betaald. [medeverdachte 1] heeft vervolgens met [verdachte] afgesproken dat hij dat geld, dat bedoeld is voor ‘iemand hitten’, afgeeft. Uit de berichten blijkt dat [verdachte] dat uiteindelijk ook heeft gedaan. Ondertussen heeft [medeverdachte 2] met [medeverdachte 8] geregeld dat hij bij ‘ [bijnaam 13] ’ een foto van [beoogd slachtoffer 2] ophaalt, waarbij [medeverdachte 2] ook aankondigt dat het adres van [beoogd slachtoffer 2] en een bedrag van € 100.000,00 (‘barkie doezoe’) – welk bedrag dus overeenkomt met het bedrag dat [medeverdachte 2] kort daarvoor aan [medeverdachte 1] noemde – aan [medeverdachte 8] zullen worden gegeven, die dan moeten worden afgegeven.
Achteraf kan worden vastgesteld dat [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] niet om het leven zijn gebracht. Uit het dossier blijkt evenmin dat het tot een begin van uitvoering is gekomen van dit misdrijf waarop de gedragingen van [medeverdachte 2] en zijn mededaders waren gericht. De uitlokking was dus niet voltooid, zodat het verweer genoemd onder (ii) in paragraaf 5.2.2 moet worden verworpen.
Genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs dat [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging met anderen heeft gepoogd, door het in het vooruitzicht stellen van een beloning van € 500.000,00 en het bij wijze van voorschot betalen van € 75.000,00, één of meer personen te bewegen tot de moord op [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] .
Door de verdediging is nog aangevoerd dat het geldbedrag van € 75.000,00 in het geheel niet bedoeld was voor deze uitlokking, maar dat het geld voor ‘privédoeleinden van [medeverdachte 2] ’ was bestemd. Daartoe heeft de verdediging een beroep gedaan op de getuigenverklaring van [medeverdachte 2] ter terechtzitting in hoger beroep. Hij heeft – samengevat – verklaard dat hij vanuit detentie geen andere mogelijkheid meer had om geld, waar hij naar eigen zeggen nog recht op had, los te krijgen van zijn gesprekspartners door hen (in de woorden van het hof) ‘op te lichten’ met een verhaal over een liquidatie, maar dat hij er in werkelijkheid voor gezorgd heeft dat het geld aan zijn toenmalige zwager werd afgegeven, waarna het in het voorjaar van 2016 naar Marokko is gebracht zodat zijn zus daarmee een Mercedes G-Klasse kon invoeren. Dat kostte ongeveer € 60.000,00. Met het resterende bedrag zou een lening zijn afgelost waarmee eerder (namaak Cartier) armbandjes zouden zijn gekocht voor de toenmalige vriendin van [medeverdachte 2] .
Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring van [medeverdachte 2] . Gelet op het milieu waarin [medeverdachte 2] verkeerde is dit scenario al bijzonder ongeloofwaardig, omdat hij zich daarmee in een – voor hem en zijn naasten – potentieel zeer gevaarlijke situatie zou storten. Het lijkt immers onwaarschijnlijk, ondanks het andersluidende betoog van [medeverdachte 2] , dat zijn kompanen zich zonder enige consequentie onder valse voorwendselen € 75.000,00 afhandig zouden laten maken. Dit geldt te meer nu het volgens [medeverdachte 2] in ‘zijn wereld vooral om vertrouwen gaat’. Bovendien blijkt uit de berichtenwisselingen van na de afgifte van het geld van geen enkele animositeit tussen [medeverdachte 2] en de rest van de betrokkenen. [medeverdachte 2] heeft in elk geval in oktober 2015 contact met [persoon 17] over de liquidatie van de [personen] , waarbij hij verwijst naar [medeverdachte 3] voor de verdere afhandeling. [12]
De verklaring van [medeverdachte 2] is bovendien ongeloofwaardig, omdat hij ter zitting beweerde dat hij tot deze actie is overgegaan, omdat hij vanwege zijn detentie dringend geld nodig had. Dan verbaast het dat vervolgens de stelling wordt ingenomen dat het geld, via zijn zwager, is afgegeven aan zijn zus voor de invoer van een auto. Dit laatste onderdeel van zijn verklaring heeft [medeverdachte 2] bovendien pas in hoger beroep naar voren gebracht. Bij de rechtbank wilde [medeverdachte 2] niet verklaren waar het geld terecht was gekomen. In hoger beroep heeft [medeverdachte 2] zijn verklaring trachten te onderbouwen met een schriftelijke verklaring van zijn zus, voorzien van foto’s van een Mercedes G-klasse en armbanden, die daarin beweert € 73.000,00 van [medeverdachte 2] te hebben gekregen. Dat zou op zich best waar kunnen zijn, aangezien [medeverdachte 2] vanwege zijn handel in drugs vermoedelijk over grote contante geldbedragen kon beschikken. Maar uit de verklaring van de zus van [medeverdachte 2] valt in het geheel niet op te maken dat juist het in de Ennetcom-berichten genoemde bedrag van € 75.000,00, dat via [verdachte] is overgedragen, uiteindelijk bij zijn zus terecht is gekomen. In zoverre en ook overigens is het door [medeverdachte 2] gepresenteerde alternatieve scenario niet onderbouwd en ook anderszins vindt het geen steun in het dossier.
De verdediging heeft ter onderbouwing ook nog een beroep gedaan op een korte schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] van 9 juli 2023 en een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] van 30 augustus 2024 (bestaande uit antwoorden op de vragen van de verdediging van [medeverdachte 2] die naar verluidt via de raadsman van [medeverdachte 1] zijn verkregen), die op verzoek van de verdediging op de eerste dag van de inhoudelijke behandeling in hoger beroep in het dossier zijn gevoegd. Het hof merkt daarover in de eerste plaats op dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat deze verklaringen inderdaad van [medeverdachte 1] afkomstig zijn, bijvoorbeeld vanwege de verschillen in handtekening onder deze verklaringen, vergeleken met de handtekening op de kopie van het paspoort van [medeverdachte 1] . Reeds hierom slaat het hof geen acht op deze verklaringen. Maar zelfs als moet worden aangenomen dat de verklaringen daadwerkelijk van [medeverdachte 1] afkomstig zijn dan valt daaruit in het geheel niet op te maken hoe de beschreven antwoorden tot stand zijn gekomen. [medeverdachte 1] moet (na een inmiddels onherroepelijke veroordeling in onderhavige zaak tot een gevangenisstraf van 18 jaar) als voorvluchtig worden beschouwd, waardoor een getuigenverhoor – dat voldoet aan de eisen die daaraan in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld – van hem niet heeft kunnen plaatsvinden. Nu enige vorm van controle van deze schriftelijke verklaringen niet mogelijk is gebleken, kan er ook daarom geen acht op worden geslagen.
5.2.7
Opzet
Om te beginnen heeft de raadsman betoogd dat de wetenschap van [verdachte] niet kan worden afgeleid uit berichten die tussen anderen zijn verzonden, omdat hij daarmee niet bekend was. Dat is juist, maar doet aan het volgende niet af.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij met [medeverdachte 1] heeft gecommuniceerd over het afgeven van genoemde € 75.000,00 en dat hij dat bedrag daadwerkelijk aan een ander heeft doen overhandigen. [verdachte] heeft echter ontkend dat hij wist waarvoor het geldbedrag was bedoeld. In dat verband heeft hij ook verklaard dat hij gedurende langere periode geld voor [medeverdachte 1] in beheer heeft gehad en dat hij, op diens verzoek, ook geld in ontvangst nam en weer doorgaf. Voor dat laatste schakelde [verdachte] meestal andere personen in om – zo begrijpt het hof – het risico voor zichzelf te beperken. Er is volgens [verdachte] gedurende de tijd dat hij dit deed zo’n ‘drie à vier miljoen euro door zijn handen gegaan’. In zijn algemeenheid begreep [verdachte] wel dat dit geld ‘geen zuivere koffie’ was, maar hij heeft nooit gevraagd waar het geld vandaan kwam of waarvoor het bedoeld was. Dat geldt dus ook voor het bedrag van € 75.000,00 dat door [verdachte] op verzoek van [medeverdachte 1] is afgegeven. Volgens de verdediging kan daarom niet worden bewezen dat [verdachte] opzet had op de in de tenlastelegging genoemde moord op [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] .
