ECLI:NL:GHAMS:2024:2836

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.023/01OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing uitkoopvordering ex artikel 2:259c BW in het kader van een openbaar bod op certificaten van aandelen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] GmbH en de houders van certificaten van aandelen in Koninklijke Brill B.V. [A] GmbH, een Duitse vennootschap, heeft de gedaagden gedagvaard om het onbezwaarde recht op hun certificaten van aandelen in Brill over te dragen. De vordering is gebaseerd op artikel 2:359c BW, dat de mogelijkheid biedt voor een aandeelhouder om certificaathouders te dwingen hun certificaten over te dragen indien de aandeelhouder ten minste 95% van het geplaatste kapitaal en de stemrechten bezit. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat [A] GmbH aan deze vereisten voldeed, aangezien zij 98,84% van het kapitaal en de stemrechten vertegenwoordigde. De zaak spitste zich toe op de vaststelling van de billijke prijs voor de certificaten, die door [A] GmbH was vastgesteld op € 27,50 per certificaat. De Ondernemingskamer oordeelde dat deze prijs billijk was, gezien de acceptatiegraad van het bod en de omstandigheden van de zaak. De gedaagden, waaronder Itterwijk Holding B.V. en [B], zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De Ondernemingskamer heeft de vordering van [A] GmbH toegewezen en de prijs per certificaat vastgesteld op € 27,50, met wettelijke rente vanaf de peildatum van 20 februari 2024. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.342.023/01 OK
arrest van de Ondernemingskamer van 24 september 2024
inzake
de besloten vennootschap naar Duits recht
[A] GMBH,
gevestigd te [....] ,
EISERES,
advocaten:
mrs. A.F.J.A. Leijtenen
J.E.P.A. van Hooff, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap
ITTERWIJK HOLDING B.V.,
gevestigd te Haarlem,
niet verschenen,
GEDAAGDE,
e n t e g e n
[B]
wonende te [....] ,
GEDAAGDE,
advocaat:
mr. A.V.M. van der Vegte, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
DE GEZAMENLIJKE, ANDERE NIET BIJ NAAM BEKENDE, HOUDERS VAN CERTIFICATEN VAN AANDELEN IN HET GEPLAATSTE KAPITAAL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP KONINKLIJKE BRILL B.V., GEVESTIGD TE LEIDEN,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
niet verschenen,
GEDAAGDEN.

1.Het verloop van het geding

1.1
Eiseres (hierna: [A] ) heeft bij exploot van 6 mei 2024 Itterwijk Holding B.V., [B] en de gezamenlijke andere, niet bij naam bekende, houders van certificaten van aandelen in het geplaatste kapitaal van Koninklijke Brill B.V. (hierna: respectievelijk Itterwijk, [B] en de Overige Certificaathouders en tezamen gedaagden) gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 juni 2024 en gevorderd – zakelijk weergegeven – om bij arrest, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 2:359c BW:
gedaagden te veroordelen om het onbezwaarde recht op de door elk van hen gehouden certificaten van aandelen in het geplaatste kapitaal van Koninklijke Brill B.V. (hierna: Brill) over te dragen aan [A] ;
de prijs van de over te dragen certificaten (hierna: de Certificaten) per 20 februari 2024 vast te stellen op € 27,50 per certificaat, althans op een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen bedrag;
te bepalen dat de prijs per de peildatum wordt verhoogd met de wettelijke rente tot aan de datum van overdracht van de Certificaten of consignatie van de prijs overeenkomstig artikel 2:359c lid 9 BW;
e [A] te veroordelen om tegen levering van het onbezwaarde recht op de Certificaten de prijs met rente te betalen aan degenen aan wie de certificaten toebehoren, dan wel consignatie van de prijs;
te bepalen dat uitkeringen die tussen de peildatum en datum van overdracht betaalbaar zijn gesteld vermeerderd met de daarover in die periode opgebouwde wettelijke rente, strekken tot (gedeeltelijke) betaling van de prijs voor de Certificaten per de uiteindelijke overdrachtsdatum;
gedaagden die verweer voeren te veroordelen in de kosten van dit geding.
