ECLI:NL:GHAMS:2024:256

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
23-002438-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door zorgverlener met valse declaraties en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1956, was eigenaresse en directeur van een zorginstelling die podologische zorg verleende. Tussen 2009 en 2011 heeft zij samen met een medeverdachte valse declaraties ingediend bij zorgverzekeraar [benadeelde01], waardoor zij deze heeft opgelicht voor een bedrag van meer dan € 2,9 miljoen. De zorgverzekeraar ontving signalen van verzekerden dat de zorg niet was verleend, wat leidde tot een onderzoek. De verdachte en haar medeverdachte werden beschuldigd van valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken van de rechtbank, maar dat de bewezenverklaring van valsheid in geschrift en oplichting wel standhield. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 480 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De benadeelde partij, [benadeelde01], werd in het gelijk gesteld voor een schadevergoeding van € 144.000,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002438-19
Datum uitspraak: 31 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-740626-13 tegen:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1956 te [geboorteplaats01] ,
adres: [adres01] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2021, 5, 6, 7, 19 en 20 december 2023 en 17 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 3, onder het eerste gedachtestreepje (betreffende het bedrag van € 73.758,44), en onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, kort gezegd ten laste gelegd het (mede)plegen van valsheid in geschrift, het (mede)plegen van oplichting, en het (mede)plegen van witwassen.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit arrest. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

5.Inleiding

Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit, zakelijk weergegeven, van de volgende gang van zaken.
De verdachte, die in het dossier ook ( [verdachte01] ) [verdachte01] en [verdachte01] wordt genoemd, was in de onder 1 en 2 tenlastegelegde periode eigenaresse/directeur/medevennoot van de rechtspersonen [bedrijf01] B.V. en van de vennootschap onder firma [vennootschap01] (hierna: het [vennootschap01] . Het [vennootschap01] verleende onder meer podologische en podoposturale zorg en leverde in dat kader ook steunzolen (hierna: podozorg). Indien deze zorg vergoed werd onder de (aanvullende) zorgverzekeringspolis van de klanten, declareerde het instituut de zorg rechtstreeks aan de betrokken zorgverzekeraar (naturastelsel). Het instituut bood daarnaast andere diensten aan zoals huidtherapie en pedicure en er was een kap- en een schoonheidssalon. Er waren destijds tussen de acht en vijftien (vaste) krachten werkzaam; de verdachte had als enige de benodigde opleidingen en diploma’s voor het verlenen van podozorg. De medeverdachte [medeverdachte01] , die in het dossier ook ( [medeverdachte01] ) [medeverdachte01] en [medeverdachte01] - [medeverdachte01] wordt genoemd, was de bedrijfsleidster van het instituut; zij verzorgde de administratie, communiceerde regelmatig met de externe boekhouder en gaf – samen met de verdachte – leiding aan de andere medewerksters.
Zorgverzekeringsconcern [benadeelde01] (hierna: [benadeelde01] ) ontving in
2010-2011 signalen en klachten van meerdere verzekerden dat podozorg door het instituut, (deels) ten onrechte op naam van de betreffende verzekerden was vergoed. Naar aanleiding daarvan heeft de afdeling Speciale Zaken van [benadeelde01] (hierna: [benadeelde01] ) vanaf september 2011 een onderzoek ingesteld. Daarbij zijn de [benadeelde01] -verzekerden voor wie vanaf 1 januari 2009 tot en met medio juli 2011 podozorg was gedeclareerd en vergoed, in kaart gebracht. In de [benadeelde01] -administratie vond [benadeelde01] 404 declaratiestaten terug op basis waarvan, voor 6.824 (verschillende) [benadeelde01] -verzekerden, ruim € 2,9 miljoen aan vergoedingen voor podozorg was overgemaakt aan het instituut. Van deze 404 declaratiestaten waren de meeste niet voorzien van een handtekening, op 173 daarvan staat een handtekening die sterk lijkt op die van [medeverdachte01] en op zeven declaratiestaten staat een paraaf die lijkt op de paraaf die [medeverdachte01] onder elk van de pagina’s van haar acht politieverhoren heeft geplaatst.
