ECLI:NL:GHAMS:2024:2628

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23-002829-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake drugshandel en bezit van verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het in bezit hebben van metamfetamine, cocaïne en MDMA, alsook van de verkoop van cocaïne. De tenlastelegging betreft twee zaken: zaak A, waarin de verdachte op 15 december 2022 in Amsterdam ongeveer 5 gram metamfetamine en 5,14 gram cocaïne in zijn bezit had, en zaak B, waarin hij op 26 augustus 2023 ongeveer 0,24 gram cocaïne heeft verkocht en op dezelfde dag 3,98 gram metamfetamine en 8 pillen MDMA in zijn bezit had. De verdachte heeft de feiten bekend en het hof heeft de bekennende verklaring als bewijs gebruikt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor verslaving. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak van hulpverlening. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulp en zijn leven te willen beteren. De in beslag genomen geldbedragen zijn verbeurd verklaard, aangezien deze zijn verkregen door middel van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002829-23
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-180857-23 (zaak A) en 13-215430-23 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak Ahij op of omstreeks 15 december 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of ongeveer 5,14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde metamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak Bfeit 1
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 0,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,98 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, en/of
- ongeveer 8 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde metamfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (deels) andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd die het hof tot het bewijs bezigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak Ahij op 15 december 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 5 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en 5,14 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
Zaak Bfeit 1
hij op 26 augustus 2023 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht 0,24 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 2hij op 26 augustus 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,98 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en 8 pillen van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Zaak A
De bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2024;
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022268577-5 van 15 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 4 en 5);
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2022268577-7 van 19 december 2022 (doorgenummerde pagina’s 28 en 29);
Een verslag met nummer 2022268577 van 27 december 2022, laboratoriumnummer 1191N22 van Dienst Regionale Recherche van politie Amsterdam, opgemaakt door ing. [naam], forensisch expert (doorgenummerde pagina 32);
Zaak B
feiten 1 en 2
5. De bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2024;
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023192990-3 van 26 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 11 tot en met 14);
7. Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2023192990-6 van 26 augustus 2023 (doorgenummerde pagina’s 39 en 40);
8. Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2023192990-7 van 26 augustus 2023 (doorgenummerde pagina 41);
9. Een verslag met nummer 2023192990 van 11 september 2023, laboratoriumnummer 1047N23, van Dienst Regionale Recherche van politie Amsterdam, opgemaakt door ing. [naam], forensisch expert (ongenummerd).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis. De bijzondere voorwaarden betreffen een meldplicht bij de reclassering, diagnostiek, begeleid wonen met voorwaarden zoals controle op drugs, en meewerken aan een behandeling voor zijn verslaving. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ter terechtzitting enige intrinsieke motivatie heeft laten zien voor het aangaan van een behandeling, de inzet van diagnostiek en woonbegeleiding, waarmee de voorwaarde voor de inzet van die hulpverlening is vervuld.
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geformuleerd, met daarnaast een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in het leven van de verdachte eindelijk sprake is van een positieve verandering en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het reeds ondergane voorarrest dit zou doorkruisen. De verdachte toont probleembesef en heeft openheid van zaken gegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn bezit hebben van metamfetamine, cocaïne, en MDMA en het verkopen van cocaïne. Drugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel in drugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2024 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het vorenstaande rechtvaardigt op zich de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstaf. Gelet op het reclasseringsrapport, de bekennende verklaring van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, wijkt het hof daarvan af.
In het reclasseringsrapport van 26 juli 2024 is opgenomen dat de verdachte dagelijks wiet gebruikt, hoge schulden heeft en dat sprake is van een zeer klein steunend sociaal netwerk. Wel beschikt de verdachte over fulltime werk als bezorger bij [bedrijf]. De reclassering acht de inzet van diagnostiek geïndiceerd om te onderzoeken of sprake is van onderliggende problematiek, ook omdat er vermoedens bestaan van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast wordt de inzet van verslavingsbehandeling geïndiceerd, begeleiding bij het aflossen van schulden en wonen binnen een instelling voor begeleid wonen, om de kans op recidive te verlagen. De verdachte heeft zich eerder bij de reclassering niet gemotiveerd opgesteld en geen openheid gegeven van zijn persoonlijke omstandigheden en zijn delictgedrag, waardoor de uitvoerbaarheid van deze interventies op laag is geschat. Indien de verdachte ter zitting enige intrinsieke motivatie laat zien voor het aangaan van verslavingsbehandeling, inzet van diagnostiek en woonbegeleiding, dan kan dit alsnog overwogen worden als bijzondere voorwaarden binnen een reclasseringskader, aldus de reclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de strafbare feiten bekend en verklaard dat hij de strafbare feiten heeft gepleegd omdat hij gokschulden had, maar die inmiddels heeft afbetaald en niet meer gokt. Hij wil zijn andere schulden aflossen en staat open voor hulp. Hij wil zijn leven nu op een andere manier voortzetten. Met zijn bekentenis heeft de verdachte ervan blijk gegeven dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daden wil nemen.
Het hof acht – alles afwegende en gelet op de omstandigheid dat aan de verdachte nog niet eerder bijzondere voorwaarden zijn opgelegd – een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden passend en geboden. Het hof zal de volgende bijzondere voorwaarden opleggen, zoals nader omschreven in het dictum van dit arrest: melden bij de reclassering, medewerking verlenen aan diagnostiek en behandeling, en verblijven in een instelling voor begeleid wonen. Het hof zal daarnaast geen taakstraf opleggen, zodat de verdachte de gelegenheid krijgt zich volledig te richten op zijn behandeling en het (met behulp van de reclassering) opbouwen van een delict- en schuldenvrij bestaan.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2], zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven, ook indien die inhouden dat hij zijn medewerking moet verlenen aan controle van het gebruik van verdovende middelen;
- medewerking verleent aan diagnostiek en zich laat behandelen door het Forensisch Ambulant Zorgteam (FAZ) van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Afhankelijk van de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicatie vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan de huisregels en het (dag)programma, dat die instelling of maatschappelijke opvang in overleg met de reclassering heeft opgesteld, een en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- € 160,00 ( goednummer G6386767);
- € 100,00 ( goednummer G6386769);
- € 20,00 ( goednummer G6386771);
- € 2,15 ( goednummer G6386772).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, mr. B.E. Dijkers en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 augustus 2024.