1.2
Op de rol van 4 juni 2024 is:
  • door [A] een akte overlegging producties en rectificatie genomen, waarin [A] verduidelijkt dat de onder randnummer 20 en 27 van de dagvaarding genoemde notarisverklaring door notaris IJ.C. van Straten is afgegeven;
  • door [B] een akte tot referte genomen;
  • tegen Itterwijk en de Overige Certificaathouders verstek verleend.
1.3
Op de rol van 18 juni 2024 hebben [A] en [B] arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1
[A] is een in 1749 opgerichte Duitse vennootschap met hoofdkantoor in Berlijn, die wereldwijd actief is als (academische) uitgeverij.
2.2
Brill is een in 1683 opgerichte en in Leiden gevestigde (academische) uitgeverij. Het geplaatste en gestorte kapitaal van Brill bedraagt € 1.124.666,40, en is verdeeld in 1.874.444 gewone aandelen van elk nominaal € 0,60. Conform de laatstelijk gewijzigde statuten van Brill luiden de aandelen op naam en zijn er geen aandelen uitgegeven waaraan bijzondere zeggenschapsrechten in Brill zijn verbonden.
2.3
[A] houdt 39.981 gewone aandelen in het geplaatste kapitaal van Brill. Naast [A] houdt de Stichting Administratiekantoor Koninklijke Brill (hierna: de STAK) 1.834.463 aandelen in het geplaatste kapitaal van Brill. De STAK heeft van de door haar gehouden 1.834.463 aandelen in Brill certificaten uitgegeven (hierna: de Certificaten). [A] houdt 1.812.776 Certificaten. Itterwijk houdt 10.000 Certificaten. Daarnaast houdt [B] 1 Certificaat en houden de Overige Certificaathouders gezamenlijk 11.686 Certificaten. De Certificaten waren tot 28 maart 2024 genoteerd aan Euronext N.V. te Amsterdam (hierna: Euronext).
2.4
Op 14 december 2023 is tussen Brill, de STAK en [A] een overeenkomst gesloten, waarin de STAK onder andere akkoord is gegaan met (i) het afgeven van stemvolmachten en het aanvaarden van bindende steminstructies van houders van Certificaten met betrekking tot, onder andere, de (eventueel te starten) uitkoopprocedure en (ii) het op ieder moment na het Bod omwisselen van Certificaten voor gewone aandelen in Brill (hierna: de Share Trust Office Letter Agreement).
2.5
Op 21 december 2023 heeft [A] een door de AFM goedgekeurd biedingsbericht gepubliceerd (hierna: het Biedingsbericht). Het Biedingsbericht bevat een openbaar bod als bedoeld in artikel 5:74 Wft op alle op dat moment aan Euronext genoteerde certificaten van door de STAK gehouden aandelen in Brill en alle (niet-genoteerde) overige geplaatste en uitstaande gewone aandelen in Brill, die niet gehouden worden door de STAK (hierna: het Bod). De onder het Bod geboden prijs bedroeg € 27,50 (cum dividend) per Aandeel of Certificaat (hierna: de Biedprijs). [A] kreeg voor het Bod de unanieme steun van het bestuur en de raad van commissarissen van Brill. De aanmeldingstermijn onder het Bod liep van 21 december 2023 tot 15 februari 2024 om 17:40 CET.
2.6
Onder voorbehoud van het slagen van het openbaar bod, heeft [A] op 6 februari 2024 een verzoek bij Euronext ingediend om de beursnotering van de Certificaten te beëindigen. Euronext keurde dat verzoek goed op 29 februari 2024, waarna de beursnotering per 28 maart 2024 werd beëindigd.
