ECLI:NL:GHAMS:2024:2718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
23-000860-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor seksueel misbruik van minderjarige en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het seksueel binnendringen van een elfjarig meisje en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige seksuele misdrijven, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen met minderjarigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 toegewezen aan het slachtoffer. De ouders van het slachtoffer zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontwikkelingsstoornis. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om herhaling te voorkomen en toezicht door de reclassering vereist.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000860-23
datum uitspraak: 26 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-116911-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2002,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, in elk geval in Nederland, met [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], te weten
- het brengen en/of houden van zijn penis in de vagina van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn penis in de anus van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- knuffelen en/of
- het strelen van het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het betasten en/of strelen van de vagina en/of de billen van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het likken van de vagina van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [benadeelde 1];
1. subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, met [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knuffelen en/of
- het strelen van het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het betasten en/of strelen van de vagina en/of de billen van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het likken van de vagina van voornoemde [benadeelde 1];
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2020 tot en met 29 september 2021 te Hoorn, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal telkens
afbeeldingen, te weten foto's en/of video's - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen
- te weten een computer (IBN-nummer [nummer 1]) en/of een laptop (IBN-nummer [nummer 2]) en/of een 'phone 6 (IBN-nummer [nummer 3]) en/of een Iphone 8 (IBN-nummer [nummer 4]) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele
gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 4, bestandsnaam [bestandsnaam 1].jpg)
en/of
het met de/een hand penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno video 1, bestandsnaam: [bestandsnaam 2].mov )
en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno foto 7, bestandsnaam: [bestandsnaam 3].JPG)
en/of
het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het door een dier likken, betasten en/of aanraken van
het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 2, bestandsnaam:
[bestandsnaam 4].jpg)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of
poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich
(vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de
afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 306, toonmap foto 6, bestandsnaam: [bestandsnaam 5].jpg)
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens)
een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto I, bestandsnaam: [bestandsnaam 6]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair

Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is geweest. Ook de verdachte heeft (ter zitting in eerste aanleg) verklaard dat hij (niet verder dan) met zijn vingertop in de vagina van het slachtoffer is geweest. Mede gelet op de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen in de zin van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, met [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], te weten
- knuffelen en
- het strelen van het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en
- het betasten en strelen van de vagina en de billen van voornoemde [benadeelde 1] en
- het likken van de vagina van voornoemde [benadeelde 1] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van voornoemde [benadeelde 1];
2.
hij op 1 mei 2021 in Nederland, een gegevensdrager, te weten een lphone 8 (IBN-nummer [nummer 4]), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een hand penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno video 1, bestandsnaam: [bestandsnaam 7].mov )
en
hij op 29 september 2021 in Nederland, gegevensdragers, te weten een laptop (IBN-nummer [nummer 2]) en een lphone 6 (IBN-nummer [nummer 3]), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 4, bestandsnaam [bestandsnaam 1].jpg)
en
het met een hand betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno foto 7, bestandsnaam: [bestandsnaam 3].JPG)
en
het houden van een stijve penis bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 1, bestandsnaam: [bestandsnaam 8]).
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde van het onder 1 primair tenlastegelegde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde ontucht en het onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 362 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met het slachtoffer en de plicht zich, kort gezegd, ver weg te houden van kinderporno.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van een destijds elfjarig slachtoffer; een jong kind dus. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft hij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging. Hij heeft online met het slachtoffer gecommuniceerd, haar ingepalmd, en zo het seksueel misbruik stap voor stap voorbereid en uiteindelijk uitgevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij niet geprobeerd heeft iets bij haar te forceren, maar dat doet gelet op haar jonge leeftijd en haar daarmee samenhangende kwetsbaarheid niet aan de ernst van zijn handelen af. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan lange tijd lichamelijke, emotionele en psychologische gevolgen kunnen ondervinden, met name als dergelijk misbruik in de kinderjaren plaatsvindt. Dat het handelen van de verdachte nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer en op haar familie blijkt uit de door haar ouders ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal. Het bezit van kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Door dit materiaal in zijn bezit te hebben gehad, heeft de verdachte bijgedragen aan de vraag en het aanbod hiervan. Bovendien blijkt voldoende uit het dossier dat de verdachte doelgericht en bestendig naar kinderporno heeft gezocht. Feiten als deze veroorzaken ook in de samenleving als geheel sterke gevoelens van afschuw en verontwaardiging.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de opgemaakte reclasseringsrapporten van 7 mei 2021, 28 oktober 2021 en 29 september 2022. Hieruit volgt dat bij de verdachte sprake is van een ontwikkelingsstoornis in de vorm van autisme en PDD-NOS.
Ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit was de verdachte achttien jaar en was bij hem sprake van een sterke focus op, of overmatige interesse in seks. De behandelaar vanuit de GGZ heeft bevonden dat het ging om een onrijpe, autistische jongen, die naarstig op zoek is naar vriendschappen en naar seksueel contact, terwijl zijn vermogen om sociale relaties aan te gaan beperkt is. De verdachte krijgt inmiddels vanuit een regulier GGZ-team begeleiding gericht op de problematiek van jongeren met ASS. Sinds de verdachte in behandeling is bij de GGZ lijkt de sterke focus op seks te zijn verminderd en is sprake van toenemend zelfinzicht. Hoewel zijn beperkte probleemoplossende vaardigheden en beperkt sociaal netwerk risicofactoren blijven wordt het risico op recidive ingeschat als laag.