In september 2011 heeft [benadeelde01] 64 van deze verzekerden eerst telefonisch en later schriftelijk benaderd met de vraag of de op hun naam, of die van hun huisgenoten, door het instituut gedeclareerde zorg, daadwerkelijk genoten was. In 93 procent van de 43 schriftelijke reacties (40 verzekerden) werd dat tegengesproken, of men antwoordde het instituut niet te kennen.
Daarop heeft [benadeelde01] in oktober en november 2011 eerst 465 en vervolgens 1.000 van de voornoemde 6.824 verzekerden aangeschreven met vergelijkbare vragen als aan de 64 eerder benaderden. Van de respectievelijk 346 (van de 465) en 731 (van de 1.000) respondenten, antwoordde 84 respectievelijk 81 procent van de verzekerden dat de gedeclareerde zorg niet, niet geheel of niet op de betreffende data was verleend, en/of antwoordde helemaal niet bij het instituut geweest te zijn.
In oktober 2012 en april 2013 heeft [benadeelde01] namens [benadeelde01] aangifte gedaan tegen het instituut en de verdachten wegens valsheid in geschrift en oplichting. In het naar aanleiding daarvan ingestelde opsporingsonderzoek heeft de politie onder andere 21 van de verzekerden die schriftelijk op de vragenformulieren van [benadeelde01] hadden gereageerd, als getuige gehoord.

6.Bewijs

6.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair en
3 tenlastegelegde feiten.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat – gelet op de in hoger beroep door de verdachte (schriftelijk) afgelegde verklaring – de verdachte een ‘in de kern bekennende proceshouding’ heeft aangenomen, en dat de verdachte zich – samen met de medeverdachte – schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van ‘zorgfraude’. De raadsman heeft echter bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 (impliciet primair) tenlastegelegde benadelingsbedrag van
€ 2.947.833,36, omdat van een betrouwbare en daarmee bewijsrechtelijk verantwoorde extrapolatie van de resultaten van het door [benadeelde01] uitgevoerde onderzoek geen sprake kan zijn. Ook dient de verdachte volgens de verdediging te worden vrijgesproken van het onder 2 (impliciet subsidiair) tenlastegelegde benadelingsbedrag van € 557.379,75, omdat de resultaten van de enquête ook geen deugdelijke grondslag vormen voor het buiten redelijke twijfel vaststellen van dat bedrag. Er kan slechts een veroordeling volgen voor het onder 2 (impliciet meest subsidiair) tenlastegelegde, te weten ‘geldbedragen’. Nu niet kan worden vastgesteld wat de omvang van de gepleegde fraude is geweest, heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat slechts kan worden bewezen dat de tenlastegelegde geldbedragen die zouden zijn witgewassen, ‘mede’ van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast dient de verdachte te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde overboekingen van 2 februari 2012 naar [kind01] , te weten de bedragen € 6.023,93 en € 3.365,85, omdat niet kan worden bewezen dat deze gelden (mede) van misdrijf afkomstig waren. Die stortingen hebben immers plaatsgevonden vanaf de en/of-privérekening op naam van de verdachte en haar partner.
6.3
Oordeel van het hof
6.3.1.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair en feit 2 primair
Betrouwbaarheid van het onderzoek door [benadeelde01] en de politie
Ten aanzien van de onderdelen van feit 2 primair die volgens de verdediging niet kunnen worden bewezenverklaard – de geldbedragen van ruim € 2,9 miljoen, respectievelijk ruim € 557.000,00 – herhaalt het hof eerst de bezwaren van de verdediging tegen de onderzoeken en enquêtes door [benadeelde01] en de politie en tegen de extrapolaties, waarop die onderdelen/geldbedragen zijn gebaseerd.
