ECLI:NL:GHAMS:2024:2800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
23-004382-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2019. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 292 gram cocaïne en voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne. De feiten vonden plaats op 20 juni 2019 in Amsterdam. De verdachte had samen met een medeverdachte een aantal voorwerpen en stoffen in zijn bezit die bestemd waren voor de productie van cocaïne, waaronder een ijzeren mal, een sealapparaat, versnijdingsmiddelen en jerrycans gevuld met aceton. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk handelden en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 14 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de redelijke termijn in deze zaak overschreden met ongeveer 2 jaren en 10 maanden, wat heeft geleid tot een strafkorting van 4 maanden. De verdachte is strafbaar verklaard en de in beslag genomen voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004382-19
datum uitspraak: 1 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-730024-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag 1] 1969,
postadres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2022 en 17 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 292 gram cocaïne, althans materiaal bevattende cocaïne, in elk geval materiaal als bedoeld in de bij de Opiumwet behoren lijst I;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een ijzeren mal voor een pers en/of;
-een sealapparaat en/of
-(een) stempel(s) en/of;
-versnijdingsmiddel(len) (lidocaïne) en/of
-(een) (acht) jerrycan(s) gevuld met aceton (in totaal 40 liter aceton) en/of
-verpakkingsmateriaal,
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat voornoemd(e) goed(eren) en/of voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feiten(en)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere straf komt dan de rechtbank.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van feit 1
Het hof neemt over hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen onder ‘3.4. oordeel van de rechtbank’ in het vonnis waarvan beroep. Hetgeen in hoger beroep door of namens de verdachte is aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van feit 2
In hoger beroep zijn stukken aan het dossier toegevoegd die ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nog ontbraken. Dit betreft een proces-verbaal van bevindingen vaststellen koper aceton van 2 juli 2019 en een proces-verbaal afscherming informatie BOB-onderzoek van 12 juli 2019. Uit de inhoud van deze stukken volgt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen naar firma [winkel] zijn gereden, alwaar de medeverdachte een partij aceton heeft gekocht die van een GPS baken was voorzien. Via de observatie die naar aanleiding van de technische actie is gestart is door de politie waargenomen dat de verdachte en de medeverdachte - na enkele tussenstops - naar het wooncomplex aan de [adres 2] zijn gereden, waarna zij ieder een grote doos naar de centrale toegangsdeur van perceel [perceel] droegen. Met behulp van de technische actie is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte met die dozen de woning aan de [adres 3] zijn binnengegaan. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de dozen met aceton die op 20 juni 2019 in die woning zijn aangetroffen, dezelfde dozen zijn die een dag eerder door de verdachte en de medeverdachte de woning in zijn gedragen.
Op grond van de waarnemingen van de politie en in samenhang bezien met de overige inhoud van het dossier stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het hem onder 2 tenlastegelegde vast, dat bij het begaan van dit feit sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachte om tot bewezenverklaring van medeplegen te komen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 292 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op 20 juni 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een ijzeren mal voor een pers en
- een sealapparaat en
- een stempel en
- versnijdingsmiddelen (lidocaïne) en
- acht jerrycans gevuld met aceton (in totaal 40 liter aceton) en
- verpakkingsmateriaal
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat voornoemde goederen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in bijlage I van het vonnis waarvan beroep onder de nummers 1, 2, 3 en 4 ten aanzien van feit 1 en 2, onder nummer 5 ten aanzien van feit 1 en onder de nummers 6, 7, en 8 ten aanzien van feit 2, met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 aanvult op na te melden wijze.
Aanvulling bewijsmiddelen
I.
Een proces-verbaal van bevindingen vaststellen koper aceton op 19 juni 2019 met nummer 2018204664 van 2 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T-264.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het onderzoek is een fles aceton van een GPS baken voorzien. Deze is bij een partij aceton gevoegd welke op 11 juni 2019 is gekocht, en opgehaald en naar de winkel [winkel] , gevestigd op de [adres 4] gebracht. Op 19 juni 2019 te 17:15 uur zie ik dat een winkelmedewerker van [winkel] , welke mij ambtshalve bekend is als [naam 1] geboren op [geboortedag 2] -1984 samen met een voor mij onbekend man de winkel uit komt lopen. Deze onbekende man beschrijf ik als volgt:
Breed postuur en kort tot gemillimeterd haar. Ik zie dat hij een lichtblauwe sweater draagt met donkerblauwe mouwen, daaronder draagt hij een wit T-shirt, een blauwe spijkerbroek en licht kleurige sportschonen. Deze man wordt in dit proces-verbaal aangehaald als NNman 1. NNman1 en [naam 1] dragen beiden een witte kartonnen doos. Beide mannen lopen uit het beeld, in de richting van de Postjeskade. Enkele ogenblikken later zie ik [naam 1] weer in het beeld verschijnen, en gaat hij de winkel op de [adres 4] weer naar binnen.
