ECLI:NL:GHAMS:2024:2655

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
23-001809-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen bij een zevenjarig meisje, waarbij hij haar vagina likte en betastte. De zaak kwam aan het licht na een verklaring van het slachtoffer aan haar moeder, die op dezelfde dag aangifte deed. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en de resultaten van DNA-onderzoek als voldoende wettig bewijs beschouwd. De verdachte heeft ontkend, maar het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren, en dat het DNA-onderzoek de verklaring van het slachtoffer ondersteunt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht, behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer en haar gezin. De vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, met een schadevergoeding van € 4.000,00.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001809-22
datum uitspraak: 19 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-218538-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1978,
adres: [adres 1] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Het hoger beroep is beperkt tot de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, de vader van de benadeelde partij en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, aan de verdachte tenlastegelegd dat:
feit 2.hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Bergen (NH), in elk geval in Nederland met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het likken aan de vagina en/of de anus van voornoemde [benadeelde] en/of
  • het betasten van de vagina van voornoemde [benadeelde] en/of
  • het kussen van de bil(len) van voornoemde [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

4.Bewijsoverwegingen

4.1.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 2 tenlastegelegde wordt bewezenverklaard overeenkomstig de bewezenverklaring in het vonnis, te weten ‘het likken aan de vagina van voornoemde [benadeelde] ’.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Primair is aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt. Naast de verklaring van [benadeelde] (verder: [benadeelde] ) zijn er in het dossier slechts
de auditu-verklaringen van de moeder van [benadeelde] en daarnaast de resultaten van het DNA-onderzoek als enige objectieve steunbewijs. De kleine hoeveelheid DNA die op het lichaam van [benadeelde] is aangetroffen, is moeilijk te rijmen met het meermalen likken waarover is verklaard. Verder zijn er mogelijkheden van secundaire overdracht van DNA, mede gelet op de verklaringen van de verdachte over de plekken en de wijze waarop hij [benadeelde] heeft aangeraakt. Het uitgevoerde DNA-onderzoek is daarom niet redengevend voor het bewijs, waardoor het wettig bewijs ontbreekt.
Subsidiair is aangevoerd dat, indien het hof oordeelt dat er voldoende wettig bewijs is, daaruit onvoldoende de overtuiging kan worden gehaald dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Daarbij heeft de verdediging aangevoerd dat de tijdens het studioverhoor afgelegde verklaring van [benadeelde] inconsistent is met de aangifte, dat [benadeelde] impulsief is en alles eruit flapt, dat [benadeelde] voorafgaand aan het studioverhoor met haar moeder over het voorval heeft gesproken en dat er fysieke onmogelijkheden en aantoonbare onjuistheden in haar verklaring staan. Dit maakt dat de verklaring van [benadeelde] onaannemelijk is. Tegelijkertijd heeft de verdachte, misschien in iets verschillende bewoordingen, steeds hetzelfde verklaard.
4.3.
Overwegingen van het hof
4.3.1.
Inleiding
[benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2013, was in de middag van 24 augustus 2020 aan het spelen bij haar vriendinnetje [naam 1] , de dochter van de verdachte. Toen [benadeelde] door haar moeder (de getuige [getuige] ) werd opgehaald, vertelde zij meteen in de auto dat de vader van [naam 1] aan haar ‘plasser’ had ‘gelikt en gefrummeld’. Getuige [getuige] heeft op dezelfde dag nog aangifte gedaan. [benadeelde] heeft een dag later, tijdens het studioverhoor bij de politie, verklaard dat zij op de kamer van [naam 1] was, dat de verdachte daar haar broek naar beneden heeft getrokken en dat hij meermalen aan haar ‘plasser’ heeft gelikt. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte in haar plasser heeft ‘gepeuterd’ met zijn vinger. De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning was en daar zijn dochter [naam 1] en [benadeelde] op de hoogslaper van [naam 1] aantrof, maar heeft de beschuldigingen van [benadeelde] volledig ontkend.