Het hof volgt de verdediging hierin niet. Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte 1] aan [verdachte] meedeelt dat het bedrag van € 75.000,00 bedoeld was voor ‘iemand hitten’ en ‘iemand kieren’. Dat zijn termen, en zeker die eerste, die vaker als straattaal gebruikt worden voor het neerschieten of doodmaken van iemand. De verdediging heeft hier tegen ingebracht dat met ‘hitten’ ook slaan of mishandelen bedoeld kan zijn en met ‘kieren’ ook ‘stelen’ of ‘eten’. Dat is misschien in zijn algemeenheid juist, maar deze stelling miskent de context van de berichten waaraan ook [verdachte] deelnam. Om te beginnen was de afgifte van dit bedrag zo belangrijk dat daarvoor een nieuwe telefoon gebruikt moest worden, die ook meteen weer moest worden weggegooid. Bovendien is aan [verdachte] duidelijk gemaakt dat het (nog maar) om een voorschot ging. En [verdachte] moet hebben geweten dat in het criminele circuit – waarin deze transactie onmiskenbaar plaatsvond – niet, laat staan bij wijze van voorschot, een bedrag van € 75.000,00 wordt betaald om iemand in elkaar te slaan of om iemand te bestelen. Dat is in elk geval zo onwaarschijnlijk dat deze louter theoretische mogelijkheid, bij gebreke van ook maar enige onderbouwing, verder buiten beschouwing kan blijven. Bovendien wordt aan [verdachte] duidelijk gemaakt dat in het geval het bedrag van € 75.000,00 achterover zou worden gedrukt (‘genakt’), deze personen ‘ook op de lijst’ zouden komen te staan. Dat suggereert toch op zijn minst een lijst van personen die geweld moet worden aangedaan. En in dat verband is nog relevant dat [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij bij ‘hitten’ dacht aan het feit dat tegen iemand geweld zou worden gebruikt en de ‘vieze groep’ – die [medeverdachte 1] noemde – wellicht iets met geweld zou doen.
Samengevat komt het voorgaande er op neer dat [verdachte] :
  • geldtransacties verzorgde voor [medeverdachte 1] die zich, gelet op de omvang van de bedragen, kennelijk bezig hield met zware criminaliteit, in welk milieu ernstige vormen van geweld niet worden geschuwd;
  • op verzoek van [medeverdachte 1] een bedrag van € 75.000,00 heeft afgegeven dat als voorschot diende om iemand te ‘hitten’ of te ‘kieren’, termen die gebruikt worden om aan te duiden dat iemand zal worden neergeschoten/vermoord;
  • rondom de afgifte van het geldbedrag extra voorzichtig moest zijn, gelet op het verzoek om éénmalig gebruik te maken van een telefoon om te communiceren met degene aan wie het geld zou worden overgedragen;
  • wist dat dit bedrag bedoeld was voor één of meer personen die hij tot geweld in staat achtte, terwijl vanwege de hoogte van het betaalde bedrag, bovendien slechts een voorschot, onvoorstelbaar is dat dit bedoeld was om iemand ‘slechts’ te mishandelen of te bestelen en,
  • heeft nagelaten te vragen waarvoor het bedrag bestemd was.
