ECLI:NL:GHAMS:2024:2638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-000135-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 januari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren op 11 mei 1975, werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met een verbod op grond van de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte onder andere de verkoop en het bezit van aanzienlijke hoeveelheden hasjiesj en hennep op 11 mei 2023 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 3 september 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het tweede feit, namelijk het bezit van hennep en hasjiesj, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het eerste feit, de verkoop van ongeveer 49,7 gram hasjiesj, wettig en overtuigend bewezen. Het hof heeft daarbij overwogen dat de verdachte op de openbare weg handelde en dat de verkoop van deze hoeveelheid drugs schadelijk is voor de gezondheid. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. Het hof heeft een taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen hechtenis, en heeft de in beslag genomen voorwerpen bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000135-24
datum uitspraak: 17 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-144667-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag 1] 1975,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 49,7 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 1.240,27 gram hennep en/of
- 678,82 gram hasjiesj en/of
- 220 gedraaide joints inhoudende tabak/hennep en/of tabak/hasjiesj, in elk geval een grote hoeveelheid (droge) hennep(toppen) en/of(blokken) hasjiesj en/of een grote hoeveelheid joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak feit 2

Uit kennisgevingen van inbeslagname (KVI) blijkt dat op 11 mei 2023 onder de verdachte [verdachte] , in een voertuig dat op naam staat van de medeverdachte, 526,66 gram hasjiesj in beslag zou zijn genomen (6343389), alsmede 1.262,79 kg hennep (6343381) en 220 joints (6343392).
Van dit materiaal hebben de verbalisanten geconstateerd dat het gezien de uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, hennep en hasj betrof. In het dossier bevinden zich echter geen indicatieve testen of laboratoriumrapporten met betrekking tot dit materiaal, zodat het hof niet zonder meer met voldoende zekerheid kan vaststellen of dit materiaal daadwerkelijk hennep en/of hasjiesj bevat.
De verklaring die de medeverdachte twaalf dagen later bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat “de voorraad” in de auto lag, acht het hof onvoldoende specifiek ten aanzien van het op 11 mei 2023 aangetroffen materiaal.
Naast het materiaal in de auto zijn er ook bij de verdachte zelf meerdere blokken aangetroffen die volgens de politie hasjiesj zouden bevatten. De verpakking daarvan kwam overeen met de verpakking van het materiaal in de auto. Ook ten aanzien van die blokken zijn onvoldoende duidelijke bevindingen gedaan, omdat het beschikbare laboratoriumrapport dat op dat materiaal zou moeten zien, een itemnummer heeft dat op basis van het dossier niet in verband is te brengen met de bij de verdachte aangetroffen blokken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op voornoemde onduidelijkheden niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte op 11 mei 2023, al dan niet in vereniging, opzettelijk hasjiesj, hennep of hasjiesj en/of hennep houdende joints aanwezig heeft gehad.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, aangezien het laboratoriumrapport op pagina 82 van het dossier weliswaar de hoeveelheid vermeldt die bij medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen en van de verdachte afkomstig zou zijn, maar er een disclaimer in het rapport staat, waaruit blijkt dat het itemnummer ontbreekt, zodat de herleidbaarheid van het onderzochte materiaal tot het materiaal dat bij [medeverdachte] is aangetroffen niet is gewaarborgd. Daarnaast heet de verdachte geen [naam 1] , zoals medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard over degene van wie hij het aangetroffen materiaal heeft gekocht.
Het hof stelt het volgende vast.
Op 11 mei 2023 omstreeks 19.38 uur hield verbalisant [verbalisant 1] een rijdend voertuig in de gaten en zag dat de bestuurder parkeerde in de [adres 2] te Amsterdam. De - later aangehouden - verdachte liep naar deze auto en droeg een voorwerp over aan de bestuurder. Door de bestuurder werd vervolgens geld aan de verdachte gegeven. De betreffende auto is daarna gevolgd en twee minuten later staande gehouden. De bestuurder bleek te zijn: [medeverdachte] . In de zak van het vest van [medeverdachte] zat een bruine substantie. De verbalisant zag op grond van zijn kennis en ervaring dat dit hasj was. [medeverdachte] had naar eigen zeggen de hasj net van zijn vriend [naam 1] gekocht, buiten coffeeshop [coffeeshop] . Kort daarna werd de verdachte bij coffeeshop [coffeeshop] aangehouden, nadat aldaar was waargenomen dat hij de coffeeshop in- en uitliep en met klanten contact had.