Het hof ziet zich voor de vragen gesteld of sprake is van voldoende wettig bewijs en, indien dat het geval is, of het hof hierdoor overtuigd is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.3.2.
Wettig bewijs
Gedurende het studioverhoor van 25 augustus 2020 heeft [benadeelde] verklaard dat [naam 1] en zij zich schminkten als tijgers in de badkamer. De vader van [naam 1] (de verdachte) heeft hun snorharen getekend. Daarna gingen ze ‘katje spelen’ op de kamer van [naam 1] en toen ging de verdachte aan haar plasser likken. Toen [benadeelde] in de hoogslaper was, lag zij op haar rug en likte de verdachte haar plasser. Ook heeft de verdachte haar plasser gelikt terwijl [benadeelde] onder de hoogslaper op haar handen en voeten stond en haar billen omhoog deed. De verdachte deed de broek van [benadeelde] naar beneden. Op het laatste momentje is de verdachte nog met zijn vinger in de plasser van [benadeelde] gegaan.
Als objectief steunbewijs zijn in het dossier resultaten van forensisch onderzoek aan het lichaam van [benadeelde] aanwezig. Er zijn monsters afgenomen van onder meer de buitenste en binnenste schaamlippen van [benadeelde] , waarmee vergelijkend DNA-onderzoek is gedaan. Het NFI heeft in deze bemonsteringen aanwijzingen voor speeksel gevonden. Bij het onderzoek zijn twee hypotheses gesteld: hypothese 1 is dat het mannelijk DNA dat in de bemonsteringen van de binnenste en buitenste schaamlippen afkomstig is van de verdachte (of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man) en hypothese 2 is dat dit DNA niet afkomstig is van de verdachte, maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man. Het NFI heeft geconcludeerd dat de verkregen resultaten zeer veel waarschijnlijker zijn als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is. Het vorenstaande heeft naar het oordeel van het hof een zodanige bewijskracht dat de resultaten van het DNA-onderzoek als steunbewijs hebben te gelden voor de verklaring van [benadeelde] dat de verdachte haar vagina heeft gelikt. Daarbij hecht het hof veel waarde aan de locatie waar het DNA is aangetroffen, namelijk niet alleen op de buitenste, maar ook op de binnenste schaamlippen van [benadeelde] .
Hetgeen de verdachte heeft aangevoerd over de alternatieve wijze waarop zijn DNA op die betreffende plekken op de vagina van [benadeelde] is beland of terecht kan zijn gekomen, is naar het oordeel van het hof – mede gelet op de wisselende verklaringen die de verdachte hieromtrent heeft afgelegd – op geen enkele wijze aannemelijk geworden, evenals de stelling van de raadsman dat sprake kan zijn geweest van secundaire overdracht. Ook in deze context hecht het hof veel waarde aan de omstandigheid dat het DNA tevens op de binnenste schaamlippen is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat ten aanzien van het likken aan en het betasten van de vagina wordt voldaan aan het bewijsminimum als genoemd in artikel 342, tweede lid Sv.
Het primair gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
4.3.3.
Overtuiging
Het hof heeft op basis van de bewijsmiddelen eveneens de overtuiging bekomen dat de verdachte ontuchtig heeft gehandeld, zoals verklaard door [benadeelde] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [benadeelde] meteen na het feit uit zichzelf aan haar moeder heeft verteld wat er is gebeurd. Hetgeen zij aan haar moeder heeft verteld, heeft zij grotendeels bij het studioverhoor bij de politie herhaald. Bij dat studioverhoor heeft [benadeelde] gedetailleerd verklaard wat er is gebeurd, waar dat gebeurde, op welk moment het gebeurde en hoe zij heeft waargenomen wat er is gebeurd. Ook heeft zij gedetailleerd verteld wat zij voelde tijdens de ontuchtige handelingen en heeft zij een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het likken en het betasten van haar vagina. Hetgeen de verdediging tegen de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] heeft ingebracht, leidt er niet toe dat het hof oordeelt dat de verklaring van [benadeelde] onaannemelijk is. Ook de verklaringen van de verdachte doen niet aan de overtuiging van het hof af.