2.7
Bij gezamenlijk persbericht van 15 februari 2024 hebben [A] en Brill bekend gemaakt dat 1.801.687 Aandelen en Certificaten zijn aangeboden onder het Bod, dat [A] het Bod gestand doet en dat een na-aanmeldingstermijn zal gaan lopen van 16 tot en met 28 februari 2024, om 17:40 CET.
2.8
Op 20 februari 2024 vond betaling voor en levering van de gedurende de aanmeldingstermijn aangemelde Aandelen en Certificaten plaats. Op diezelfde datum is een akte van statutenwijziging van Brill gepasseerd.
2.9
Bij gezamenlijk persbericht van 28 februari 2024 hebben [A] en Brill bekend gemaakt dat tijdens de na-aanmeldingstermijn nog eens 51.071 Aandelen en Certificaten onder het Bod zijn aangemeld. Op 1 maart 2024 heeft betaling voor en levering van deze Aandelen en Certificaten plaatsgevonden.
2.1
Op 28 maart 2024 zijn de statuten van Brill gewijzigd, waarbij de rechtsvorm van een naamloze vennootschap in een besloten vennootschap is omgezet.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft zijn vordering gegrond op artikel 2:359c BW. Brill was ten tijde van het uitbrengen van het Bod een vennootschap waarvan de Certificaten waren toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt zoals bedoeld in artikel 2:359a lid 1 BW. Certificaten en certificaathouders worden op grond van artikel 2:359a lid 2 BW gelijkgesteld met aandelen en aandeelhouders, indien de certificaten zijn uitgegeven met medewerking van de vennootschap. In artikel 21 van de Administratievoorwaarden van de STAK is bepaald dat de Certificaten zijn uitgegeven met medewerking van de vennootschap, zodat de vordering in beginsel op artikel 2:359c BW kan worden gebaseerd.
3.2
Nu tegen Itterwijk en de Overige Certificaathouders verstek is verleend, dient de Ondernemingskamer ingevolge het bepaalde in artikel 2:359c lid 5 BW ambtshalve te onderzoeken of (i) [A] als aandeelhouder en certificaathouder voor eigen rekening ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Brill verschaft en ten minste 95% van de stemrechten van Brill in de algemene vergadering van aandeelhouders kan uitoefenen en (ii) of de vordering is ingesteld tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders en certificaathouders.
Het kapitaalbelang van [A] in Brill
3.3
[A] stelt dat het geplaatste kapitaal van Brill € 1.124.666,40 bedraagt en bestaat uit 1.874.444 gewone aandelen met een nominale waarde van € 0,60 per aandeel, dat Brill conform haar statuten alleen aandelen op naam heeft en dat er geen aandelen zijn uitgegeven waaraan bijzondere zeggenschapsrechten zijn verbonden.
3.4
Verder stelt [A] dat de STAK voor 1.834.463 gewone aandelen in het kapitaal van Brill Certificaten heeft uitgegeven. [A] houdt 1.812.776 Certificaten. De overige Certificaten worden volgens [A] gehouden door Itterwijk, [B] en de overige gedaagden. [A] stelt tot slot dat zij voor eigen rekening 98,84% van het kapitaal van Brill verschaft en 98,84% van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders van Brill vertegenwoordigt. Aldus voldoet zij op de datum van dagvaarding naar eigen zeggen aan de vereisten van artikel 2:359c BW.
