ECLI:NL:GHAMS:2024:2824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
200.333.494/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen schadevergoeding na aanvaringsschade tussen woonarken

In deze zaak gaat het om een geschil over de omvang van schadevergoeding na een aanvaringsschade tussen twee woonarken. De appellant, eigenaar van een woonark, is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter dat hem heeft veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan E.O.C. Onderlinge Schepenverzekering U.A. (EOC), die de schade van de naastgelegen woonark heeft vergoed. De schade is ontstaan tijdens een storm in maart 2021, waarbij de woonark van de appellant losbrak en schade toebracht aan de woonark van [naam 1]. EOC heeft in deze procedure verhaal gezocht op de appellant voor de door hen vergoede schade.

In hoger beroep is de discussie voornamelijk gericht op de berekening van de schade. De appellant betwist de hoogte van de schade en stelt dat de door EOC ingediende expertiserapporten gebrekkig zijn. Het hof overweegt dat de schade moet worden begroot op basis van de waardevermindering van de zaak, en dat de kosten van herstel in principe de basis vormen voor de schadevergoeding. Het hof concludeert dat EOC de schade voldoende heeft onderbouwd met offertes en facturen van de herstelwerkzaamheden.

De appellant heeft in hoger beroep verschillende grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat deze grieven falen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten worden vastgesteld op € 3.349, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 8 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.333.494/01
zaak-en rolnummer rechtbank Amsterdam : 10235255 \ CV EXPL 22-16051
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 oktober 2024
in de zaak van
[appellant]
wonende te [plaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. L. Heide-Jørgensen te Amsterdam,
tegen
E.O.C. ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.E. van Dam te Zwolle.
Partijen worden hierna [appellant] en EOC genoemd.

1.De zaak in het kort

De woonark van [appellant] is bij een storm in maart 2021 losgebroken en heeft aanvaringsschade toegebracht aan de naastgelegen woonark van [naam 1] . [naam 1] heeft daardoor schade geleden die (deels) door zijn verzekeraar EOC aan hem is vergoed. EOC zoekt in deze procedure verhaal op [appellant] . In hoger beroep gaat het alleen nog over de berekening van de omvang van de schade.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 7 september 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 9 juni 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen EOC en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als eisers en [appellant] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis voor zover het betreft de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.4, 5.7 en 5.8 zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - aan EOC haar vorderingen alsnog zal ontzeggen, althans de schade te begroten op een lager bedrag, EOC zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan EOC te veel heeft voldaan, het door EOC gelegde executoriale beslag zal opheffen met verklaring voor recht dat alle schade en kosten van het beslag voor rekening van EOC komen, en met veroordeling van EOC in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
EOC heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, en afwijzing van de vorderingen van [appellant] , met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in 2.1 tot en met 2.7 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.2.
[naam 1] is eigenaar van de woonark “ [plaats 2] ” en [appellant] is eigenaar van de woonark “ [plaats 3] ”. Deze woonarken liggen naast elkaar in het [straat 1] langs het [straat 2] te [plaats 1] .
3.3.
[naam 1] heeft een cascoverzekering voor de [plaats 2] afgesloten bij EOC.
3.4.
Op 11 maart 2021 is de [plaats 3] tijdens een storm deels losgebroken en met de looprand die van de woonark deel uitmaakt tegen een hoek van de [plaats 2] aangekomen.
3.5.
[naam 1] heeft de schade die hiervan het gevolg was op 9 april 2021 gemeld bij EOC. EOC heeft [appellant] en (haar partner) [naam 2] voor de schade aansprakelijk gesteld.
3.6.
EOC heeft opdracht gegeven aan EOC Expertise B.V. tot het vaststellen van de aard, omvang en oorzaak van de schade. Naar aanleiding hiervan heeft EOC Expertise B.V. een rapport uitgebracht op 11 november 2021, waarin staat dat de reparatiewerkzaamheden/
-kosten in totaal € 17.581,30 inclusief btw bedragen. Hierbij is uitgegaan van een offerte van Reno Projecten voor het vervangen van panelen en gipswerk voor € 16.564,90 en een offerte van Custers Hydraulica voor een hangsteiger voor € 1.016,40.