Het subsidiair gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 2
hij op 24 augustus 2020 te Bergen (NH), met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde
[benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het likken aan de vagina van voornoemde [benadeelde] en
  • het betasten van de vagina van voornoemde [benadeelde] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.Bewijsmiddelen

De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 9 juni 2022.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Toen ik op 24 augustus 2020 thuiskwam in mijn woning aan de [adres 2] , trof ik mijn dochter [naam 1] en [benadeelde] aan op de hoogslaper van [naam 1] .
Een proces-verbaal van aangifte van 24 augustus 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 11-14.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
24 augustus 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige]:
Ik doe aangifte namens mijn dochter [benadeelde] . Vanmiddag, op 24 augustus 2020, haalde ik [benadeelde] op bij [naam 1] . Ik zette haar in het autostoeltje, ze zei meteen: “ik ga iets vertellen en je moet beloven dat je me gelooft”. Ze zei: “De vader van [naam 1] heeft aan mijn plasser gelikt en gefrummeld”. Ze vertelde dat ze poesje gingen spelen en waren geschminkt. In de slaapkamer van [naam 1] speelden ze poesje. We zijn naar huis gereden. Ik vroeg haar nogmaals te vertellen. Ze vertelde dat ze poesjes waren en dat de vader van [naam 1] toen aan haar plasser ging likken. Dat was onder de deken. [benadeelde] zei dat ze op het bed van [naam 1] lag, een hoogslaper. Ze lag de eerste keer op haar rug. Ze lag samen met [naam 1] onder een deken. Hij kwam onder de deken en begon haar plasser te likken. De vader had de onderbroek en legging van [benadeelde] naar beneden getrokken. Toen gingen ze als poesjes lopen. Later zei de vader van [naam 1] dat [benadeelde] op haar buik moest liggen en dat het staartje omhoog moest, daardoor moest op haar knietjes liggen, en dat het toen gebeurde. Ze zei dat haar plasser nat voelde. Ze zei dat het voelde als frummelen. Ze vertelde dat ze niet wist hoe vaak het gebeurd was. De ene keer lag ze boven in de hoogslaper en de andere keer beneden.
Een proces-verbaal uitwerking studioverhoor van 14 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 26-45.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
25 augustus 2020 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 2013:
Ik ging bij mijn vriendinnetje spelen, die heet [naam 1] . We gingen naar [naam 1] haar kamer en toen ging die vader in mijn plasser likken. U, verbalisant, vraagt of één keer is gebeurd dat de vader van [naam 1] aan mijn plasser ging likken of vaker. Vaker. We gingen naar boven om te schminken in de badkamer. We wouden als tijgers. Daarom ging de vader snorharen tekenen. We gingen toen naar de kamer van [naam 1] en toen gingen we katje spelen en toen ging hij aan mijn plasser likken. Hij ging mijn broek naar beneden doen en hij ging toen aan mijn plasser likken. Hij deed zo van, staartje omhoog, zo ( [benadeelde] zet haar handen op de grond en strekt haar benen, waarbij haar billen omhoog steken) en toen deed hij dat, mijn plasser likken. Ik stond dus zoals katten lopen. Hij trok mijn kleding naar beneden. Mijn plasser is hier ( [benadeelde] wijst naar haar vagina). Ik zag dat hij ging likken aan mijn plasser. Het gebeurde in de hoogslaper van [naam 1] , dat hij aan mijn plasser ging likken. Eén keer onder, wacht één keer boven en daarna de hele tijd onder de hoogslaper. Toen ik boven in de hoogslaper was, was ik aan het liggen op mijn rug. Het hoofd van de vader van [naam 1] was toen onder de deken. Ik deed toen de deken een beetje naar boven. Hij ging likken met zijn tong. Ik voelde dat mijn plasser helemaal nat werd. Hij heeft ook in mijn plasser gepeuterd, met zijn vinger er zo in. Dat deed hij het laatste momentje. Hij was met zijn vinger in mijn plasser, dus zo ( [benadeelde] legt haar hand op haar vagina met haar vingers tussen haar benen). Mijn kleding was toen weer naar beneden gezakt. Toen hij met zijn vinger bij mijn plasser ging peuteren, ging ik zo liggen ( [benadeelde] gaat achterover op de poef liggen). Ik voelde ik dat een vinger in m’n plasser ging. Dan is het net alsof er een stokje, een heel dik stokje in je plasser gaat. Je tong is wel een beetje plat, dik, en je vinger is zo gewoon een rondje dik. Toen kwam mijn moeder. Toen zei die meneer: niet vertellen he?