Als onder de gegeven omstandigheden niet al sprake is van (boos) opzet, geldt dat [verdachte] op zijn minst de aanmerkelijk kans (dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid) heeft aanvaard dat hij een geldbedrag overhandigde dat, bij wijze van voorschot, als betaling diende voor het neerschieten/vermoorden van iemand, terwijl in zijn handelen (het daadwerkelijk overdragen van het geld) besloten ligt dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard. In zoverre is sprake van voorwaardelijk opzet.
Het verweer dat [verdachte] op de ten laste gelegde uitlokking van moord geen opzet had wordt dan ook verworpen.
5.2.8
Medeplegen
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt het hof dat in elk geval ten aanzien van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [persoon 15] – die overigens niet in de tenlastelegging is genoemd – sprake was van zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen. Dan is de vraag of [verdachte] ook als medepleger kan worden aangemerkt.
Vooropgesteld wordt dat het verwijt dat [verdachte] wordt gemaakt het medeplegen van een poging uitlokking betreft door aan NN-personen als beloning een bedrag van € 500.000,00 in het vooruitzicht te stellen en bij wijze van voorschot een bedrag van € 75.000,00 over te dragen. Doordat [verdachte] juist die laatste feitelijke handeling heeft verricht, wetende (in de zin van voorwaardelijk opzet) waarvoor dat geld bestemd was, is in zoverre sprake van een gezamenlijke uitvoering met [medeverdachte 1] in wiens opdracht [verdachte] handelde. Niettemin merkt het hof [verdachte] niet aan als medepleger, nu uit de bewijsmiddelen niet kan blijken van een intensieve samenwerking met [medeverdachte 1] ter zake van het plan om (een) ander(en) te bewegen [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] te liquideren, laat staan dat van een dergelijke samenwerking met één of meer van de andere hiervoor genoemde personen sprake was. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet van een onderlinge vooraf afgestemde taakverdeling, noch van een andere rol van [verdachte] in de voorbereiding of planning bij de uitlokking van de liquidatie. Sterker nog: niet bewezen kan worden dat [verdachte] überhaupt wist wie de beoogde slachtoffers waren en dat hij wist dat in totaal € 500.000,00 voor hun liquidatie in het vooruitzicht was gesteld. Alles in ogenschouw nemend is de rol van [verdachte] daarmee te beperkt om hem als mededader te kunnen aanmerken. Dat leidt tot de conclusie dat hij van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
5.2.9
Medeplichtigheid
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2° Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Uit hetgeen hiervoor al is overwogen volgt dat [verdachte] enerzijds (voorwaardelijk) opzet had op het misdrijf dat hij ondersteunde – het gronddelict (de poging tot uitlokking) – en anderzijds op die ondersteuning zelf. [verdachte] heeft immers met bedoelde wetenschap opzettelijk het geld afgeleverd aan iemand die er kennelijk voor moest zorgen dat het bij de beoogde uitvoerders van een moord terecht kwam.
Dat leidt tot de conclusie dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Aan het bewijs daarvan liggen niet enkel de Ennetcom-berichten ten grondslag, maar ook de verklaring van de verdachte dat hij het bedrag van € 75.000,00 daadwerkelijk heeft overhandigd. Reeds daarom kan ten slotte ook het verweer dat sprake is van bewijs uit slechts één bron niet slagen.

6.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de periode van 2 augustus 2015 tot en met 29 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging, hebben gepoogd om een ander, te weten een of meer NN-personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”, door giften en beloften te bewegen om een misdrijf, te weten het (mede)plegen van moord op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , te begaan, door die NN-personen een bedrag van € 500.000,00 in het vooruitzicht te stellen als beloning voor het plegen van de moord op die [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] , bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 september 2015 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door, al dan niet met tussenkomst van een of meer onbekend gebleven personen, aan die NN-personen, een bedrag van € 75.000,00 over te dragen als voorschot.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot uitlokking van moord.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde (en in hoger beroep primair ten laste gelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een beduidend lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de advocaat-generaal is geëist. De raadsman heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie onterecht stelt dat de verdachte op de hoogte was van de criminele organisatie, terwijl dit niet het geval was. De verdachte heeft een kleine rol gehad in het grotere geheel. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat het een feit van negen jaar geleden betreft en dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte sindsdien in positieve zin zijn veranderd. De raadsman heeft tot slot verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met het gewijzigde regime ter zake van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI), dat op 1 juli 2021 in werking is getreden.