3.7.
EOC heeft [naam 1] op 18 juni, 28 juni en 13 oktober 2021 afrekeningen toegestuurd, waarin staat dat zij aan hem bedragen heeft vergoed van respectievelijk € 341.40, € 9.938,94 en € 6.625,96. De eerste afrekening betrof een factuur van Custers Hydraulica van € 1.016,40 waarop het eigen risico van € 657,- in mindering was gebracht, de tweede en derde afrekening betreffen facturen van Reno Projecten voor haar herstelwerkzaamheden aan de [plaats 2] .
3.8.
De advocaat van EOC en [naam 1] heeft [appellant] en [naam 2] bij e-mail van
22 november 2021 bericht dat de schade kan worden begroot op in totaal € 21.196,28, bestaande uit reparatiekosten, overige schade, wettelijke rente tot 6 december 2021, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. Hij heeft hen gesommeerd dit bedrag uiterlijk 6 december 2021 aan EOC en [naam 1] te voldoen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Voor zover in dit hoger beroep nog van belang heeft EOC in eerste aanleg gevorderd om [appellant] te veroordelen aan haar te betalen:
- een bedrag van € 16.906,30 te vermeerderen met de wettelijke rente;
- een bedrag van € 2.559,77 voor expertisekosten en buitengerechtelijke kosten (respectievelijk € 1.382,88 en € 1.176,89), vermeerderd met wettelijke rente;
- de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.2.
In eerste aanleg heeft [appellant] erkend dat zij als eigenaresse van woonark [plaats 3] , die de schade heeft veroorzaakt, de schade moet vergoeden die [naam 1] heeft geleden. Wel heeft zij de gestelde hoogte van de schade betwist.
4.3.
De kantonrechter heeft, samengevat, in het bestreden vonnis [appellant] veroordeeld tot betaling van € 16.906,30 aan hoofdsom vermeerderd met rente en € 800 aan expertisekosten, vermeerderd met rente. Het bedrag aan buitengerechtelijke kosten is afgewezen. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.
Voor wat betreft de hoofdsom heeft zij daartoe (rov. 4.8) overwogen dat EOC de omvang van de schade aan de [plaats 2] voldoende heeft onderbouwd met het expertiserapport, de offertes, de facturen en de ter zitting daarop gegeven toelichting en dat daaraan niet af doet dat er uiteindelijk voor is gekozen om één van de twee panelen te repareren in plaats van te vervangen.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. Haar eerste grief heeft als strekking dat de vorderingen van EOC onvoldoende zijn onderbouwd omdat het expertiserapport van EOC Expertise B.V. gebrekkig is en niet kan dienen als deugdelijke onderbouwing van die vorderingen, ook al omdat de reparatie uiteindelijk anders is uitgevoerd dan waarvan is uitgegaan in de offertes en het expertiserapport en waarop de vorderingen van EOC zijn gebaseerd. De tweede grief houdt in dat de daadwerkelijke schade niet is vastgesteld, omdat niet de kosten zijn berekend van het herstel zoals dat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en ook omdat de noodzaak van de aanschaf van een tweede steiger niet is aangetoond. Met haar derde grief bestrijdt [appellant] (de redelijkheid van) de toegewezen expertisekosten.
5.2.
Uit de grieven blijkt dat in hoger beroep het geschil tussen partijen is beperkt tot de berekening van de schadevergoeding waarop EOC jegens [appellant] recht heeft. Tussen partijen staat in dat verband niet ter discussie dat EOC krachtens subrogatie vorderingsgerechtigd is voor zover zij de door [naam 1] geleden schade aan herstelkosten krachtens verzekeringsovereenkomst aan hem heeft uitgekeerd (in totaal een bedrag van € 16.906,30) en dat EOC ook vorderingsgerechtigd is waar het gaat om de kosten van het expertiserapport (rov.3.7).
5.3.