Een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 11 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 46-49.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de verbalisant:
SlachtofferAchternaam: [benadeelde]
Voornaam: [benadeelde]
Geboortedatum: [geboortedag 2] 2023
Door de forensisch arts werden oraal, vaginaal, anaal en de handen van het slachtoffer bemonsterd. Alle bemonsteringen werden door mij geretourneerd in de onderzoeksset zedendelicten, welke werd afgesloten, verzegeld en veiliggesteld als SIN [nummer] .
Biologisch spoorSIN: [nummer]
Datum/tijd veiligstellen: 24 augustus 2020 om 22:00 uur
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van27 augustus 2020, opgemaakt door rapporteur [naam 2] , doorgenummerde pagina’s56-58.Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De politie heeft verzocht om onderzoeksset zedendelicten [nummer] van slachtoffer
[benadeelde] te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Specifiek is verzocht om de bemonsteringen van de schaamlippen uit de onderzoeksset zedendelicten [nummer] te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van speeksel. De resultaten van het sporenonderzoek en de SIN waaronder de bemonsteringen zijn veiliggesteld voor DNA-onderzoek zijn weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1 Resultaten van het sporenonderzoek
omschrijving van de bemonstering
aanwijzingspeeksel
veiliggesteld voorDNA-onderzoek als:
buitenste schaamlippen nat
ja
[nummer] #01
buitenste schaamlippen droog
ja
[nummer] #02
binnenste schaamlippen nat
ja
[nummer] #03
binnenste schaamlippen droog
ja
[nummer] #04
6.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van22 september 2020, opgemaakt door rapporteur [naam 2] , doorgenummerde pagina’s61-65.Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Er is verzocht om bemonsteringen [nummer] #01, #02 en #04 uit de onderzoeksset zedendelicten van slachtoffer [benadeelde] te onderwerpen aan een aanvullend DNA-onderzoek. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of het mannelijk DNA in de bemonsteringen afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] .
Van het mannelijk DNA in bemonsteringen [nummer] #01 en #02 (bemonsteringen (nat en droog) van de buitenste schaamlippen) en #04 (bemonstering van de binnenste schaamlippen (droog)) zijn onderling overeenkomende Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Het
Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met deze
Y-chromosomale DNA-profielen. Dit betekent dat het mannelijk DNA in bemonsteringen [nummer] #01, #02 en #04 afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man.
Om de bewijskracht van de overeenkomst te kunnen formuleren in verbale termen van waarschijnlijkheid is het onderstaande hypothesepaar beschouwd.
Hypothese 1:Het mannelijk DNA in bemonsteringen [nummer] #01, #02, #04 en #06 is afkomstig van verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
Hypothese 2:Het mannelijk DNA in bemonsteringen [nummer] #01, #02, #04 en #06 is niet afkomstig van verdachte [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
De verkregen resultaten zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straf

9.1.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer en haar moeder [getuige] .
