ECLI:NL:GHAMS:2024:2716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
23-000926-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor medeplegen woningoverval met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van een woningoverval, waarbij geweld is gebruikt. De feiten dateren van 28 november 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte een balkon beklom en een raam van een woning vernielde. De bewoonster, die lag te slapen, werd wakker van het glasgerinkel en werd geconfronteerd met de verdachte en zijn medeverdachte. Zij werden beschuldigd van het vastpakken, slaan en bedreigen van de bewoonster met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de telefoon en jas van de bewoonster en haar zoon meegenomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, welke het hof in stand heeft gelaten. Het hof heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De verdachte heeft een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000926-23
datum uitspraak: 24 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-311502-22 en 13-684278-18 (TUL) en 13-304839-19 (VI) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • (al dan niet) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht en/of in het bezit van vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zich in de woning van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven en/of
  • deze [slachtoffer 1] (met kracht) met een vuurwapen op haar hoofd te slaan en/of
  • deze [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar arm vast te pakken en/of
  • deze [slachtoffer 1] (met kracht) haar slaapkamer uit te trekken en/of
  • aan deze [slachtoffer 1], een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of richting deze [slachtoffer 1] te richten en/of (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen, "Waar is geld" en/of "Waar is de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep, net zoals zij in eerste aanleg heeft gedaan, vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde geweldshandelingen. De verdachte erkent dat hij samen met een ander heeft ingebroken in de woning van de aangeefster, maar hij ontkent dat daarbij geweld is gebruikt. Naast de verklaringen van de aangeefster – die niet eenduidig, inconsistent, zijn – bevat het dossier hiervoor geen bewijs.
Het hof verwerpt dit verweer aan de hand van de volgende overwegingen van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep
“Op grond van het dossier en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd staat vast dat verdachte in de nacht van 28 november 2022 tezamen met een ander via een ladder op het balkon van de woning van aangeefster is geklommen, dat verdachte het keukenraam heeft ingeslagen en dat hij en medeverdachte via het keukenraam de woning van aangeefster hebben betreden. Zij zijn via de keuken en de hal de slaapkamer van aangeefster binnengegaan en hebben aangeefster daar aangetroffen. Verdachte heeft de telefoon van aangeefster afgepakt(het hof verstaat: gepakt)
en verdachte en medeverdachte hebben de woning verlaten via de voordeur. De verklaringen van aangeefster en verdachte lopen vervolgens uiteen over de vraag of er geweld en bedreiging met geweld is toegepast, of verdachte en medeverdachte bivakmutsen droegen en of zij naast de telefoon van aangeefster ook een jas uit de woning hebben weggenomen, maar hieromtrent geldt het volgende.
De rechtbank constateert dat de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd gedetailleerd zijn en op belangrijke onderdelen worden ondersteund door ander bewijs. Zij heeft verklaard rond 3.30-4.00 uur wakker te zijn geworden van glasgerinkel. Het keukenraam, dat grenst aan het balkon, bleek te zijn ingeslagen. Er is een ladder aangetroffen die tegen het balkon was geplaatst. Verder heeft aangeefster verklaard dat haar telefoon is weggenomen door de daders. De telefoon is in de buurt van de woning van aangeefster op straat teruggevonden.