Het bij [medeverdachte] aangetroffen materiaal is in beslag genomen en in de KVI geregistreerd onder vermelding van goednummer 6339828. Uit de KVI blijkt dat 51,4 gram hasjiesj (bruto gewicht) in beslag is genomen. Hoewel het goednummer 6339828 niet op de waardezak stond waarin het materiaal bij het laboratorium werd aangeleverd, is het itemnummer binnen het laboratorium toegekend op basis van het uiterlijk van het materiaal en de omschrijving in de meegeleverde KVI. Het bleek te gaan om een stukje plastic folie met 49,7 gram bruine substantie, die hasjiesj bevatte. Op grond van deze feiten en omstandigheden, tezamen met de constatering dat sprake is van een zeer klein verschil in gewicht, te verklaren doordat het rapport niet meer van het brutogewicht uitgaat, stelt het hof in dit geval vast dat het onder [medeverdachte] inbeslaggenomen materiaal hasjiesj bevat.
Op grond van het dossier, onder andere de waarnemingen van de verbalisant en de verklaring van [medeverdachte] , is het hof van oordeel dat de verdachte deze hasjiesj aan [medeverdachte] heeft verkocht. Dat de medeverdachte een andere voornaam van de verkoper noemde dan de daadwerkelijke naam van de verdachte, leidt gezien de overige inhoud van het dossier niet tot een ander oordeel. Het onder 1 tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2023 te Amsterdam, opzettelijk heeft verkocht, een hoeveelheid van ongeveer 49,7 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen van 12 mei 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 8-15.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Op donderdag 11 mei 2023 omstreeks 19.38 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 1] , mij, in burger gekleed en met toezicht belast, op het Bellamyplein te Amsterdam. Ik zag een roodkleurige Citroën C1, voorzien van kenteken: [kenteken] , de [adres 2] inrijden. Ik haalde het kenteken door de voor mij beschikbare politiesystemen en zag dat het voertuig geen actuele tenaamstelling had, een zogeheten spookvoertuig. Om deze reden besloot ik om het voertuig te laten controleren door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
De bestuurder bleek de later aangehouden verdachte te zijn, genaamd [medeverdachte] (
het hof begrijpt hier en in het vervolg: [medeverdachte]), [medeverdachte] geboren op [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland 2] . Vervolgens zag ik dat uit de richting van de Tweede Korstverlorenkade een man richting [medeverdachte] liep. Deze man bleek de later aangehouden verdachte te zijn, genaamd: [verdachte] , [verdachte] geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats 1] , [geboorteland 1] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [verdachte] richting het voertuig liep waar [medeverdachte] in reed. Ik zag dat [medeverdachte] niet uitstapte, maar zijn autoruit opende. Vervolgens zag ik dat [verdachte] door het open raam van het voertuig in de auto leunde. Ik zag dat [verdachte] een gebalde rechtervuist had en dit in de linkerhand van [medeverdachte] opendrukte. Ik zag dat er een voorwerp werd overhandigd. Ik kon niet zien wat het was. Tegelijkertijd zag ik dat [medeverdachte] met zijn rechterhand iets in de linkerhand [verdachte] opendrukte. Bij het overgeven zag ik dat dit om een hoeveelheid geld ging. Ik herkende namelijk de coupures van 50 euro. Ik vermoedde dat [verdachte] zojuist verdovende middelen had verkocht aan [medeverdachte] . Dit contact is nog geen 30 seconden geweest waarna [verdachte] en [medeverdachte] uit elkaar gingen. Ik zag dat [verdachte] terugliep in de richting van de Tweede Korstverlorenkade en dat [medeverdachte] omdraaide en richting de De Clerqstraat reed. Hierop besloot ik om [medeverdachte] te volgen en te laten controleren door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Op donderdag 11 mei 2023 omstreeks 19.40 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , in uniform gekleed en belast met toezicht. Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden hielden wij bovengenoemd voertuig met [medeverdachte] staande. De bestuurder voldeed aan de vordering en overhandigde een op zijn naam staand geldig rijbewijs. De bestuurder van het voertuig met kenteken [kenteken] bleek te zijn: [medeverdachte] , [medeverdachte] geboren op [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland 2] .
[medeverdachte] liep langs mij en ik zag in de zak van zijn vest een bruine substantie. Ik pakte het goed uit zijn zak en ik zag dat het hasj was. Dit weet ik door kennis en ervaring met dit soort zaken. Wij hoorden [medeverdachte] zeggen: "Meen je dit? Ga je echt mijn hasj in beslag nemen? Dit heb ik van mijn laatste geld gekocht."
Ik deelde [medeverdachte] nogmaals mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was en vroeg hoe [medeverdachte] aan de hasj kwam en wat de hoeveelheid was. Wij hoorden hem het volgende verklaren: "Ik heb de hasj net gekocht bij coffeeshop [coffeeshop] . Hij kwam naar buiten met de Hasj. het is 50 gram." Hierop hielden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , [medeverdachte] aan terzake bezit softdrugs.