9.2.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij bijzondere voorwaarden worden gesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met het hele gezin van het slachtoffer.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop, de omstandigheid dat de verdachte first offender is en de inhoud van het meest recente reclasseringsadvies, waarin staat dat de kans op herhaling laag is en is geadviseerd om de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen. Rekening gehouden dient te worden met de zorg die de verdachte voor zijn kinderen draagt, met name voor zijn autistische zoon. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte een taakstraf wordt opgelegd, in combinatie met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Een voorwaardelijke straf is niet nodig en indien die toch wordt opgelegd, is het stellen van bijzondere voorwaarden niet nodig, zo blijkt uit het reclasseringsadvies.
9.4.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
9.4.1.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een zevenjarig meisje, door haar vagina te likken en met zijn vingers te betasten. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Algemeen bekend is dat zulke ontuchtige handelingen vaak langdurige en ernstige psychische schade veroorzaken bij slachtoffers en de seksuele ontwikkeling van slachtoffers schaadt. Ook bij [benadeelde] is reeds sprake van langdurige psychische schade, zoals blijkt uit de nadere onderbouwing die bij haar vordering is gegeven, inhoudende dat zij EMDR-therapie heeft moeten volgen om haar traumatische ervaring te verwerken. De verdachte heeft het vertrouwen van het slachtoffer ernstig geschaad, terwijl zij zich juist veilig had moeten kunnen voelen tijdens het spelen bij een vriendinnetje. Ook de familie van het slachtoffer heeft nog altijd last van de gevolgen van het handelen van de verdachte, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen die door en namens de ouders zijn afgelegd. Zij mochten verwachten dat hun kind veilig kon zijn bij de verdachte, maar dat vertrouwen heeft de verdachte geschaad. Het hof rekent dit alles de verdachte sterk aan. Het hof is dan ook van oordeel dat het feit in beginsel niet anders kan worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
9.4.2.
Persoonlijke omstandigheden
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is gelet op de rapporten die ten aanzien van de persoon van de verdachte zijn opgemaakt, te weten een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 3 februari 2021, een reclasseringsadvies rechtszitting van 26 februari 2021 en een recent opgemaakt reclasseringsadvies rechtszitting van 2 augustus 2024.
In het psychologisch onderzoek van 3 februari 2021 is gerapporteerd dat de verdachte ten tijde van het feit leed aan een posttraumatische stressstoornis (voortkomend uit zijn eigen misbruikverleden) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, die de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit beïnvloedden. Geadviseerd is om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als beperkt, maar de psycholoog acht een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling toch aangewezen om dat risico (nog verder) te reduceren. Relevant acht het hof voorts dat de psycholoog “ook de indruk [heeft] dat betrokkene tot op heden nog onvoldoende zicht heeft op het mogelijk toch ook in enige mate lustbeladen karakter van zijn handelen waarvan volgens rapporteur ook sprake zou kunnen zijn”.
De reclassering heeft in het advies van 26 februari 2021 gerapporteerd dat de verdachte werd behandeld voor zijn posttraumatische stressstoornis en dat: “behandeling van de meer zedengerelateerde problematiek zal starten als zijn emotioneel welzijn is verbeterd. Het heeft de voorkeur deze als bijzondere voorwaarde op te leggen, omdat zijn motivatie hiertoe zou kunnen afnemen als de traumagerelateerde problematiek een minder prominente plaats in zijn leven inneemt”. De reclassering schat het risico op recidive in als laag, maar vindt het opleggen van een behandelverplichting gewenst omdat de verdachte nog onvoldoende zijn eigen aandeel ziet in het bewezenverklaarde. De reclassering heeft in dit rapport geadviseerd om de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij De Waag en een contactverbod met het slachtoffer en haar moeder.
In het advies van 2 augustus 2024 heeft de reclassering gerapporteerd dat de verdachte sinds 2021 ambulant wordt behandeld en dat hij, ondanks dat het schorsingstoezicht in oktober 2022 is opgeheven, vrijwillig is doorgegaan met zijn behandeling. Het recidiverisico wordt nog altijd ingeschat als laag. Bijzondere voorwaarden worden niet meer nodig geacht. Tot slot acht de reclassering de oplegging van een gevangenisstraf niet wenselijk, aangezien dit het ambulante behandeltraject kan belemmeren en de verdachte zijn inkomsten van zijn [bedrijf] zal verliezen.
