Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
- een bedrag van € 16.906,30 te vermeerderen met de wettelijke rente;
- een bedrag van € 2.559,77 voor expertisekosten en buitengerechtelijke kosten (respectievelijk € 1.382,88 en € 1.176,89), vermeerderd met wettelijke rente;
- de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
5.Beoordeling
“De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.”Bij zaakschade zoals hier aan de orde is, is de hoofdregel (waarop EOC zich ook beroept) dat de eigenaar van de zaak al op het moment van de beschadiging – dus vóór en onafhankelijk van het herstel − een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering van de zaak. Volgens vaste rechtspraak zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – kosten die gemoeid zijn met herstel, omdat met herstel de benadeelde zoveel mogelijk in de positie wordt gebracht waarin hij verkeerde voordat de schade werd toegebracht. Deze naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten moeten in principe worden gesteld op het bedrag dat een bekwame reparateur voor het herstel in rekening zou brengen. De aard van zaakschade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen (vgl HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, rov. 3.6.1.). Deze maatstaf brengt mee dat als feitelijk geen herstel plaatsvindt, of als de werkelijke herstelkosten achteraf lager blijken uit te vallen dan eerder was berekend, dit bijzondere omstandigheden zijn die de individuele benadeelde betreffen maar (in beginsel) niet afdoen aan de omvang van diens abstract berekende schade. Tegen de achtergrond van deze maatstaf overweegt het hof als volgt.
“een waarheidsgetrouwe inschatting te maken van de daadwerkelijke hoogte van de schade.”Wel spreekt [naam 3] zijn verbazing uit dat de uiteindelijke reparatiekosten precies overeenkomen met het geoffreerde bedrag, terwijl bij de uitvoering van de reparatie is afgeweken van de offerte. Uit de verklaring van [naam 3] blijkt echter niet, laat staan dat daarin deugdelijk wordt onderbouwd, dat en waarom de door Reno Projecten vooraf berekende herstelkosten aan de [plaats 2] niet naar objectieve maatstaven zijn berekend. [naam 3] komt met name niet met een alternatieve en onderbouwde eigen berekening van de herstelkosten van de schade, nog daargelaten dat hij aard en ernst van die schade niet op basis van eigen waarneming heeft kunnen beoordelen.
“volgens uw verklaring geen sprake (…) van schade aan de binnenzijde”in zijn e-mail een schadeopstelling heeft opgenomen die
“verdedigbaar”is. Deze schadeopstelling komt uit op een schadebedrag van € 5.706,84 inclusief btw. Het hof stelt vast dat deze schadeopstelling niet is gebaseerd op een eigen opname en beoordeling door [naam 4] van de aard en ernst van de schade, en daarnaast bovendien deels is gebaseerd op informatie van [naam 2] die feitelijk onjuist is. Uit de offerte van Reno Projecten en uit het expertiserapport van EOC Expertise B.V. blijkt immers dat de herstelwerkzaamheden ook bestaan uit herstel van het gipswerk waarmee de panelen
“aan de binnenkant afgewerkt zijn”. Uit de offerte en uit foto’s in het dossier blijkt bovendien dat binnen ook schade was ontstaan aan een epoxyvloer.