Het hof houdt bij de oplegging van de straf rekening met de jeugdigheid en de kwetsbaarheid van de verdachte, waarvan het hof ook ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ook houdt het hof rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft binnen de beperking van zijn psychisch functioneren en onder sterke gevoelens van schaamte zoveel mogelijk openheid van zaken gegeven. Zijn berouw komt oprecht over.
Gelet op de ernst van de feiten enerzijds en de persoon van de verdachte anderzijds acht het hof, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Niet kan worden volstaan met een andere straf dan een die navermelde onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte met zich brengt. Wel zal een passend detentieregime moeten worden ingezet. Verder acht het hof de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Het hof zal daarom aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met één vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 32.978,35. De rechtbank heeft deze onderverdeeld in drie vorderingen, te weten:
Van het slachtoffer, waarbij door haar ouders [benadeelde 2] en [benadeelde 3] als wettelijk vertegenwoordigers € 15.000,00 immateriële schadevergoeding voor het slachtoffer wordt gevorderd wegens psychisch letsel;
Van de vader van het slachtoffer, [benadeelde 2], waarbij € 2.500,00 immateriële schadevergoeding wordt gevorderd wegens shockschade;
Van de moeder van het slachtoffer, [benadeelde 3], waarbij € 2.500,00 immateriële schadevergoeding wordt gevorderd wegens shockschade.
Voorts vorderen de ouders van het slachtoffer gezamenlijk verplaatste materiële schade van € 12.978,35, bestaande uit de aanschafkosten van een paard voor Djoy en beveiligingskosten van de nieuwe woning.
De vordering van het slachtoffer is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen voor een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit immateriële schadevergoeding. Voor het overige zijn het slachtoffer en haar ouders in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vorderingen.
De vordering van het slachtoffer [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft door zijn handelswijze een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van de benadeelde partij gemaakt, zoals hiervoor in de strafmotivering is overwogen. Uit de toelichting die door haar ouders ter terechtzitting in hoger beroep is gegeven volgt dat de benadeelde partij er merkbaar nog elke dag last van heeft, erover praten vermijdt en in haar teruggetrokken wereld leeft.
Gelet op het voorgaande, de onderbouwing van de vordering en gelet op de aard en de ernst van de normschending acht het hof voldoende vaststaand dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte eraan heeft bijgedragen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal het hof de vordering tot immateriële schadevergoeding naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 7.500,00. Het resterende deel van de vordering zal het hof afwijzen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
De vordering van de ouders [benadeelde 2] en [benadeelde 3] wegens shockschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit het hof aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij als secundair slachtoffer en het (primaire) slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het primaire slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Het hof is van oordeel dat ook jegens het primaire slachtoffer begane seksuele delicten onder omstandigheden shockschade bij een secundair slachtoffer teweeg kunnen brengen.
Voor vergoeding van deze shockschade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel in rechte kan worden vastgesteld. Het moet gaan om geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is en in voldoende mate objectiveerbaar is. Voor die objectiveerbaarheid komt het aan op de onderbouwing van het geestelijk letsel.
Dat aan de vorderingen tot shockschade geen gerapporteerde diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld ten grondslag is gelegd staat niet aan toewijzing in de weg, maar in de onderhavige zaak is in het geheel niet voorzien in objectiveerbaarheid van het gestelde geestelijk letsel. De stelplicht ligt in zoverre bij de benadeelde partijen en in een toereikende onderbouwing van de vorderingen tot vergoeding van shockschade van deze secundaire slachtoffers is niet voorzien.
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen in het voegingsformulier en ter terechtzitting de vorderingen tot vergoeding van schokschade onvoldoende onderbouwd, nu niet is gebleken van geobjectiveerd geestelijk letsel. Het hof kan dan ook niet tot toewijzing van de gevorderde shockschade overgaan. Voor een inhoudelijke beoordeling van de vordering zal nader onderzoek noodzakelijk zijn.
Het hof is gelet daarop van oordeel dat de behandeling van de vordering tot vergoeding van deze immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het hof zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot vergoeding van shockschade en bepalen dat de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
De vordering van de ouders wegens verplaatste schade
Derden, onder wie naasten van het slachtoffer, hebben geen aanspraak op vergoeding van materiële schade, behalve wanneer het gaat om zogeheten verplaatste schade, zoals bedoeld in artikel 6:107 BW. Hiermee wordt bedoeld de schade die bestaat uit kosten die derden hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer en die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, indien zij deze kosten had gemaakt.
Met betrekking tot de aanschafkosten voor het paard en de beveiligingskosten geldt het volgende. Uit de onderbouwing van de vordering en de toelichting ter terechtzitting in hoger beroep volgt onvoldoende dat de vordering in zoverre ziet op schade die het slachtoffer heeft geleden. Evenmin is onderbouwd dat sprake is van rechtstreekse schade voortvloeiende uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partijen ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het hof bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b (oud) en 244 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, gevestigd op het adres: [adres 2].
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek van de GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 mei 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. W.S. Ludwig en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2024.