Daarnaast constateert de rechtbank dat ook op de punten waarop de verklaringen van aangeefster verschillen van de verklaring van verdachte, de verklaringen van aangeefster steun vinden in ander bewijs. Aangeefster heeft verklaard dat zij door NN1 bij haar linkerarm werd vastgepakt en uit haar slaapkamer werd getrokken en dat NN1 vervolgens haar telefoon uit haar slaapkamer heeft weggenomen. Verdachte heeft verklaard enkel de telefoon uit de hand van aangeefster te hebben getrokken. Hij heeft ook verklaard dat hij erg bloedde doordat hij zich aan het glas in het keukenraam had gesneden. Volgens verdachte zou zijn bloed op de pyjama van aangeefster terecht kunnen zijn gekomen toen hij de telefoon van aangeefster afpakte. Uit het forensisch onderzoek van de politie blijkt dat op beide mouwen en op de voor- en achterzijde van de pyjama van aangeefster bloed is aangetroffen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek aan de bemonstering van het bloed op de rechter mouw van aangeefster volgde een match met het DNA van verdachte. Gelet op de plekken waarop bloed op de pyjama is aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij aangeefster niet heeft vastgepakt, niet geloofwaardig. Voorts zijn door de forensische opsporing bloedsporen aangetroffen op het hoeslaken van het bed en op goederen die op het bed lagen. Uit DNA-onderzoek aan een bemonstering van het bloed op een tas die op het bed lag, volgde eveneens een match met het DNA van verdachte. Volgens verdachte zou zijn bloed op de pyjama van aangeefster terecht kunnen zijn gekomen toen hij de telefoon van aangeefster afpakte en zou tegelijkertijd ook bloed op het bed kunnen zijn gedruppeld. De rechtbank acht deze verklaring in het licht van de forensische bevindingen, met name gelet op de plekken waar bloed in de slaapkamer en op de pyjama van aangeefster zijn aangetroffen, evenmin geloofwaardig. De bevindingen passen daarentegen bij de verklaringen van aangeefster dat zij zou zijn vastgepakt en uit haar slaapkamer zou zijn getrokken, waarna NN1 haar slaapkamer in zou zijn gegaan en haar telefoon zou hebben weggenomen.”
Het hof maakt deze overwegingen tot de zijne. Het hof overweegt aanvullend dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de aangeefster wél heeft vastgepakt. Dit is geweld.
Voorts is de aangeefster in de fase van het hoger beroep, op verzoek van de verdediging, gehoord door de raadsheer-commissaris, waarbij de verdediging het ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster. Gelet op al het voorgaande acht het hof de verklaring van de aangeefster geloofwaardig, betrouwbaar en voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het hof acht op grond daarvan ook de geweldshandelingen bewezen, zoals hierna is weergegeven. Nu de inbraak door de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk is uitgevoerd en beide geweldshandelingen jegens de aangeefster hebben gepleegd is sprake van medeplegen van alle handelingen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 november 2022 te Amsterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een ander een telefoon en een jas die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming,
welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor hun hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts, althans voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht, en in het bezit van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zich in de woning van [slachtoffer 1] te begeven en
- [slachtoffer 1] op haar hoofd te slaan en
- [slachtoffer 1] bij haar arm vast te pakken en
- [slachtoffer 1] haar slaapkamer uit te trekken en
- aan [slachtoffer 1], een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en (hierbij) de woorden toe te voegen, "Waar is geld" en/of "Waar is de kluis".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in bijlage II van het vonnis waarvan beroep onder de nummers 1, 2, 3 en 4, met dien verstande dat:
- in bewijsmiddel 1 de zinsnede “met een telefoon in haar hand” en de zin “Ik heb de telefoon uit haar hand getrokken.” worden geschrapt;
- in bewijsmiddel 4 de zin “NN1 had ook een vuurwapen bij zich.” wordt geschrapt.
Het hof voegt de volgende bewijsmiddelen toe:
5.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ging daar inbreken. Ik was samen met iemand anders. Ik heb aangeefster met twee handen vastgepakt, volgens mij aan haar arm. Ik heb de telefoon gepakt en meegenomen.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL1300-2022255234-2 van 28 november 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 5-6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant [verbalisant 2]:
[slachtoffer 1] verklaarde dat haar telefoon was weggenomen evenals een zwarte Armani jas van haar zoon [slachtoffer 2]
(het hof begrijpt: [slachtoffer 2]). Deze jas hing op de kapstok in de gang.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest (sinds 6 december 2022) heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij, grotendeels in navolging van de rechtbank, in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Zij hebben midden in de nacht een balkon beklommen en hebben daar een raam van een woning vernield. De verdachte en de medeverdachte zijn via dat raam naar binnen gegaan en hebben in de woning de bewoonster aangetroffen. Zij was wakker geworden van glasgerinkel en wilde een kast voor haar deur schuiven om zichzelf te beschermen. Voordat ze dit kon doen, werd ze geconfronteerd met de verdachte en de medeverdachte, die met bivakmutsen in haar woning stonden. De verdachte en de medeverdachte hebben de bewoonster vastgepakt, geslagen en bedreigd met een vuurwapen, dan wel met een voorwerp dat op een vuurwapen lijkt. Zij hebben de telefoon en jas van de bewoonster en haar zoon meegenomen.