Op 19 juni 2019 te 17:16 uur registreert het baken beweging. Het baken verplaatst zich vanuit de winkel op de [adres 4] naar de Postjeskade, alwaar deze tot 17:18 uur stil staat.
Op 19 juni 2019 te 17:18:51 uur is nog net te zien dat een
rode Toyota Yarisde Postjeskade uit rijdt en de [adres 4] op rijdt in de richting van het Surinameplein. In de auto zitten twee personen op de beelden is te zien dat de bijrijder een sweater draagt in dezelfde kleur samenstelling van NNman1. Ik zie dat de bestuurder een opvallend paars/blauw jasje draagt met fel gele strepen. Deze man wordt in dit proces-verbaal verder aangehaald als
NNman2.
Bron 1: Camera op de [adres 5] te Amsterdam.
Op 19 juni 2019 te 17:52.56 uur zie ik de Toyota door de Kloveniersburgwal weg rijden in de
richting van Oude Hoogstraat. Ik zie dat het kenteken van het voertuig blijkt te zijn
[kenteken]Ik
herken deze Toyota Yaris als zijnde het voertuig welke eerder op de [adres 4] is gezien. Ik herken het voertuig aan de donkerrode kleur, de opbouw van het kenteken, het lichtblauwe jasje met donkerblauwe mouwen van de bijrijder, in combinatie met de bestuurder met het opvallende paars/blauwe jasje met fel gele strepen. Bron 3: Gemeente camera Kloveniersburgwal te Amsterdam.
Op 19 juni 2019 tussen 17:57 en 18:04 uur verplaatst het baken zich via de Jodenbreestraat en Weesperplein
naar de Gooiseweg. In onderzoek OPPENAU wordt het voertuig opgedaan op de Gooiseweg te Amsterdam waarna een observatie aanvangt.
II.
Een proces-verbaal afscherming informatie BOB-onderzoek met nummer 2018204664 van 12 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 11 juni 2019 is er door de firma [winkel] een bestelling gedaan van 130 liter aceton. Daarop is een observatie gestart.
Op woensdag 19 juni 2019 te 17.42 uur gaf de technische aktie aan dat er een stop had plaats gevonden op de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Uit de camerabeelden blijkt dat er vermoedelijk gebruik wordt gemaakt van een personenauto, van het merk Toyota Yaris rood van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken] .
Op woensdag 19 juni 2019 te 18.04 uur gaf de technische aktie aan dat er een stop had plaats gevonden bij het [tankstation] tankstation op de
Gooisewegte Amsterdam. Naar aanleiding van dit signaal is er een observatie gestart. Op het [tankstation] tankstation werd gezien dat er een negroïde en een blanke man naar de Toyota Yaris lopen en instappen.
Later bleek dat de negroïde man is genaamd [verdachte] geboren in de [geboorteland 1] en de blanke man is genaamd [naam 2] geboren in [geboorteland 2] . De Toyota Yaris rijdt over de Gooiseweg naar de parkeergarage van het wooncomplex [adres 2] te Amsterdam.
Op 19 juni 2019 omstreeks 18.17 uur wordt gezien dat [verdachte] en [naam 2] beide een grote doos in hun handen hebben en deze dozen naar de centrale toegangsdeur van perceel 70 tot 95 dragen. De beide mannen droegen de dozen in beide handen waardoor het vermoeden bestaat dat de inhoud van de dozen zwaar moet zijn.
19
uur.
Met behulp van de technische aktieis gebleken dat de mannen perceel [adres 3] te Amsterdam zijn binnengegaan.