Het hof heeft de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van een poging tot uitlokking van moord op [beoogd slachtoffer 1] en/of [beoogd slachtoffer 2] . Hij heeft een voorschot van € 75.000,00 overgedragen voor de geplande liquidatie van hen. Zijn bijdrage is een belangrijke schakel geweest in het mogelijk verwezenlijken van hun dood. Uit het dossier blijkt dat de verdachte zich zeer bewust was van waar het geld dat hij heeft overgedragen voor bedoeld was. Toen de verdachte werd meegedeeld dat het voorschot bedoeld was voor ‘iemand hitten’ en ‘iemand kieren’ reageerde hij met ‘
hahaha gruwlijk staat bro’ en ‘
Hahahahahahahahahahahahahahahahahaha lijp man. Als ze maar niet nakken kk jochies’.Het hof rekent de verdachte zijn zeer onverschillige houding aan. Door zich willens en wetens te lenen voor het overdragen van een geldbedrag dat bedoeld was om personen te laten vermoorden heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor andermans leven. Bovendien heeft het niet aan de verdachte gelegen dat de uitvoering van de geplande moord op [beoogd slachtoffer 1] en [beoogd slachtoffer 2] uiteindelijk niet is voltooid.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 9 september 2024 blijkt dat aan de verdachte in 2016 een boete is opgelegd voor het overtreden van het Vuurwerkbesluit. Bij het bepalen van de strafmaat in deze zaak komt aan deze veroordeling geen betekenis toe.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen reden tot strafmatiging. Weliswaar gaat het in deze zaak om feiten van langer geleden, heeft de verdachte nadien voor zover bekend geen strafbare feiten gepleegd en heeft hij in zijn persoonlijke leven last gehad van de gevolgen die de strafvervolging hebben meegebracht, maar dit is – in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over de ernst van het feit en de rol van de verdachte – van onvoldoende gewicht om hieraan strafmatigende betekenis toe te kennen.
Wet straffen en beschermen
Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de verdediging verzocht, bij de strafoplegging rekening te houden met het gewijzigde VI-regime. Het hof wijst erop dat onder het oude regime geen zekerheid bestond dat voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden verleend. De veroordeelde kwam van rechtswege in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling maar of dit plaatsvond was afhankelijk van het gedrag van de veroordeelde. Overigens is de duur van de mogelijke voorwaardelijke invrijheidsstelling bij de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf onder het oude regime dezelfde als onder het nieuwe regime.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof zich rekenschap gegeven van de gevolgen voor de verdachte van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging
Strafoplegging
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, zoals hiervoor toegelicht, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof komt tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal is geëist, omdat het bij het bepalen van de straf rekening heeft gehouden met de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte 2] is opgelegd en hoe deze straffen zich, mede gelet op ieders rol, tot elkaar verhouden.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het belangrijkste doel voor het hof bij het opleggen van een straf in deze zaak is de vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en wat hij met zijn handelen heeft willen teweegbrengen. Daarnaast ziet het hof als doel van de bestraffing dat anderen ervan worden weerhouden om dit soort misdrijven te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bij arrest de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het hof zal deze vordering afwijzen. Het bewezen verklaarde feit is ongeveer negen jaar geleden gepleegd. De verdachte is al geruime tijd – sinds mei 2021 – op vrije voeten. Niet is gebleken dat hij zich sindsdien opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Gelet hierop acht het hof gevangenneming op dit moment niet opportuun.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46a, 47, 48 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. M.L. Leenaers en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 oktober 2024.
BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
[…]

Voetnoten

1.Zie proces-verbaal van start onderzoek van 20 april 2018, ZD Start PV, map 1/6
2.Aangezien de hier bedoelde identificaties – met bijbehorende bijnamen – niet zijn betwist volstaat het hof met de zakelijke weergave in het arrest van de redengevende inhoud en het opnemen van de vindplaats van de gebruikte bewijsmiddelen in voetnoten.
3.Verklaring van [medeverdachte 2] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 september 2022; het Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 2] als gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 1] @ennetcom.com’ van 6 maart 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 1), pag. RI – 8 tot en met RI – 27, en meer in het bijzonder pag. RI – 10; het Proces-verbaal van relaas, ‘Zaaksdossier 03: voorbereidingen liquidatie [beoogd slachtoffer 1] ’ van 20 september 2021, opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445, pagina’s 1 tot en met 19, en meer in het bijzonder pag. 11. De verklaring van [medeverdachte 2] als getuige afgelegd in hoger beroep op 18 september 2024.
4.TGO Bosnië a19, ZD 02, pagina’s 07457 e.v. (overgelegd door Openbaar Ministerie op 18 juli 2024)
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificaties PGP’s [medeverdachte 1] ’ van 25 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 2), pag. RI – 900 tot en met RI – 928, en meer in het bijzonder pag. RI – 907 tot en met RI – 914; het Proces-verbaal bevindingen ‘vermoedelijk begin van uitvoering door ‘tattookillers’ van 30 juni 2022 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T 110, ZD 03, pagina 199 ( [bijnaam 5] ) en het Proces-verbaal relaas zaaksdossier 04, van 23 september 2021 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445, pagina 6 ( [bijnaam 6] ) en de verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd in hoger beroep op 9 september 2024 inhoudende dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van het PGP account [Ennetcom-gebruikersnaam 3] @ennetcom.com en dat [bijnaam 6] [medeverdachte 1] is.
6.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 4] vermoedelijke gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com (…)’ van 29 januari 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-110, T-420 en T-445 Rubriek Identificaties (deel 1), pag. RI – 74 tot en met RI – 102, en meer in het bijzonder pag. RI – 75 tot en met RI – 79 en pag. RI 98. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2021 betreffende PGP-berichten [Ennetcom-gebruikersnaam 4] @ennetcom.com voor februari 2015 ( [bijnaam 7] ).
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 8] als gebruiker [Ennetcom-gebruikersnaam 5] @ennetcom.com’ van 25 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110, Rubriek Identificaties (deel 3), pag. RI – 1254 tot en met RI – 1264, en meer in het bijzonder pag. RI – 1264; het Proces-verbaal bevindingen [Ennetcom-gebruikersnaam 7] @ennetcom.com [personen 2] van 1 juli 2020, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T.O. 050445 ( [bijnaam 8] ), ZD 03, pagina 49.
8.Verklaring van de verdachte [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2024.
9.Hij is op 25 mei 2021 een natuurlijke dood gestorven (ZD3, proces-verbaal van relaas, p. 2).
10.Deze foto is opgenomen in ZD3, proces-verbaal van relaas, p. 2. Deze foto is in het onderzoek 13Valdia aangetroffen op een USB-stick die in een kluisje in de woning van familie van [medeverdachte 2] lag.
11.Uit het Arabisch vertaald: “Hij (het hof begrijpt: [beoogd slachtoffer 1] ) moet direct opgegeten worden (ZD3, proces-verbaal van relaas, pag. 8).
12.Zie Proces-verbaal van relaas ZD 05: voorbereiding cq. poging cq. liquidatie [persoon 14] , pagina 1-28, meer in het bijzonder pagina 22, 23 en 24.