ECLI:NL:GHAMS:2024:2640

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-000496-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van zoon door vader met noodweerexces als verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een 55-jarige vader, was beschuldigd van mishandeling van zijn 20-jarige zoon op 15 mei 2021 te Zandvoort. Tijdens een ruzie heeft de vader zijn zoon vastgegrepen en gebeten, wat leidde tot een bloedende wond. De vader heeft verklaard dat hij handelde uit vrees voor letsel aan zijn oog, wat leidde tot de vraag of zijn handelen als noodweerexces kon worden gekwalificeerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de zoon als een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van de vader kunnen worden gezien. De vader mocht zich verdedigen, maar zijn reactie was disproportioneel. Desondanks oordeelde het hof dat de vader handelde uit een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanranding door zijn zoon. Hierdoor werd de vader niet strafbaar geacht en werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte niet strafbaar voor de bewezenverklaarde mishandeling, terwijl het overige tenlastegelegde niet bewezen werd geacht. De uitspraak benadrukt de nuances van noodweer en noodweerexces in strafrechtelijke zaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000496-22
datum uitspraak: 4 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-188911-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 mei 2021 te Zandvoort zijn kind, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen en/of te bijten en/of te slaan in het gezicht en/of het gelaat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Overweging met betrekking tot bewijs en strafbaarheid feit en verdachte

Het hof overweegt om redenen van overzichtelijkheid ten aanzien van bovenstaande elementen gezamenlijk.
Op grond van het procesdossier en het ter terechtzitting in hoger beroep verhandelde stelt het hof het volgende vast. Op zaterdag 15 mei 2021 vond een ruzie plaats tussen de 55-jarige verdachte en zijn 20-jarige zoon, zijnde aangever, in hun woning te [adres]. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte aangever vastgegrepen door een arm om hem heen te slaan. Aangever heeft hierop de verdachte met zijn hand in zijn gezicht geduwd. Aangever hield hierbij met zijn andere hand de vrije hand van de verdachte vast. Vervolgens heeft de verdachte aangever gebeten in zijn rechter vinger en hem van zich afgeduwd, waarna aangever is gevallen. Aangever had een bloedende wond aan zijn vinger en heeft ook bij de val letsel opgelopen.
De verdachte heeft bekend zich op die wijze te hebben gedragen, maar heeft verklaard zo te hebben gehandeld omdat hij bang was om een vinger van aangever in zijn oog te krijgen en op dat moment geen andere uitweg zag dan zich te verweren met zijn mond.
De gedragingen van aangever kunnen naar het oordeel van het hof worden gezien als een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte. Hierdoor kon bij de verdachte de vrees ontstaan voor verder gevaar, namelijk letsel in of nabij zijn oog. De verdachte mocht zich hiertegen verdedigen, mede omdat het hof niet uitgaat van voorafgaand aanvallend handelen van zijn kant. De verdachte pakte de aangever slechts vast, om hem bij zich te houden en hem tot bedaren te brengen. De verdachte heeft met het tot bloedens toe bijten in de vinger van de aangever, wel de grenzen van de noodzakelijke verdediging tegen die aanranding overschreden, omdat deze gedraging niet in een redelijke verhouding staat tot de wijze waarop aangever de verdachte fysiek benaderde. Hierdoor is niet aan de proportionaliteitseis voldaan. Dit betekent dat wel degelijk sprake is van een
mishandeling.
Het tenlastegelegde kan naar het oordeel van het hof daarom worden bewezen.
Echter acht het hof het aannemelijk dat dit excessieve handelen van de verdachte het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging bij hem, die is veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding door aangever. De verdachte reageerde immers in paniek, op de vrees een vinger in zijn oog te krijgen.
Daarmee is het hof van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, zodat hij ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar is en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 15 mei 2021 te Zandvoort zijn kind, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen en te bijten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn kind.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ten aanzien van het bewezenverklaarde, en zoals hierboven is overwogen, niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte
nietstrafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. M.J.A. Duker en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juli 2024.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.