ECLI:NL:GHAMS:2024:2861
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van gezamenlijk gezag en omgangsregeling na detentie van de vader
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om het gezag en de omgangsregeling van de vader met zijn minderjarige kind, [minderjarige]. De vader is onverwachts gedetineerd geraakt, wat heeft geleid tot een verzoek van de moeder om de eerder door de rechtbank toegewezen gezamenlijke gezagsregeling te vernietigen. De rechtbank had op 26 maart 2024 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag over [minderjarige] zouden uitoefenen, maar de moeder is het daar niet mee eens en heeft in hoger beroep gevraagd om het verzoek van de vader af te wijzen. De vader, die het eens is met de eerdere beschikking, heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 is de situatie van de vader besproken, die in Duitsland gedetineerd is, en de gevolgen daarvan voor zijn gezagsuitoefening. Het hof heeft vastgesteld dat door de detentie van de vader er geen overleg mogelijk is tussen de ouders, wat het gezag van de vader ernstig belemmert. Gezien de omstandigheden, waaronder de medische situatie van [minderjarige] en de onduidelijkheid over de duur van de detentie van de vader, heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt. Daarnaast is de omgangsregeling van de vader met [minderjarige] ook besproken. Het hof heeft geconcludeerd dat een vaste omgangsregeling momenteel niet in het belang van [minderjarige] is, gezien de onzekere situatie van de vader. De moeder heeft haar schorsingsverzoek voorwaardelijk ingetrokken, wat het hof heeft geaccepteerd. De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en de verzoeken van de vader in eerste aanleg worden afgewezen, terwijl de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar schorsingsverzoek.