ECLI:NL:GHAMS:2024:282

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23-001416-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens 378a Sv. Vrijspraak rijden onder invloed van drugs en veroordeling rijden na ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden onder invloed van drugs en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het rijden onder invloed van cannabis en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het eerste feit te hebben gepleegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het tweede feit, het rijden met een ongeldig rijbewijs, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk zijn leven weer op de rit lijkt te hebben gekregen na een periode van detentie. De verdachte kreeg een taakstraf van 40 uren opgelegd, en de auto die in beslag was genomen, werd verbeurd verklaard. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001416-22
datum uitspraak: 8 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-037936-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij, op of omstreeks 9 december 2018 te Hoorn, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6,8 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 december 2018 te Hoorn als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij, op of omstreeks 9 december 2018 te Hoorn terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oostergouw en/of Lingeweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. hij, op 9 december 2018 te Hoorn terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Lingeweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een geldboete ter hoogte van € 850,00, subsidiair 17 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Daarnaast is de onder de verdachte inbeslaggenomen auto verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de inbeslaggenomen auto heeft de advocaat-generaal verbeurdverklaring gevorderd.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en met de lange tijd die de verdachte in detentie heeft gezeten in [detentieadres01]. Tevens heeft hij verzocht om aan de verdachte geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen omdat dit zou betekenen dat hij zijn baan als [baan], waarvoor hij nu in een opleidingstraject zit waarvoor hij ook kosten heeft gemaakt, kwijt zal raken, hetgeen ook weer zal leiden tot een nieuwe schuld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Een ongeldigverklaring van het rijbewijs beoogt het belang van de verkeersveiligheid te beschermen. De verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken en is toch de auto ingestapt. En dat niet voor het eerst. De verdachte is ruim een maand eerder voor hetzelfde feit staandegehouden. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2024 is artikel 63 Sr van toepassing.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de oriëntatiepunten zoals deze voor zaken als de onderhavige zijn opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin de oplegging van twee weken gevangenisstraf wordt geïndiceerd.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze zijn gebleken ter terechtzitting in hoger beroep, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Anderzijds zou een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zijn leven weer op de rit lijkt te hebben nadat hij twee jaar in [detentieadres01] in detentie heeft doorgebracht. De verdachte is gestopt met blowen en bezig met het behalen van zijn groot rijbewijs ten behoeve van zijn nieuwe baan als [baan]. In het voorgaande ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Het opleggen van een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf mag de verdachte opvatten als een kans en een stimulans om ermee door te gaan zijn leven op een constructieve manier vorm te geven.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de personenauto. Deze auto behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. R. Kuiper en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2024.
mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]