Ondertussen was ik, verbalisant [verbalisant 1] , teruggereden naar de [adres 2]. Ik zag dat [verdachte] voor de deur van Coffeeshop [coffeeshop] , gevestigd aan de [adres 2] stond. Ik zag dat [verdachte] in de deuropening stond. Ik kreeg het idee dat [verdachte] daar als portier aanwezig was. Ik zag dat [verdachte] meerdere malen de coffeeshop in- en uitliep. Ondertussen zag ik dat [verdachte] met meerdere klanten contact maakte. Hierop heb ik om een extra eenheid gevraagd teneinde [verdachte] te laten aanhouden ter zake handel in softdrugs.
2. Een geschift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming van 25 mei 2023, opgesteld door rapporteur
[verbalisant 2]van Basisteam West-Overtoomsesluis, doorgenummerde pagina’s 61 en 62.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Kennisgeving van inbeslagneming
Registratienummer : PL1300-2023104555-7
Rapporteur : [verbalisant 2]
Team : Basisteam West-Overtoomsesluis
Inbeslagneming:
Plaats : [adres 3]
Datum en tijd : 11 mei 2023 te 20:15 uur
Omstandigheden : Aangetroffen in de zak van de verdachte. Het zat in zijn vest.
Beslagene:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Goednummer : PL1300-2023104555-6339828
Object : Verdovende mid (Hashish)
Aantal : 1 stuks
Totale hoeveelheid : Bruto gewicht 51,4 g
Afstand door beslagene : nee
Eigenaar : [medeverdachte] , [adres 4]
(Voortgangs)beslissing door hovj bij beslaggrondslag artikel : Nader forensisch onderzoeken en indien nodig daartoe overdragen FO
Datum registratie KVI : 25 mei 2023
3. Een geschrift, zijnde een laboratoriumrapport van het Laboratorium Forensische Opsporing van de Politie Amsterdam van 25 mei 2023, opgesteld door forensisch expert
ing. [naam 2] ,doorgenummerde pagina 82:
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Laboratoriumrapport
Analytisch chemisch onderzoek gericht op de identificatie van stoffen vermeld op de lijsten bij de Opiumwet, uitgevoerd op het politielaboratorium
De onderzoeksvraag en het materiaal werden op 12 mei 2023 ontvangen van [verbalisant 4] , District Amsterdam-West.
Omschrijving van het materiaal en de identiteit
Item 6339828
Omschrijving 1 stukje plastic folie met 49,7 g bruine substantie
Bevat is hasjiesj
Bepalingen van de Opiumwet
hasjiesj: vermeld op lijst 2 behorende bij de Opiumwet
Disclaimer:
Het materiaal vermeld onder itemnummer 6339828 werd aangeleverd in een waardezak die niet was voorzien van een itemnummer. Het itemnummer is binnen het laboratorium toegekend op basis van het uiterlijk van het materiaal en de omschrijving in de meegeleverde Kennisgeving van inbeslagneming.
Ik verklaar dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als forensisch expert en getekend te Amsterdam op 25 mei 2023,
ing. [naam 2]

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw bepleit een schuldigverklaring zonder strafoplegging en verwijst daarbij naar een arrest van het hof, waarin het gedoogbeleid rondom coffeeshops een rol speelde en het hof artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepaste (ECLI:NL:GHAMS:2024:448).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkoop van bijna 50 gram hasjiesj, op de openbare weg, buiten een coffeeshop, waar hij zich op dat moment ophield. De verdachte heeft het mogelijk gemaakt dat de koper - in plaats van in een coffeeshop de gedoogde maximale hoeveelheid hasjiesj te kopen - toegang heeft gekregen tot een grote hoeveelheid drugs, terwijl algemeen bekend is dat drugstzeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Het hof rekent de verdachte de handel in verdovende middelen dan ook zeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten als het onderhavige. Het hof zal dit niet in het nadeel van de verdachte meewegen.
Het hof zal niet overgaan tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsvrouw betoogd, nu het gedoogbeleid in dit verband van onvoldoende betekenis is en er ook overigens geen aanleiding is om een straf achterwege te laten.
Het hof heeft verder acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en vindt, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De volgende voorwerpen zijn in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 6 STK - Omschrijving: PL1300-2023104570-6343389
  • 1 STK - Omschrijving: PL1300-2023104570-6343381
  • 220 STK - Omschrijving: PL1300-2023104570-6343392
De voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, omdat het hof op basis van het dossier niet heeft kunnen vaststellen wat de aard van het materiaal is en evenmin kan vaststellen aan wie deze voorwerpen toebehoren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
bewaring ten behoefte van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1) 6 STK (Omschrijving: PL1300-2023104570-6343389);
2) 1 STK (Omschrijving: PL1300-2023104570-6343381);
3) 220 STK (Omschrijving: PL1300-2023104570-6343392).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jeltes, mr. M.J.A. Duker en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2024.