ECLI:NL:GHAMS:2024:272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
23-001730-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit

Op 6 februari 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter had eerder op 13 juni 2023 de betrokkene veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.125,12 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 180 hennepplanten op 22 april 2021, en dat hij in de periode van 12 november 2020 tot en met 22 april 2021 elektriciteit heeft gestolen voor de hennepkwekerij. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat. Het hof heeft de ontnemingsrapportage als uitgangspunt genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat van € 19.125,12 bevestigd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de betrokkene de verplichting oplegt tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001730-23
datum uitspraak: 6 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met parketnummer 13-174584-21 tegen de betrokkene
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1976,
adres: [adres01] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in de schriftelijke vordering van 25 april 2023 geschat tot een bedrag van € 38.250,24 en ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 juni 2023 bijgesteld naar een bedrag van € 19.125,12.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2023 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van diefstal in vereniging van elektriciteit door middel van verbreking en het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 13 juni 2023 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.125,12 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van heden, 6 februari 2024, veroordeeld ter zake van – kort gezegd – diefstal van elektriciteit door middel van verbreking en het opzettelijk telen van hennepplanten.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat hiervan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Grondslag van de vordering

De betrokkene is bij arrest van 6 februari 2024 onder andere veroordeeld voor het op 22 april 2021 telen van 180 hennepplanten (feit 2). Op grond van artikel 36e, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) kan voordeel worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van dit feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
In het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 30 mei 2021 [1] (verder: de ontnemingsrapportage) zijn aanwijzingen opgenomen op grond waarvan het hof, bezien in combinatie met de inhoud van het strafdossier, concludeert dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit een eerdere oogst van de aangetroffen hennepkwekerij. Het strafdossier biedt voldoende aanwijzingen in de zin van artikel 36e, tweede lid, Sr dat de betrokkene zich in de periode voorafgaand aan 22 april 2021 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep. In dit verband wordt het volgende overwogen.
De op 22 april 2021 in de kwekerij aangetroffen hennepplanten waren rond de 7 weken oud, [2] zodat ervan moet worden uitgegaan dat die kweek rond 4 maart 2021 is gestart. Betrokkene is bij arrest van dit hof van 6 februari 2024 tevens veroordeeld voor diefstal van elektriciteit in de periode van 12 november 2020 tot en met 22 april 2021, welke elektriciteit werd gebruikt voor de aangetroffen hennepkwekerij. Gesteld noch gebleken is dat de stroom in de periode voorafgaand aan de op 4 maart 2021 gestarte en op 22 april 2021 aangetroffen kweek, derhalve in de periode van 12 november 2020 tot 4 maart 2021, voor andere doeleinden dan het kweken van hennep in de hennepkwekerij is gebruikt. Deze periode omvat (minimaal) één eerdere kweek met oogst.
De in de ontnemingsrapportage opgenomen aanwijzingen voor in elk geval één eerdere (geslaagde) oogst betreffen de datum 21 februari 2020 op de houten achterwand van de hennepkwekerij, een vervuild koolstoffilter en hennepafval. [3] Wat betreft de aanwijzingen uit het strafdossier voegt het hof hieraan toe dat sprake was van acht lege vijf liter flessen plantenvoeding, [4] hetgeen gelet op de hoeveelheid eveneens op een eerdere oogst duidt.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 19.125,12 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij wordt uitgegaan van één oogst.
De raadsman heeft gesteld dat uit het dossier geen feiten en omstandigheden naar voren komen op basis waarvan een betrouwbare schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gedaan.
Het hof neemt bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel de ontnemingsrapportage als uitgangspunt, nu het hof geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de inhoud daarvan. Het hof zal echter – in tegenstelling tot de ontnemingsrapportage – uitgaan van één oogst.
Opbrengst
Op 22 april 2021 zijn in de toenmalige woning van de betrokkene 180 hennepplanten aangetroffen in één kweekruimte. Als uitgangspunt wordt een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst aangehouden. Het hof gaat uit van één (voltooide) oogst, gelet op de kweekcyclus van tien weken, de in de strafzaak bewezenverklaarde periode van de diefstal van elektriciteit (12 november 2020 tot en met 22 april 2021) en de gemiddelde hoogte van de hennepplanten (ongeveer 100 cm) ten tijde van het aantreffen van de kwekerij op 22 april 2021. [5]
Het aantal planten per m2 kan niet op basis van het dossier worden vastgesteld. Conform de standaardberekeningen en normen van het Functioneel Parket Afpakken (FPA) zal worden uitgegaan van vijftien planten per m2, hetgeen gelijkstaat aan een opbrengst van 28,2 gram per plant. De totale opbrengst van 180 planten bedraagt 5.076 gram (180 planten maal 28,2 gram). De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep is onbekend gebleven. Het hof gaat daarom bij de berekening van de opbrengst uit van voornoemde standaardberekeningen en normen. Dat betekent dat de verkoopprijs van één gram hennep minimaal € 4,07 betreft, hetgeen neerkomt op een totale opbrengst van € 4,07 maal 5.076 gram =
€ 20.659,32per oogst. [6]
Kosten
Het hof acht aannemelijk dat de betrokkene kosten heeft gemaakt ten behoeve van de hennepkwekerij. Deze kosten komen in aanmerking voor aftrek. Het hof neemt de in de ontnemingsrapportage genoemde vaste kosten van € 150,00 over, alsmede de variabele kosten per plant, zijnde:
  • Hennepstekken € 3,81;
  • Kweekmedium € 1,63;
  • Water € 0,03;
  • Voedingsstoffen € 2,22;
 Totaal per plant € 7,69. [7]
De totale kosten voor de gehele hennepkwekerij bedragen 180 hennepplanten maal € 7,69 = € 1.384,20 + € 150,00 =
€ 1.534,20.
De betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat hij een schikking van € 2.000,00 heeft getroffen met Liander N.V. voor wat betreft de elektriciteitskosten. De betrokkene heeft deze kosten naar eigen zeggen aan Liander N.V. betaald, maar heeft daarvan geen bewijsstukken overgelegd. Het hof zal het bedrag van € 2.000,00 niet als kostenpost meenemen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, nu (ook anderszins) niet is komen vast te staan dat de betrokkene deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van
€ 19.125,12, te weten het resultaat van de opbrengst van € 20.659,32 minus de kosten van € 1.534,20.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 19.125,12.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
19.125,12 (negentienduizend honderdvijfentwintig euro en twaalf cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 19.125,12 (negentienduizend honderdvijfentwintig euro en twaalf cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 382 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. M. Senden en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 februari 2024.
mr. M. Senden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 30 mei 2021 (ontnemingsrapportage), p. 1 tot en met 10.
2.Aangifteformulier Liander d.d. 11 mei 2021, in ontvangst genomen door verbalisant [verbalisant01] op 13 mei 2021, p. 5 (strafdossier).
3.Ontnemingsrapportage, p. 3 en 5.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant01] , [verbalisant02] en [verbalisant03] van 22 april 2021, p. 25 (strafdossier).
5.Ontnemingsrapportage, p. 4 en een proces-verbaal van bevindingen van 22 april 2021, doorgenummerde p. 24.
6.Ontnemingsrapportage, p. 5 en 6.
7.Ontnemingsrapportage, p. 7.