Bij de beoordeling van de grieven stelt het hof voorop dat art. 6:97 BW over de begroting van geleden schade bepaalt:
“De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.”Bij zaakschade zoals hier aan de orde is, is de hoofdregel (waarop EOC zich ook beroept) dat de eigenaar van de zaak al op het moment van de beschadiging – dus vóór en onafhankelijk van het herstel − een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering van de zaak. Volgens vaste rechtspraak zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – kosten die gemoeid zijn met herstel, omdat met herstel de benadeelde zoveel mogelijk in de positie wordt gebracht waarin hij verkeerde voordat de schade werd toegebracht. Deze naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten moeten in principe worden gesteld op het bedrag dat een bekwame reparateur voor het herstel in rekening zou brengen. De aard van zaakschade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen (vgl HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, rov. 3.6.1.). Deze maatstaf brengt mee dat als feitelijk geen herstel plaatsvindt, of als de werkelijke herstelkosten achteraf lager blijken uit te vallen dan eerder was berekend, dit bijzondere omstandigheden zijn die de individuele benadeelde betreffen maar (in beginsel) niet afdoen aan de omvang van diens abstract berekende schade. Tegen de achtergrond van deze maatstaf overweegt het hof als volgt.
De kosten van de herstelwerkzaamheden door Reno Projecten
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door EOC berekende schade is gebaseerd op de offerte en facturen van Reno Projecten (rov.3.6 en 3.7) voor herstel van de schade aan de [plaats 2] , en dat EOC Expertise B.V. deze heeft beoordeeld en goedgekeurd. In de stukken heeft EOC nog een verdere toelichting op de herstelkosten gegeven. Daarmee heeft EOC de door haar berekende schade in beginsel voldoende onderbouwd.
5.5.
Bij die stand van zaken is het aan [appellant] om het aldus door EOC berekende schadebedrag gemotiveerd te betwisten, bijvoorbeeld aan de hand van een opnamerapport waarin de zaakschade aan de [plaats 2] anders wordt beoordeeld, of aan de hand van een tegenbegroting van de kosten van het benodigde herstel van de [plaats 2] .
5.6.
[appellant] heeft in hoger beroep een verklaring van 29 december 2023 overgelegd van de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), schade-expert pleziervaart bij Kersten experts, en een
e-mail van 8 november 2023 van de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) aan [naam 2] met daarin een alternatieve schadebegroting.
5.7.
[naam 3] verklaart dat hij in augustus 2023 zich door [naam 1] heeft laten voorlichten over de toedracht van het schadevoorval, de constructie van de [plaats 2] en de uitgevoerde herstelwerkzaamheden, maar dat het voor hem niet mogelijk is, gelet op de zeer summiere stukken die hij van EOC en Reno Projecten over de reparatie heeft ontvangen,
“een waarheidsgetrouwe inschatting te maken van de daadwerkelijke hoogte van de schade.”Wel spreekt [naam 3] zijn verbazing uit dat de uiteindelijke reparatiekosten precies overeenkomen met het geoffreerde bedrag, terwijl bij de uitvoering van de reparatie is afgeweken van de offerte. Uit de verklaring van [naam 3] blijkt echter niet, laat staan dat daarin deugdelijk wordt onderbouwd, dat en waarom de door Reno Projecten vooraf berekende herstelkosten aan de [plaats 2] niet naar objectieve maatstaven zijn berekend. [naam 3] komt met name niet met een alternatieve en onderbouwde eigen berekening van de herstelkosten van de schade, nog daargelaten dat hij aard en ernst van die schade niet op basis van eigen waarneming heeft kunnen beoordelen.
5.8.
[naam 3] lijkt er in zijn verklaring bovendien van uit te gaan dat als de werkelijke herstelkosten achteraf lager blijken uit te vallen dan de vooraf objectief berekende herstelkosten, bijvoorbeeld omdat uiteindelijk is besloten slechts één paneel te vervangen en een ander te repareren, slechts de concreet gemaakte werkelijke kosten kunnen gelden als de schade van EOC/ [naam 1] . Dat is echter niet de juiste maatstaf, zoals het hof al hierboven (rov.5.3) heeft overwogen. Bovendien heeft [naam 1] aangetoond dat hij de in dit geding gevorderde factuurbedragen van Reno Projecten ook daadwerkelijk heeft betaald en dat hij deze schade dus ook daadwerkelijk heeft geleden.