De door [benadeelde01] afgenomen enquêtes, ook in samenhang met het opsporingsonderzoek door de politie, hebben volgens de verdediging niet een betrouwbaar resultaat opgeleverd op basis waarvan de frauduleuze declaraties door het [vennootschap01] kunnen worden gekwantificeerd. Verwezen is naar maatstaven voor dergelijk onderzoek zoals neergelegd in een civiele uitspraak van dit hof van 23 april 2019. [1] De conclusies uit de onderzoeken zijn zodanig onbetrouwbaar en op onderdelen zelfs onjuist, zo stelt de verdediging, dat daaraan geen bewijswaarde voor de omvang van de oplichting kan worden toegekend.
Meer in detail zijn de bezwaren van de verdediging tegen de enquêtes en de daaruit door [benadeelde01] en het openbaar ministerie getrokken conclusies als volgt samen te vatten:
de enquêtes zijn niet op statistisch-wetenschappelijk verantwoorde wijze afgenomen;
de enquêtes zijn niet a-select/at random geweest;
[benadeelde01] heeft aanvankelijk louter huishoudens benaderd en niet tevens individuele verzekerden buiten gezinsverband;
e inrichting van de verschillende schriftelijke enquêteformulieren was niet eenduidig en bood geen ruimte voor een meer genuanceerde beantwoording, waardoor voor meerdere uitleg vatbare antwoorden door [benadeelde01] ten onrechte integraal zijn meegenomen in de berekening van het volgens [benadeelde01] onrechtmatig gedeclareerde bedrag;
de 1.529 schriftelijk benaderde verzekerden zijn niet pro rato verdeeld over de jaren 2009, 2010 en 2011 (tot 15 juli), terwijl over 2010 en 2011 veel meer en frequenter gedeclareerd is dan over 2009;
er is bij de extrapolatie geen foutmarge in aanmerking genomen, terwijl foutmarges tot 25 procent bij extrapolaties als deze plegen te worden toegepast.
In de pleitnota van de raadsman, onder de randnummers 23 en volgende, is ter illustratie van deze bezwaren een aantal voorbeelden beschreven van discrepanties tussen de schriftelijke reacties van individuele verzekerden op de vragen van [benadeelde01] enerzijds, en anderzijds de wijze waarop [benadeelde01] die antwoorden heeft geïnterpreteerd en verwerkt in het door [benadeelde01] gestelde (minimale) benadelingsbedrag.
Het hof verwerpt dit verweer in alle onderdelen. Gelet op het navolgende is het hof van oordeel dat aan de onderzoeksresultaten wel degelijk bewijswaarde toekomt.
Het [vennootschap01] heeft in de tenlastegelegde periode 6.824 podologische consulten of steunzoolleveringen bij [benadeelde01] gedeclareerd en vergoed gekregen. Die declaraties betroffen minder dan 6.824 individuele verzekerden, nu voor meerdere verzekerden vaker dan één keer gedeclareerd is. [benadeelde01] heeft, in drie schriftelijke enquêtes, aan 1.529 individuele verzekerden en daarmee aan ten minste 22 procent van deze verzekerden, schriftelijke vragen gesteld. Deze steekproef is, ook in het licht van het door de verdediging aangehaalde civiele arrest van dit hof, zowel in absolute als in relatieve zin zonder meer representatief. Van de 1.529 aangeschreven verzekerden hebben in totaal 1.120 personen gereageerd (43 + 346 + 731), dat is bijna driekwart en eveneens ruim representatief. Met deze dubbele representativiteit is extrapolatie verantwoord, mits, zoals de verdediging heeft betoogd, een redelijke foutmarge wordt toegepast.
