ECLI:NL:GHAMS:2024:2641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-003330-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van partner door ervaren kickboxer met gevolgen voor kind

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een ervaren kickboxer, is beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige partner en de moeder van zijn zoon. De mishandeling vond plaats op 24 september 2023 in Badhoevedorp, waar de verdachte zijn partner meerdere malen tegen haar been en bil schopte en haar hoofd sloeg. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, waaronder een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de mishandeling, die ook plaatsvond in het bijzijn van hun jonge kind, meegewogen in de beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de reclassering. Het hof heeft benadrukt dat de verdachte, gezien zijn achtergrond als kickboxer, zich had moeten kunnen beheersen en dat het gebruik van geweld in deze situatie onacceptabel was. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen huiselijk geweld, waarbij de veiligheid van het slachtoffer en het kind voorop staat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003330-23
datum uitspraak: 4 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-250123-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- een of meerdere malen tegen haar been en/of bil, althans het lichaam te schoppen en/of;
- een of meerdere malen tegen haar gezicht, althans haar hoofd, te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2023 te Badhoevedorp, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen tegen haar been en bil te schoppen en tegen haar hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan de verdachte een groter voorwaardelijk strafdeel op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd. Ten aanzien van de oplegging van de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van aangeefster, die ten tijde van het bewezenverklaarde zijn toenmalige partner en de moeder van zijn zoon was, door haar meerdere malen tegen haar been en bil te schoppen en door haar te slaan tegen haar hoofd. Aangeefster heeft hierbij pijn, onder meer aan haar stuitje, en aanzienlijk letsel opgelopen, waaronder vele hematomen en een gescheurd trommelvlies. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en voor haar een angstige situatie in het leven geroepen. De mishandeling heeft bovendien plaatsgevonden in het bijzijn van hun destijds één-jarige zoon, hetgeen een traumatische ervaring voor hem moet zijn geweest. Het hof neemt dit de verdachte bijzonder kwalijk.
Voorts rekent het hof het de verdachte aan dat hij geweld heeft gebruikt, terwijl hij zich als ervaren kickbokser en kickboks-docent juist had moeten kunnen beheersen en het hem vanuit die rol volstrekt duidelijk zou moeten zijn dat geweld in een dergelijke situatie nooit mag worden gebruikt. Dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, ‘dankbaar’ is dat hij zich heeft weten in te houden door niet in het gezicht van aangeefster te schoppen en daarmee (nog) erger letsel te veroorzaken, doet het hof twijfelen aan het besef bij de verdachte van deze verantwoordelijkheid en hetgeen hij heeft aangericht.
Het hof weegt verder in het nadeel van de verdachte mee dat hij ter terechtzitting in hoger beroep weinig blijk heeft gegeven inzicht te hebben in zijn eigen aandeel. De verdachte legt de schuld vooral buiten zichzelf door zijn handelen te verklaren door externe omstandigheden. Zo heeft hij meermaals benadrukt dat zijn gewelddadige gedrag is veroorzaakt door de toxische relatie die hij zou hebben gehad met aangeefster. Het voorgaande baart het hof zorgen, omdat de relatie met aangeefster naar zijn zeggen weer zou zijn hersteld en zij in verwachting is van hun tweede kind.
Het hof heeft bij zijn oordeel over de op te leggen straf tevens het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering betrokken, zoals opgemaakt op 30 mei 2024.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. In het onderhavige geval is sprake van huiselijk geweld met letsel tot gevolg, er kan dus niet worden volstaan met het opleggen van een geldboete. Het hof zal een forse taakstraf opleggen. Het hof acht daarnaast een langere voorwaardelijke gevangenisstraf geboden dan de politierechter heeft opgelegd, om er met name voor te zorgen dat de verdachte niet nogmaals een geweldsmisdrijf pleegt, en verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Het hof acht het – in tegenstelling tot de reclassering – van belang dat de meldplicht de gehele proeftijd (of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijk acht) bestrijkt. Hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden noopt het hof niet tot oplegging van een lagere straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie agressiebeheersing (BORG training); de verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • zich meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2]; de meldplicht duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.W.T. Klappe en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juli 2024.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.