Uitspraak
1.Procesverloop
2.Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling
Nealon & Hallamt.
het Verenigd Koninkrijk).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door de appellant, die kosten voor rechtsbijstand wilde vergoed krijgen in verband met een strafzaak die was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen, omdat de advocaatkosten grotendeels het gevolg waren van eigen handelen van de appellant. Het hof heeft echter geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak tegen de appellant is geëindigd met een sepot en dat er geen ruimte was voor nader onderzoek naar de noodweersituatie die de appellant had ingeroepen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het een vergoeding van € 2.614,63 heeft toegekend aan de appellant voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.