Op donderdag 20 juni 2019 heeft er een doorzoeking plaats gevonden in de woning [adres 3] te Amsterdam. In de woning werd een "cokewasserij" in opbouw aangetroffen.
In de woning waren onder meer aanwezig:
[naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1995 te [geboorteland 2]
En
[verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1]
)
Beide mannen werden herkend als bestuurder en passagier tijdens de observatie van 19 juni 2019.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het aan hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft bij haar vordering uitdrukkelijk rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft het hof verzocht om - in geval van strafoplegging - rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een werkstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 292 gram van een materiaal bevattende cocaïne in de woning waar hij verbleef. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs door het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren voor de productie daarvan. In de woning is onder meer een hoeveelheid van ongeveer 2 kilogram aan versnijdingsmiddelen en 40 liter aceton aangetroffen. Van de productie van harddrugs gaat een ontwrichtende en ondermijnende werking uit. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de drugshandel. De handel in verdovende middelen (cocaïne) en de voorbereidingshandelingen daarop dragen bij aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs en vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen leidt daarnaast veelal tot de toename van (vermogens)criminaliteit. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2024 is hij in het verleden eerder onherroepelijk veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Nu dit oude feiten betreft zal het hof dit echter niet meewegen in het nadeel van de verdachte.
Gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft bij het oordeel betrokken de straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters worden opgelegd. Deze twee dermate ernstige feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf van fors langere duur dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
Het is het hof gebleken dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de fase in hoger beroep is overschreden. De verdachte is op 20 juni 2019 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft in eerste aanleg eindvonnis gewezen op 22 november 2019. Namens de verdachte is vervolgens op 5 december 2019 hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting van 17 september 2024 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep plaatsgevonden, waarna thans op 1 oktober 2024 eindarrest wordt gewezen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar, nadat hoger beroep is ingesteld. Het hof constateert - gelet op het vorenstaande - dat de redelijke termijn in deze zaak in hoger beroep is overschreden met ongeveer 2 jaren en 10 maanden.
Het hof ziet hierin aanleiding om een, in redelijkheid op vier maanden bepaalde, strafkorting op de gevangenisstraf toe te passen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onder de verdachte zijn, gezien de beslaglijst van 8 november 2019, de voorwerpen onder de nummers 1 t/m 15 in beslaggenomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van het beslag wordt beslist conform de rechtbank in eerste aanleg. Het hof overweegt als volgt.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 2 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (te weten: nummers 2, 7, 13, 14 en 15).
Deze voorwerpen, waaronder de jerrycans, drukpers, het sealapparaat, de rollen tape en de stempel, zullen aan het verkeer worden onttrokken en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Beslag bewaren ten behoeve van rechthebbende
Van de overige goederen op de beslaglijst is ook in hoger beroep niet vast komen te staan aan wie ze
toebehoren. De in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1, 3 tot
en met 6 en 8 tot en met 12, dienen daarom te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Als verdachte kan aantonen dat de goederen aan hem toebehoren kunnen ze aan hem worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 8.00 STK Jerrycan, BLEKO,
goednummer: 5767196;
7. 1.00 STK Niet te definiëren goederen, DRUKPERS,
goednummer: 5767308;
13. 1.00 STK Sealapparaat,
goednummer: 5768856;
14. 1.00 STK Tape, rollen tape,
goednummer: 5768857;
15. 1.00 STK Stempel,
goednummer: 5768859.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Spelerskaart,
goednummer: 5767123;
3. 1.00 STK Zaktelefoon, SAMSUNG DUOS,
goednummer: 5767202;
4. 1.00 STK Zaktelefoon SAMSUNG,
goednummer: 5767209;
5. 1.00 STK Horloge,
goednummer: 5767284;
6. 1.00 STK Zaktelefoon, BQ,
goednummer: 5767290;
8. 1.00 STK Computer, ACER
goednummer: 5767316;
9 1.00 STK Zaktelefoon, SAMSUNG,
goednummer: 5767335;
10 1.00 STK Zaktelefoon, SAMSUNG GALAXY,
goednummer: 5767342;
11 1.00 STK Zaktelefoon,
goednummer: 5767356;
12 1.00 STK Kaartspel,
goednummer: 5767669.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. N. van der Wijngaart en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 oktober 2024.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.