5.9.
[naam 4] schrijft in zijn e-mail aan [naam 2] dat hij de schade aan de [plaats 2] destijds alleen van een afstandje heeft bekeken, bovendien alleen van de buitenkant en niet van binnen, en dat hij geen overleg met de wederpartij heeft gehad over de schade. [naam 4] schrijft dat hij op basis van de bij hem bekende en zichtbare schade aan de buitenkant met
“volgens uw verklaring geen sprake (…) van schade aan de binnenzijde”in zijn e-mail een schadeopstelling heeft opgenomen die
“verdedigbaar”is. Deze schadeopstelling komt uit op een schadebedrag van € 5.706,84 inclusief btw. Het hof stelt vast dat deze schadeopstelling niet is gebaseerd op een eigen opname en beoordeling door [naam 4] van de aard en ernst van de schade, en daarnaast bovendien deels is gebaseerd op informatie van [naam 2] die feitelijk onjuist is. Uit de offerte van Reno Projecten en uit het expertiserapport van EOC Expertise B.V. blijkt immers dat de herstelwerkzaamheden ook bestaan uit herstel van het gipswerk waarmee de panelen
“aan de binnenkant afgewerkt zijn”. Uit de offerte en uit foto’s in het dossier blijkt bovendien dat binnen ook schade was ontstaan aan een epoxyvloer.
5.10.
[naam 4] geeft er in zijn verklaring bovendien geen blijk van kennis te hebben genomen van de bijzondere gevelconstructie van de [plaats 2] . Uit het expertiserapport van EOC Expertise B.V. blijkt dat de gevel van de [plaats 2] bestaat uit op maat gemaakte stalen panelen (buiten- en binnenzijde staal met hard isolatieschuim ertussen) die bovendien op zodanige wijze zijn bevestigd dat vervanging zeer bewerkelijk is. Volgens het expertiserapport is daarom gekozen voor een minder rigoureuze aanpak, die vervolgens summier wordt beschreven. Ook uit deze summiere omschrijving blijkt dat niettemin vervanging arbeidsintensief was. In dit licht had [naam 4] minst genomen moeten uitleggen waarom de door Reno Projecten opgevoerde herstelkosten ondanks de gekozen minder rigoureuze aanpak nog steeds te hoog waren. Zijn schadeopstelling geeft daarin geen enkel inzicht en is ook overigens zodanig summier dat zij op geen enkele manier inzichtelijk en toetsbaar maakt dat EOC de gestelde schade niet naar objectieve maatstaven heeft berekend.
5.11.
Voor zowel [naam 3] als [naam 4] geldt dat hun verklaringen bovendien niet zijn gebaseerd op een eigen opname en beoordeling van de schade, maar zijn opgesteld twee jaar nadat het herstel is uitgevoerd en op basis van wat hen na zo veel tijd is verteld, wat afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van hun bevindingen. Dat laatste valt hun niet te verwijten, maar komt wel voor rekening van [appellant] , nu zij destijds nadrukkelijk in de gelegenheid is gesteld om de schade door een eigen expert te laten beoordelen maar daarvan toen heeft afgezien. Ook om deze redenen kent het hof waar het gaat om de berekening van de schade minder gewicht toe aan de bevindingen van [naam 3] en [naam 4] dan aan die van Reno Projecten en EOC Expertise B.V. die de schade destijds wel zelf hebben opgenomen en beoordeeld hoe deze het beste kon worden gerepareerd.
De kosten van de aanschaf van een extra steiger
5.12.