Met zijn handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en privacy. Daarnaast heeft hij het slachtoffer angst aangejaagd en haar pijn toegebracht. Het is voorstelbaar dat de woningoverval grote impact heeft op het veiligheidsgevoel van het slachtoffer.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde voorwaardelijk in vrijheid gesteld van een veroordeling tot drie jaren gevangenisstraf. Daarnaast liep de verdachte ook in een proeftijd van een eerdere veroordeling tot een voorwaardelijke straf. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen en de twee proeftijden de verdachte er niet van kunnen weerhouden om het bewezen verklaarde feit te plegen. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 7 augustus 2024. De reclassering acht het recidiverisico hoog en schrijft dat er sprake is van meerdere risicofactoren, zoals het ontbreken van een structurele dagbesteding, inkomen en huisvesting en het feit dat de verdachte een instabiele relatie met zijn familiaire netwerk lijkt te hebben. Daarnaast werkt volgens de reclassering risico verhogend dat de verdachte een pro criminele houding heeft en zijn houding ten aanzien van hulpverlening ambivalent is. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Aan eventuele interventies of toezicht kan in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) vorm worden gegeven.
Reeds gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat geen andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf volstaat. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft het hof acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een woningoverval met licht geweld en/of bedreiging een gevangenisstraf van drie jaar genoemd. In strafverzwarende zin weegt het hof mee dat sprake is van medeplegen, dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en dat sprake is van recidive.
In de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken aangaande de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof onvoldoende aanleiding voor strafmatiging. Wel houdt het hof rekening met de na te noemen beslissingen omtrent tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf en herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling, die tot een aanzienlijke verlenging van de detentieduur zullen leiden.
Dit alles afwegend acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, zoals de rechtbank heeft opgelegd, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Beslag

Onder de verdachte zijn een paar schoenen van het merk Nike en een iPhone in beslag genomen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat beide goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, zoals ook de rechtbank heeft beslist.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen schoenen en telefoon aan de verdachte dienen te worden teruggeven, nu deze onder hem in beslag genomen zijn en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Bij de stukken bevindt zich de op 2 februari 2023 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ontvangen
vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-684278-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 6 november 2019 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot – voor zover hier van belang – 36 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, te weten 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv aan de verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd – die niet liep gedurende de tijd dat de verdachte rechtens zijn vrijheid was ontnomen – aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit arrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straf te gelasten.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof zal de vordering toewijzen en de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel te gelasten, aangezien de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden en het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van een voorwaardelijke straf noodzakelijk is dat hieraan consequenties worden verbonden, tenzij sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden.

Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2021, onder parketnummer 13-304839-19, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren.
De verdachte is bij besluit van 22 november 2021, op grond van artikel 6:2:10 Sv, met ingang van 18 december 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder – voor zover hier van belang – de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten; de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als de verdachte zich voor het einde van de op 365 dagen bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 6:2:11 lid 1 Sv). Het strafrestant betrof eveneens 365 dagen. Dit besluit is op 22 november 2021 aan de verdachte in persoon betekend.
Bij de stukken bevindt zich de op 13 december 2022 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ontvangen
vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, met v.i.-zaaknummer 99/000577-58.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling aangezien de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
De advocaat-generaal heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Zoals volgt uit dit arrest, heeft de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige zaak bewezen verklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 365 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2 STK Schoenen (Goednummer 6272741, omschrijving: zwart, merk: Nike)
  • 1 STK Telefoontoestel (Goednummer 6272733, omschrijving: zwart, merk: iPhone).
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2019, parketnummer 13-684278-18, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-zaaknummer 99-000577-58 toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2021, onder parketnummer 13-304839-19, opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel wordt ondergaan, te weten:
365 dagen gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 september 2024.
mr. Van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.