ECLI:NL:GHAMS:2024:2607

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
23-000347-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 23 januari 2020 was gewezen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 augustus 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2380 gram cocaïne en het opzettelijk aanwezig hebben van 55,56 gram cocaïne en 102 tabletten MDMA. Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het eerste feit had begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Met betrekking tot het tweede feit heeft het hof echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de drugs aanwezig had, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de tas waarin de drugs waren aangetroffen.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf gematigd. Daarnaast heeft het hof beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de telefoons aan de verdachte zijn teruggegeven en andere voorwerpen zijn bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000347-20
datum uitspraak: 12 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-701223-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2019 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2380 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2019 t/m 10 april 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 55,56 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 102 tabletten bevattende MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, mede gelet op het feit dat is gebleken dat de getuige Toprak in hoger beroep niet meer kon worden gehoord. Daarom moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 2

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht de verdachte vrij te spreken, omdat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het aanwezig hebben van de drugs.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 10 april 2019 is de woning van de verdachte in [adres] doorzocht. In het schuurtje in de tuin werd een blauwe [winkel]-tas aangetroffen. De tas was aan de bovenzijde door middel van de handvaten dichtgeknoopt, maar het was wel mogelijk om in de tas te kijken. De verbalisant zag een vacuümapparaat en verpakkingsmaterialen in de tas zitten. Uiteindelijk bleken in de tas ook 55,56 gram cocaïne en 102 tabletten MDMA te zitten.
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij samen met een compagnon een zaak heeft die kamers verhuurt. De [winkel]-tas was van een Roemeense huurder, ene [naam]. De spullen van deze persoon dreigden in beslag genomen te worden, omdat hij de huur niet meer kon betalen. De verdachte heeft deze spullen, waaronder de [winkel]-tas, toen in zijn eigen schuur gezet. Hij zag geen bijzondere spullen in de tas. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij samen met zijn compagnon, getuige [getuige], de spullen van [naam] onderling had verdeeld. De [winkel]-tas was volgens de verdachte dicht. Hij heeft niet in de tas gekeken.
Het hof gaat ervan uit dat een gebruiker van een woning, waaronder een bijbehorende schuur, wetenschap heeft van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in de onderhavige zaak anders is. Het hof acht de verklaring van de verdachte over hoe de [winkel]-tas in zijn schuur terecht is gekomen en dat hij niet wist dat er drugs in die tas zaten, niet geloofwaardig. Zo heeft de verdachte verklaard dat de tas dicht zat en dat hij niets bijzonders in de tas zag, terwijl de verbalisant zonder de tas open te maken zag dat zich daarin een vacuümapparaat en verpakkingsmaterialen bevonden. De verklaring van de verdachte vindt evenmin steun in de verklaring van getuige [getuige], die in hoger beroep door de raadsheer-commissaris is gehoord. Getuige [getuige] heeft namelijk verklaard dat een vriend van de verdachte wilde verhuizen en dat hij geïnteresseerd was in die klus. Vervolgens heeft hij spullen uit een woning naar een opslagruimte gebracht, waaronder een [winkel]-tas met daarin glaswerk, bestek en servetten. Ook heeft hij verklaard nooit een zakenpartner van de verdachte te zijn geweest en nooit mede onder de naam van de verdachte te hebben verhuurd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat zich in de aangetroffen [winkel]-tas drugs bevonden. Het hof acht dan ook bewezen dat hij die drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 10 april 2019 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 55,56 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 102 tabletten bevattende MDMA.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
De raadsman heeft verzocht in het geval van een veroordeling geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 55 gram cocaïne en 102 tabletten MDMA in de schuur bij zijn woning. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik daarvan is bezwarend voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 augustus 2024 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van 100 tot 150 gram aan harddrugs wordt een taakstraf voor de duur van 240 uren genoemd. In het oriëntatiepunt wordt ervan uitgegaan dat een pil een gewicht heeft van 0,5 gram. Gelet op de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheid drugs, acht het hof daarom de voornoemde taakstraf in beginsel passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in de onderhavige zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in hoger beroep is overschreden. Namens de verdachte is op 5 februari 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 12 september 2024 arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is gelet daarop met ruim twee en een half jaar overschreden. Het hof zal de op te leggen taakstraf daarom matigen en de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uren.

Beslag

De volgende voorwerpen zijn in beslag genomen:
1.00 STK Zaktelefoon, IPHONE 4, 5734706;
1.00 STK Zaktelefoon, IPHONE A1778, 5734702;
1.00 STK Keukenartikel, VACUUMMACHINE, 5735317, en
1.00 STK Tas, [winkel], 5735370.
De rechtbank heeft de teruggave van de telefoons aan de verdachte gelast en de vacuümmachine en de [winkel]-tas verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat dienovereenkomstig dient te worden beslist.
Het hof komt tot andere beslissingen, gelet op de eisen die in de wet en de jurisprudentie aan verbeurdverklaring worden gesteld.
Het hof is van oordeel dat de telefoons dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Deze behoren aan de verdachte toe. De vacuümmachine en de [winkel]-tas dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu deze voorwerpen niet voldoen aan de criteria van het eerste lid van artikel 33a Sr.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Zaktelefoon, IPHONE 4, 5734706
2. 1.00 STK Zaktelefoon, IPHONE A1778, 5734702.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00 STK Keukenartikel, VACUUMMACHINE, 5735317
4. 1.00 STK Tas, [winkel], 5735370.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]