Het hof overweegt naar aanleiding van voornoemde rapportages als volgt. Het hof kan zich allereerst verenigen met de conclusie van de psycholoog om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, en maakt deze conclusie tot de zijne. Het hof zal hiermee in enigszins strafmatigende zin rekening houden. Het hof ziet evenwel geen ruimte om van het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest overstijgt, af te zien. Daarvoor acht het hof het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer te ernstig en leggen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onvoldoende gewicht in de schaal.
Voorts acht het hof het – evenals de advocaat-generaal en in tegenstelling tot de inhoud van het meest recente reclasseringsadvies – noodzakelijk om naast de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling. Uit het psychologisch onderzoek is namelijk gebleken dat sprake kan zijn van een (ook) lustbeladen karakter van het handelen van de verdachte en uit het eerstgenoemde reclasseringsadvies is gebleken dat behandeling van de meer zedengerelateerde problematiek kan starten indien het emotioneel welzijn van de verdachte is verbeterd en de motivatie hiertoe kan afnemen als de traumagerelateerde problematiek een minder prominente plaats in zijn leven inneemt. Het hof is gebleken dat de verdachte vrijwillig een behandeling heeft gevolgd en nog altijd volgt voor genoemde traumagerelateerde problematiek, maar geen therapie heeft gevolgd voor dat de zedengerelateerde problematiek, zodat het hof het noodzakelijk acht dat deze behandeling als bijzondere voorwaarde verplicht wordt gesteld. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de verdachte ervan wordt weerhouden om nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het gehele gezin van het slachtoffer worden opgelegd, zodat wordt voorkomen dat het gezin met de verdachte wordt geconfronteerd.
9.4.3.
Conclusie
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Daarbij worden – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden gesteld: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer en het gezin van het slachtoffer. Nu het hof niet over de volledige personalia van de zus en de vader van het slachtoffer beschikt, wordt het contactverbod als in het dictum vermeld geformuleerd.

10.Beslag

Gedurende het onderzoek is onder de verdachte een voorwerp, te weten een computer van het merk Apple, in beslag genomen en nog niet teruggegeven. De verdediging heeft ter terechtzitting aangegeven dat de verdachte afstand doet van deze computer, zodat het hof over dit in beslag genomen goed geen beslissing zal nemen.

11.Vordering van de benadeelde partij

11.1.
Omvang van de vordering
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade. Deze bedraagt € 4.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
11.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het billijk is om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
11.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak, primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Subsidiair is verzocht om de vordering toe te wijzen tot het bedrag dat in het vonnis is toegewezen (te weten € 2.000,00), omdat de verdachte in het vonnis van de meest heftige delen van de tenlastelegging is vrijgesproken en het toewijzen van € 4.000,00 daarom feitelijk een verhoging van de vordering betekent.
11.4.
Overwegingen van het hof
Het hof overweegt dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Uit een brief van de kinderpsycholoog van 11 juli 2023 blijkt dat de benadeelde partij EMDR-therapie heeft gevolgd om de traumatische ervaring te verwerken. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding. Het hof acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag billijk en zal dit dan ook geheel toewijzen. Dat de verdachte van een deel van de tenlastegelegde handelingen door de rechtbank is vrijgesproken en ook door het hof zal worden vrijgesproken, maakt niet dat de vordering gematigd dient te worden.
Het hof zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 augustus 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

13. BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de verdachte houdt zich aan de afspraken met Reclassering Nederland, gevestigd op het adres: [adres 3] en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte laat zich behandelen door de forensische polikliniek van de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2013 (het slachtoffer), [getuige] , geboren op [geboortedag 3] 1979 (de moeder van het slachtoffer), [naam 3] (de vader van het slachtoffer) en [naam 4] (de zus van het slachtoffer), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 24 augustus 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. N. van der Wijngaart en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 september 2024.
Mr. Ludwig is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]