3.5
[A] heeft ter onderbouwing van haar stellingen (kopieën van) de volgende stukken overgelegd:
(1) de statuten van Brill d.d. 20 februari 2024 en de statuten van Brill d.d. 28 maart 2024 (de “Statuten”), waaruit blijkt (i) hoe het kapitaal van Brill luidt, (ii) dat de aandelen van Brill op naam luiden en (iii) dat elk aandeel recht geeft op een stem in de algemene vergadering van aandeelhouders en waarin is vermeld dat het geplaatste kapitaal van Brill op 28 maart 2024 € 1.124.666,40 bedraagt verdeeld in 1.874.444 aandelen met een nominaal bedrag van € 0.60;
(2) een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel betreffende Brill van 30 mei 2024, waarin is vermeld dat het geplaatste kapitaal € 1.124.666,40 bedraagt en dat de statuten laatstelijk op 28 maart 2024 zijn gewijzigd;
(3) het aandeelhoudersregister van Brill, bijgewerkt tot en met 2 april 2024, waaruit blijkt dat 39.981 Aandelen op naam staan van [A] en 1.834.463 op naam staan van de STAK;
(4) een kopie van de Statuten van de STAK, waaruit blijkt dat Certificaathouders een stemvolmacht kunnen vragen om in vrijheid te kunnen stemmen;
(5) een kopie van de administratievoorwaarden van de STAK, waaruit blijkt dat Certificaathouders een volmacht kunnen vragen om in vrijheid te kunnen stemmen;
(6) het Biedingsbericht;
(7) De Share Trust Office Letter Agreement, waaruit blijkt dat (i) de STAK stemvolmachten zal afgeven en bindende steminstructies zal aanvaarden van Certificaathouders en (ii) op ieder moment na het Bod op verzoek Certificaten zal omwisselen in gewone Aandelen;
(8) een verklaring van mr. IJ.C. van Straten, notaris te Amsterdam, van 30 mei 2024, waarin hij op grond van het in die verklaring weergegeven onderzoek van de hierboven genoemde documenten en op grond van:
a. een verklaring van het bestuur van Brill van 29 mei 2024, waarin wordt bevestigd dat (i) de statuten van Brill laatstelijk op 28 maart 2024 zijn gewijzigd door notaris Mr. J.J.C.A. Leemrijse te Amsterdam en dat deze sindsdien niet meer zijn aangepast, (ii) het aandeelhoudersregister een accurate, een volledige en bijgewerkte weergave betreft van het uitstaande, geplaatste en volgestorte aandelenkapitaal van Brill en (iii) dat Brill geen Aandelen of Certificaten in haar eigen kapitaal houdt;
b. een verklaring van het bestuur van [A] van 28 mei 2024, waarin wordt bevestigd dat (i) [A] Aandelen en Certificaten houdt in Brill en (ii) dat [A] in vrijheid gebruik kan maken van het stemrecht op de Aandelen en de Certificaten van aandelen die zij houdt in het kapitaal van Brill;
c. een verklaring van Richard van Etten en Douwe Nijland, handelend in naam van ABN AMRO Bank N.V. die optrad als Settlement Agent bij het Bod, van 28 maart 2024, waarin wordt bevestigd dat (i) Brill bij ABN Amro N.V. geen (Certificaten van) Aandelen in haar eigen kapitaal houdt, (ii) [A] de houder is van 1.852.757 Aandelen en Certificaten in het kapitaal van Brill, (iii) [A] geen Aandelen of Certificaten in het kapitaal van Brill hield voorafgaand aan het Bod in overeenstemming met het Biedingsbericht, (iv) [A] 1.801.687 Aandelen en Certificaten in het kapitaal van Brill hield op de datum waarop de aanmeldingstermijn van het Bod eindigde, (v) [A] 1.852.758 Aandelen en Certificaten in het kapitaal van Brill hield na het sluiten van de na-aanmeldingstermijn;
onder meer verklaart dat [A] na sluiting van de aanmeldingstermijn op 20 februari 2024 1.801.687 Certificaten en Aandelen hield en na sluiting van de na-aanmeldingstermijn op 1 maart 2024 aanvullend 51.071 Certificaten en Aandelen in het kapitaal van Brill heeft verkregen, gezamenlijk vertegenwoordigend ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Brill alsmede ten minste 95% van de stemrechten heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van Brill.
