Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een burengeschil tussen [appellant] en [geïntimeerden] over de uitleg van een erfdienstbaarheid die op het perceel van [appellant] rust ten gunste van het perceel van [geïntimeerden]. De erfdienstbaarheid bepaalt dat de grond moet worden gebruikt als tuingrond en niet mag worden bebouwd. De partijen zijn het oneens over de vraag of de grond bestraat mag worden en of er een poort op geplaatst mag worden. In hoger beroep is de discussie enkel nog gericht op de poort. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 17 september 2024 geoordeeld dat de poort mag blijven staan. De zaak is gestart met een dagvaarding op 16 maart 2023, waarbij [appellant] in hoger beroep kwam van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2022. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bestrating en de poort onder het gebruik als tuingrond vallen en niet in strijd zijn met het bebouwingsverbod. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis gewijzigd en primair de verwijdering van de poort gevorderd, maar het hof heeft geoordeeld dat de poort, inclusief de alarminstallatie, onder het gebruik als tuingrond valt. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij [appellant] in de proceskosten is veroordeeld.