ECLI:NL:GHAMS:2024:2845
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2024 en 25 april 2024, waarin de uithuisplaatsing was goedgekeurd. De moeder stelde dat de machtigingen niet noodzakelijk waren en dat er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar waren. De GI, die de uithuisplaatsing had aangevraagd, verwees naar verontrustende signalen over de mentale toestand van [minderjarige 1], waaronder suïcidale gedachten. Het hof oordeelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikkingen aanwezig waren en dat de veiligheid van [minderjarige 1] niet langer bij de moeder gewaarborgd kon worden. De moeder had weliswaar hulpverlening gezocht, maar het hof concludeerde dat de zorgen over de opvoedsituatie nog steeds bestonden. De uithuisplaatsing bij de vader werd gerechtvaardigd door de wens van [minderjarige 1] om bij hem te verblijven en de verbeterde situatie sinds de uithuisplaatsing. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikkingen en wees het schorsingsverzoek van de moeder af.