3.6
Op grond van de overgelegde stukken, mede in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat het geplaatste kapitaal van Brill op de datum van de dagvaarding bestond uit 1.874.444 aandelen en dat door de STAK daarvan 1.834.463 Certificaten zijn uitgegeven. Verder staat naar het oordeel van de Ondernemingskamer genoegzaam vast dat [A] op de dag van dagvaarding 1.852.758 Aandelen en Certificaten hield en aldus voor eigen rekening ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Brill verschafte. In artikel 2.3 van de Statuten van de STAK is bepaald dat de STAK op daartoe strekkend verzoek van certificaathouders stemvolmacht zal verlenen, in welk geval de betreffende certificaathouders vrij zullen zijn in het bepalen van de richting waarin zij zullen stemmen. In artikel 16.3 van de administratievoorwaarden is een vergelijkbare bepaling opgenomen. De STAK heeft zich in de Share Trust Office Letter Agreement verbonden tot (i) het afgeven van stemvolmachten en het aanvaarden van bindende steminstructies van Certificaathouders en (ii) het op ieder moment na het Bod omwisselen van Certificaten voor gewone aandelen in Brill. Nu artikel 28 van de Statuten bepaalt dat elk aandeel recht geeft op één stem, is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat [A] op de dag van de dagvaarding ten minste 95% van de stemrechten op de Aandelen en Certificaten vertegenwoordigde.
Het dagvaarden van de gezamenlijke andere aandeelhouders
3.7
De Ondernemingskamer stelt vast dat [A] de vordering tot overdracht van de Certificaten heeft ingesteld tegen de gezamenlijke andere houders van Certificaten van Aandelen, een en ander als bedoeld in artikel 2:359c lid 1 juncto artikel 2:359a lid 2 BW. [B] is in het geding verschenen. Itterwijk en de Overige Certificaathouders zijn op een juiste wijze gedagvaard en tegen hen is verstek verleend.
3.8
De Ondernemingskamer stelt verder vast dat [A] de vordering heeft ingesteld binnen een termijn van drie maanden na afloop van de termijn voor aanvaarding van het Bod, als bedoeld in artikel 2:359c lid 3 BW. Dit een en ander brengt mee dat haar vordering in beginsel kan worden toegewezen. De zaak spitst zich thans toe op de vaststelling van de (billijke) prijs.
De prijs
3.9
Indien, zoals hier, een vrijwillig openbaar bod als bedoeld in artikel 5:74 Wft is uitgebracht, wordt ingevolge artikel 2:359c lid 6 BW de waarde van de bij het bod geboden tegenprestatie geacht een billijke prijs te zijn, mits ten minste 90% van de aandelen is verworven waarop het bod betrekking had. De ratio van het 90%-criterium is dat het wettelijk prijsvermoeden wordt gerechtvaardigd door de grote mate waarin degenen tot wie het bod was gericht bereid zijn gebleken hun belang in de doelvennootschap te verkopen tegen de onder het bod geboden tegenprestatie. Indien houders van ten minste 90% van de (certificaten van) aandelen waarop het bod betrekking heeft de biedprijs kennelijk tenminste een adequate weerspiegeling van de waarde van (certificaten van) aandelen achten, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de biedprijs billijk is.
3.1
De Ondernemingskamer dient daarom bij de vaststelling van de acceptatiegraad van het bod – dat wil zeggen bij de vaststelling of aan het 90%-criterium is voldaan – in het licht van deze ratio: i) te bepalen welke (certificaten van) aandelen, behorende tot de aandelen (of certificaten) waarop het bod betrekking had, in de berekening betrokken dienen te worden (de noemer van de breuk); ii) te bepalen welke door de uitkoper verworven (certificaten van) aandelen in de berekening dienen te worden betrokken (de teller van de breuk).
