ECLI:NL:GHAMS:2024:2790
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing bewind en benoeming dochter als bewindvoerder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind over zijn goederen, of anders tot ontslag van de bewindvoerder met benoeming van zijn dochter als nieuwe bewindvoerder. De kantonrechter in Amsterdam had eerder, op 15 januari 2024, deze verzoeken afgewezen. Appellanten, de rechthebbende en zijn dochter, waren het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld. De bewindvoerder, NCM Bewindvoering, was het eens met de eerdere beslissing van de kantonrechter.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2024 hebben appellanten hun standpunten toegelicht, waarbij zij stelden dat de kantonrechter ten onrechte van een dubbele grondslag voor het bewind was uitgegaan, namelijk zowel de geestelijke en/of lichamelijke toestand van de rechthebbende als het bestaan van problematische schulden. Appellanten voerden aan dat de rechthebbende niet langer aan de grondslag van geestelijke of lichamelijke toestand voldeed en dat de dochter geschikt was om als bewindvoerder op te treden.
Het hof heeft echter geoordeeld dat beide grondslagen nog steeds van toepassing zijn. De rechthebbende heeft medische klachten en is niet in staat om op een verantwoorde manier met zijn financiën om te gaan. Het hof heeft de verzoeken van appellanten afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het hof concludeerde dat de dochter niet in staat is om de financiën van de rechthebbende te behartigen en dat er een professionele bewindvoerder nodig is.