Op zichzelf bestrijdt [appellant] niet dat voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden een werksteiger nodig was maar wel dat behalve de steiger die [naam 1] zelf al in zijn bezit heeft daarvoor nog een tweede steiger nodig was. In eerste aanleg heeft [naam 1] dat toegelicht , zoals weergegeven in het bestreden vonnis onder rov. 4.8 en [appellant] heeft daarop niet meer (voldoende gemotiveerd) gereageerd. Ook in hoger beroep heeft zij volstaan met de stelling dat niet is aangetoond dat de steiger van [naam 1] niet gebruikt had kunnen worden voor de herstelwerkzaamheden. Daarmee heeft zij de gemotiveerde stelling van [naam 1] onvoldoende betwist. Het hof gaat er daarom van uit dat een tweede steiger noodzakelijk was.
[naam 5] klaagt [appellant] in hoger beroep opnieuw dat die tweede steiger niet door [naam 1] is gehuurd maar gekocht en dat de aanschafkosten van € 1.016,40 nu volledig als schade worden gevorderd, maar reageert zij opnieuw niet voldoende gemotiveerd (bijvoorbeeld door het overleggen van offertes) op het verweer van EOC dat het huren van een steiger duurder zou zijn geweest dan het zelf aanschaffen daarvan. Bovendien wordt in de alternatieve schadeopstelling van [naam 4] (rov. 5.9) waarop [appellant] zich beroept eveneens een bedrag van € 1.016,40 opgevoerd voor het aanbrengen van een werksteiger. [appellant] heeft daarom in hoger beroep niet voldoende betwist dat EOC de gestelde schade objectief heeft berekend waar het gaat om de kosten van een (extra) steiger.
5.13.
In hoger beroep heeft [appellant] zich verder nog op het standpunt gesteld dat [naam 1] voordeel geniet door het in eigendom verkrijgen van een tweede steiger en dat dit voordeel moet worden meegerekend bij de schadeberekening (artikel 6:100 BW). Het hof volgt [appellant] daarin niet, omdat het hier gaat om een bijzondere omstandigheid van het individuele geval, die geen rol speelt bij de abstracte schadeberekening (vgl. Hoge Raad 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, rov. 3.6.1.).
De expertisekosten
5.14.
EOC heeft een bedrag van € 1.382,88 gevorderd wegens expertisekosten aan EOC Expertise B.V. (artikel 6:96 lid 2 BW). Zoals ook de kantonrechter heeft overwogen komen kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking voor vergoeding als ‘schade’ voor zover de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gemaakte kosten voor een bedrag van € 800 naar omvang redelijk waren en toewijsbaar waren, en het meerdere afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat het expertiserapport van EOC Expertise B.V. ondeugdelijk is. Het rapport is volgens [appellant] niet goed onderbouwd en de schade van [naam 1] is in werkelijkheid veel lager, zoals blijkt uit de e-mail van [naam 4] . Voorts is het toegewezen bedrag van € 800 nog steeds (veel) te hoog in verhouding tot de werkelijke schade van [naam 1] en in verhouding tot de werkzaamheden die de expert heeft verricht.
5.15.
Het hof overweegt als volgt. Enerzijds blijkt uit het expertiserapport dat een expert ter plaatse aanwezig is geweest om onderzoek te doen naar de aard, oorzaak en omvang van de schade aan de [plaats 2] en dat de expert met Reno Projecten overleg heeft gevoerd over de wijze waarop de schade het beste kon worden hersteld. Dat het aldus verrichte onderzoek of het expertiserapport van EOC Expertise B.V. ondeugdelijk zou zijn, heeft [appellant] niet aangetoond en is ook overigens niet gebleken. Daar staat tegenover dat het expertiserapport zeer summier is en slechts twee pagina’s beslaat. Gelet op dit een en ander verenigt het hof zich met het oordeel van de kantonrechter dat een bedrag van € 800 nog als een bedrag van redelijke omvang toewijsbaar is. Het hof ziet geen grond om een lager bedrag toe te wijzen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 2.135
- salaris advocaat € 1.214 (tarief II, 1 punt)
Totaal € 3.349

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van EOC vastgesteld op € 3.349;
6.3.
verklaart de kostenveroordeling onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.F. Aalders, mr. J.W.M. Tromp en mr. J.M. van den Berg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024