In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen, waarvan één met bedreiging met geweld, en belediging van een politieambtenaar in functie. De politierechter had een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze straf.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 januari 2024 heeft de raadsvrouw van de verdachte verzocht om aanhouding van de zaak wegens ziekte van de verdachte. Het hof heeft dit verzoek als voorwaardelijk opgevat, met de mogelijkheid dat de verdachte zou kunnen verschijnen als er een straf zou worden opgelegd die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich meebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de voorwaarde voor het aanhoudingsverzoek niet is vervuld, waardoor er geen verdere beslissing nodig was.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. De opgelegde straf is gewijzigd naar een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, waaronder de winkeldiefstallen en de bedreiging van een winkelmedewerker. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten die aanzienlijke hinder en schade hebben veroorzaakt voor de gedupeerden. Het hof heeft besloten geen bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf, gezien de omstandigheden van de verdachte in een andere strafzaak.