ECLI:NL:GHAMS:2024:2715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
23-003172-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor medeplegen poging woninginbraak met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot woninginbraak, gepleegd op 1 augustus 2022. De verdachte werd kort na een melding van een mogelijke woninginbraak samen met een medeverdachte uit de achtertuin van de woning gezien, waarbij hij handschoenen droeg en gereedschap bij zich had dat overeenkwam met de schade aan de achterdeur van de woning. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij slechts op de medeverdachte wachtte, ongeloofwaardig was en niet in overeenstemming met de bewijsmiddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn recidive en het feit dat hij zich in twee proeftijden bevond. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder een schroevendraaier en een breekijzer, werden verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. N. van der Wijngaart, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S. Jongeling zitting hadden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003172-22
datum uitspraak: 24 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-194902-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, de [adres 2], alwaar hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meer voorwerpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, met een of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde erf en/of woning is/zijn toegegaan waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) met een breekijzer en/of een kruissleutel (zogenaamde cilindertrekker), althans een voorwerp, een (deel van een) ((cilinder)slot van een) deur van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd en/of verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring, en daarmee andere kwalificatie, en andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet op strafbare wijze betrokken is geweest bij de door de medeverdachte gepleegde poging tot woninginbraak. De verdachte stond weliswaar in de buurt van de woning en had gereedschap bij zich, terwijl er ook schade was aan de deur van de betreffende woning, maar hij is aantoonbaar niet degene geweest die die schade heeft veroorzaakt; hij is niet degene op de camerabeelden. Het enkele aantreffen van de verdachte met gereedschap in de buurt van de woning is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. De verdachte wist niets van het plan van de medeverdachte.
De verdachte heeft in dit verband verklaard – zijn verklaringen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep samengenomen – dat hij thuis door de medeverdachte [medeverdachte] is opgehaald met diens scooter. Ze waren van plan om naar IJburg te gaan. [medeverdachte] vroeg hem al rijdend op de scooter om gereedschap vast te houden. De verdachte pakte het gereedschap aan en stopte het in zijn zak. Op een gegeven moment stopte [medeverdachte]. Hij stapte af en zei tegen de verdachte dat hij ‘even iets ging doen’ en dat de verdachte op hem moest wachten. De verdachte wachtte vervolgens op straat op [medeverdachte]. De verdachte is niet in de tuin van de betreffende woning geweest en heeft geen deur aangeraakt. Toen de politie kwam rende de verdachte weg vanwege zijn strafblad.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van een strafbaar feit sprake moet zijn geweest van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen twee of meer personen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde poging tot woninginbraak het volgende af.
De politie ontving op 1 augustus 2022 omstreeks 5.02 uur een melding van een mogelijke op handen zijnde woninginbraak. De buren van de woning aan de [adres 2] (hierna: de woning) melden dat er gestommel en gestoot te horen was bij de achterdeur van de woning van de buren. De achtertuin van deze woning is enkel te bereiken via een tuindeur aan de zijkant van de woning. Als de verbalisanten omstreeks 5.06 uur ter plaatse komen zien ze dat twee personen uit de achtertuin van de woning komen rennen. Eén van de personen wordt vanaf dat moment voortdurend waargenomen door de verbalisanten en na een achtervolging aangehouden. Deze persoon bleek de verdachte te zijn. Hij droeg oranje handschoenen en bij zijn fouillering werd in zijn jaszak een koevoet, een bouw- dan wel kruissleutel (cilindertrekker) en een schroevendraaier aangetroffen. Bij onderzoek ter plaatse wordt vastgesteld dat de cilinder in een van de sloten van de achterdeur van de woning in het geheel is verwijderd en dat bij het tweede slot van dezelfde deur schade is te zien, mogelijk afkomstig van een koevoet. De vervolgens aangehouden tweede verdachte had geen gereedschap bij zich.
Op camerabeelden, afkomstig van de camera van de buren, is te zien dat een man met een spuitbus handelingen verricht bij de voordeur van de woning. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat een slot kan worden ingespoten om dit vervolgens makkelijker open te “flipperen” en dat een ingespoten slot makkelijker is te “kerntrekken”. Ook is te zien dat de man plots stopt, naar de camera kijkt, en wegloopt.
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt het hof met de rechtbank vast dat in de nacht van 1 augustus 2022 bij de woning aan de [adres 2] is geprobeerd in te breken, zowel bij de voordeur als bij de achterdeur. De verdachte kwam zeer kort na de melding met een andere man uit de achtertuin van de woning rennen. Hij droeg handschoenen en had gereedschap bij zich dat past bij de beschadigingen c.q. verbrekingen die bij de achterdeur van de woning zijn aangetroffen. Deze omstandigheden duiden op betrokkenheid van beide mannen (in de zin van een gezamenlijke uitvoering) bij de poging tot woninginbraak. Nu de verklaring van de verdachte inhoudende dat hij (slechts) op straat stond te wachten en niet in de tuin is geweest, strijdig is met de bewijsmiddelen – en deze verklaring het hof ook overigens ongeloofwaardig voor komt – gaat het hof – net als de rechtbank – uit van een bijdrage van voldoende gewicht van ook de verdachte om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht het hof het in vereniging plegen van de ten laste gelegde poging tot woninginbraak bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 augustus 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om in een woning aan de [adres 2], alwaar hij, verdachte, en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een of meer voorwerpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader, met een kruissleutel (cilindertrekker), althans een voorwerp, een cilinderslot van een deur van voornoemde woning hebben verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de straf; het door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke deel van 3 maanden heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander, in de nachtelijke uren, schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij zij schade hebben veroorzaakt. Dit is een ernstig en hinderlijk feit, dat voor overlast en schade heeft gezorgd en dat het veiligheidsgevoel van burgers aantast. De verdachte en zijn mededader laten hiermee zien dat zij andermans bezit en eigendom niet respecteren, zich niet bekommeren om de gevolgen van hun handelen voor anderen en zich kennelijk enkel laten leiden door zucht naar financieel gewin. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij voorafgaand aan de poging tot inbraak waarvoor het hof hem nu veroordeelt, meermalen onherroepelijk is veroordeeld, onder andere voor een woninginbraak, en nota bene ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in twee proeftijden liep.
Gelet op de ernst van het feit en deze recidive volstaat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters worden opgelegd. Voorts heeft het hof het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in aanmerking genomen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Beslag

De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een schroevendraaier, een paar werkhandschoenen, een breekijzer en een kruissleutel (cilindertrekker), die onder de verdachte zijn aangetroffen en naar het oordeel van het hof aan hem toebehoren, worden verbeurd verklaard, aangezien het bewezenverklaarde is begaan met behulp van die voorwerpen.

Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de aanvankelijk in deze zaak gedane vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingetrokken, zodat deze vordering thans niet meer aan het hof voorligt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. een schroevendraaier, rood handvat, [nummer 1];
2. een paar werkhandschoenen, kleur oranje, [nummer 2];
3. een stuk breekijzer, kleur zwart, [nummer 3];
4. een kruissleutel, kleur zilver, [nummer 4].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 september 2024.
mr. Van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.