3.11
In het arrest van 4 april 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1203 (Royal Reesink) heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat met het oog op de ratio van het 90%-criterium in de berekening van de acceptatiegraad van het bod niet meetellen de (certificaten van) aandelen die worden gehouden door (rechts)personen die in
een wezenlijk andere positieverkeren dan houders van (certificaten van) aandelen die door acceptatie van het bod slechts hun belang in de doelvennootschap verkopen tegen de onder het bod geboden tegenprestatie. Als aandeelhouders die in een wezenlijk andere positie verkeren als hiervoor bedoeld worden in beginsel in ieder geval aangemerkt:
a. de uitkoper en met haar in een groep verbonden rechtspersonen;
b. (rechts)personen die kunnen worden aangemerkt als een bieder in de zin van artikel 1:1 Wft;
c. de doelvennootschap en met haar in een groep verbonden rechtspersonen;
d. bestuurders en commissarissen van de doelvennootschap; en
e. degenen op wie een door de bieder getroffen regeling of een met de bieder gesloten overeenkomst van toepassing is die hen in een wezenlijk andere positie brengt.
3.12
Ter staving van haar stelling dat aan de 90%-drempel is voldaan, heeft [A] onder meer overgelegd:
a. het biedingsbericht waaruit blijkt dat:
- [A] en haar groepsmaatschappijen op de datum van het Bod geen Aandelen of Certificaten in Brill hielden;
- Dat Brill en haar groepsmaatschappijen op de datum van het Bod geen Aandelen of Certificaten in Brill hielden;
- De bestuurders van Brill, [B] en [C] , respectievelijk 500 en 462.875 Aandelen in Brill hielden.
De verklaring van notaris Van Straten en de daarbij gevoegde stukken waaruit hetzelfde blijkt.
3.13
De Ondernemingskamer stelt vast dat aldus genoegzaam is gebleken dat het Bod betrekking had op 1.874.444 Aandelen en Certificaten, dat daarvan 463.375 Aandelen werden gehouden door de bestuurders van Brill en dat Brill en [A] of met hen verbonden groepsmaatschappijen ten tijde van het Bod geen Aandelen of Certificaten hielden.
3.14
[A] heeft verder nog gesteld de grootste houders van Certificaten en Aandelen Brill voorafgaand aan het bod Mont Cervin S.à.r.l, Teslin Participaties Coöperatief U.A., Arkelhave Capital B.V., [D] Beheer B.V. en Stichting [E] waren. Tezamen vertegenwoordigden zij 60,4% van het geplaatste aandelenkapitaal. Blijkens het Biedingsbericht zijn zij een verbintenis aangegaan op grond waarvan zij het Bod moesten steunen en accepteren, hun Aandelen en Certificaten moesten aanbieden en voor de voorgenomen aandeelhoudersbesluiten moesten stemmen. Deze partijen hebben volgens [A] evenwel geen informatie ontvangen welke niet is opgenomen in het Biedingsbericht. Zij verkochten hun Aandelen en Certificaten onder dezelfde voorwaarden als de andere houders van Aandelen of Certificaten. Aldus is niet gebleken dat ten tijde van het Bod Aandelen of Certificaten werden gehouden door partijen op wie een door de bieder getroffen regeling of een met de bieder gesloten overeenkomst van toepassing is die hen in een wezenlijk andere positie bracht.
3.15
De Ondernemingskamer stelt derhalve de noemer van de breuk vast op 1.411.069 (1.874.444 - 463.375).
3.16
Uit de door [A] genoemde stukken volgt dat door [A] door aanmelding onder het Bod in totaal 1.852.758 Aandelen en Certificaten zijn verworven, waaronder ook de door de bestuurders van Brill gehouden 463.375 Aandelen. De Ondernemingskamer stelt derhalve de teller van de breuk vast op 1.389.383 (1.852.758 - 463.375).
