Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van de goederen van betrokkene, die niet in staat zou zijn haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter in Amsterdam heeft op 31 oktober 2023 geoordeeld dat betrokkene, geboren in 1934, vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand onder bewind moet worden gesteld. Verzoeksters, waaronder dochters van betrokkene, zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld op 31 januari 2024. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 zijn de verzoeksters bijgestaan door hun advocaat, en de bewindvoerder van [X] B.V. was ook aanwezig. De verzoeksters betogen dat betrokkene in staat is om haar eigen beslissingen te nemen en dat onderbewindstelling een te zware maatregel is. De bewindvoerder en dochter [dochter 2] stellen echter dat betrokkene hulp nodig heeft bij het beheren van haar financiële zaken, en dat de onderbewindstelling noodzakelijk is gezien de verstoorde familiale situatie. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en concludeert dat betrokkene niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek van de verzoeksters af.