3.17
Aldus komt de uiteindelijke breuk op 1.389.383/1.411.069 x 100% = 98,46%. Dit betekent dat ruimschoots aan de 90%-drempel van artikel 2:359c lid 6 is voldaan. De biedprijs van het bod, te weten € 27,50 per Aandeel of Certificaat wordt dan ook vermoed een billijke prijs te zijn. Er zijn de Ondernemingskamer geen redenen gebleken om van deze veronderstelling af te wijken.
De peildatum
3.18
[A] stelt zich op het standpunt dat als peildatum de (uiterste) datum van betaalbaarstelling onder het openbaar bod kan worden gehanteerd, te weten 20 februari 2024.
3.19
In het arrest van 7 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2775 (Unit4) heeft de Ondernemingskamer geoordeeld dat in uitkoopprocedures die volgen op een openbaar bod als uitgangspunt geldt dat de peildatum gelijk is aan de datum van de betaalbaarstelling onder het bod, mits de bieder dan tenminste 95% van het geplaatst kapitaal (en ten minste 95% van de stemrechten) van de doelvennootschap houdt. Het uitgangspunt dat de peildatum gelijk is aan de datum van betaalbaarstelling onder het openbaar bod, mits de bieder ten minste 95% van het geplaatst kapitaal (en ten minste 95% van de stemrechten) van de doelvennootschap houdt, doet er niet aan af dat zich in enige zaak omstandigheden kunnen voordoen die rechtvaardigen dat een andere datum als peildatum wordt gekozen. Tot die omstandigheden kan behoren een aanzienlijk verloop tussen de betaalbaarstelling onder het bod (of het overschrijden van de 95%-grens) en de dag van dagvaarding.
3.2
In onderhavige zaak zat er tussen de laatste datum van betaalbaarstelling onder het Bod op 20 februari 2024 en de datum van de dagvaarding (6 mei 2024) een periode van twee en een halve maand. De Ondernemingskamer ziet in dit tijdsverloop sinds de betaalbaarstelling onder het Bod geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt en zal daarom de peildatum vaststellen op 20 februari 2024.
Slotsom
3.21
Gelet op al het bovenstaande is de Ondernemingskamer van oordeel dat aan de Certificaathouders met de Biedprijs van € 27,50 ten minste een reële en redelijke vergoeding voor de waarde van hun Certificaten op de peildatum wordt toegekend. De Ondernemingskamer zal de vordering toewijzen als hierna in het dictum vermeld, waarbij – anders dan gevorderd – overeenkomstig artikel 2:359c lid 6 BW zal worden bepaald dat uitkeringen die in de periode tussen de peildatum en de overdracht van de Certificaten betaalbaar worden gesteld, strekken tot gedeeltelijke betaling van de prijs op de dag van betaalbaarstelling. Nu gedaagden geen verweer hebben gevoerd, bestaat geen grond voor een kostenveroordeling.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
veroordeelt gedaagden het onbezwaarde recht op de door ieder van hen gehouden certificaten van aandelen in het geplaatste kapitaal van Koninklijke Brill B.V., gevestigd te Leiden, over te dragen aan [A] GmbH, gevestigd te [....] ;
stelt de prijs vast per 20 februari 2024 en wel op € 27,50 in contanten per certificaat;
bepaalt dat die prijs, zolang en voor zover deze niet is betaald, wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2024 tot de dag van de overdracht of consignatie overeenkomstig artikel 2:359c BW;
bepaalt dat uitkeringen, in laatstbedoeld tijdvak op de aandelen betaalbaar gesteld, tot gedeeltelijke betaling van de prijs op de dag van betaalbaarstelling strekken;
veroordeelt [A] GmbH de vastgestelde prijs – verminderd met eventueel betaalbaar gestelde uitkeringen – met rente zoals vermeld, te betalen aan degenen aan wie de certificaten toebehoren of zullen toebehoren tegen levering van het onbezwaarde recht op de certificaten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. A.P. Wessels, en mr. E. Loesberg, raadsheren, mr. drs. G. Boon RA en mr. drs. F. Marring RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. J.K.G. Meijer, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.