De eerste twee schriftelijke enquêtes
Van de 389 respondenten op de eerste twee schriftelijke sessies (529 aangeschreven verzekerden) hebben 333 personen, ruim 85 procent, aangegeven niet/nooit bij het instituut te zijn geweest; voor hen zijn alle bedragen zonder meer onterecht gedeclareerd. 333 van de (maximaal) 6.824 is bijna vijf procent. Dit betekent dat de absolute ondergrens van de omvang van de fraude, zonder enige extrapolatie, (4,9 procent van 2,9 miljoen euro) € 144.000,00 is. Met extrapolatie van deze 85 procent uit de eerste twee naar het totaal gedeclareerde bedrag van € 2,9 miljoen en daarbij op die 85 procent de – door de verdediging gesuggereerde – foutmarge van 25 procent toepassend, kan het benadelingsbedrag worden geraamd op (85 -/- 25 procent is 64 procent van ruim € 2,9 miljoen) € 1,86 miljoen.
De derde schriftelijke enquête
Van de 731 respondenten uit de laatste sessie van 1.000 aangeschreven verzekerden hebben 592 personen (81 procent) aangegeven ‘niet akkoord’ te gaan met de op hun naam gedeclareerde bedragen. Van deze respondenten is, mede ten gevolge van een andere vraagstelling, niet precies vastgesteld welke verzekerden niet/nooit bij het instituut geweest zijn. Bovendien heeft de verdediging terecht gewezen op een aantal verkeerde conclusies van [benadeelde01] , de politie en het openbaar ministerie, uit de antwoordformulieren ‘wel akkoord’. De verdediging moet worden toegegeven dat met name deze laatste enquêtesessie van 1.000 verzekerden, zowel wat betreft inrichting van de antwoordformulieren als qua interpretatie van de antwoorden, allerminst optimaal is verlopen.
Dat neemt niet weg dat ook uit deze enquête, gezien het eerder vastgestelde representatieve karakter van de steekproef zelf en van de respons daarop, zelfs met inachtneming van een foutmarge van 50 procent
(twee keer zo hoog als de door de verdediging gesuggereerde 25), kan worden afgeleid dat een substantieel deel van de voor deze 1.000 verzekerden gedeclareerde bedragen onterecht, in elk geval niet volledig rechtmatig, door het [vennootschap01] in rekening zijn gebracht. Mede in het licht van de verklaring van de (mede)verdachte bij het bekijken van een deel van de declaratieformulieren, dat men ongeveer de helft van de daarop vermelde namen ‘niet kende’ als klant van het instituut, gaat het hof ervan uit dat minimaal 25 procent (de helft van de helft) van alle gedeclareerde bedragen ad ruim € 2,9 miljoen, ten onrechte en frauduleus bij [benadeelde01] in rekening zijn gebracht; dat is € 725.000,00.
Conclusie
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat in de tenlastegelegde periode namens het [vennootschap01] op grote schaal bij [benadeelde01] is gedeclareerd terwijl de betreffende verzekerden die zorg niet hebben gehad. Door het opmaken en gebruikmaken van honderden valse declaratieformulieren is [benadeelde01] bewogen tot afgifte van geldbedragen voor zorg die niet, of niet volledig als gedeclareerd, was geleverd. [benadeelde01] is aldus voor zeer aanzienlijke bedragen opgelicht.
Medeplegen van feit 1 primair en feit 2 primair door de verdachte met [medeverdachte01]
Het hof acht, op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, het medeplegen door de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte01] bewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Alleen de verdachte en/of [medeverdachte01] kunnen de facturen valselijk hebben opgemaakt en vervolgens gebruikt, en daarmee [benadeelde01] hebben opgelicht. Uit de verklaringen van de medewerkers van het [vennootschap01] , van [medeverdachte01] en van de verdachte zelf volgt dat geen ander dan de verdachte en/of [medeverdachte01] zich bezighield met het declareren aan [benadeelde01] . Beiden maakten, eveneens en anders dan de overige medewerkers van het [vennootschap01] , gebruik van het programma [programma01] . Dit met een wachtwoord beveiligde systeem, gaf hen toegang tot zorgverzekeringsgegevens van personen, ook van personen die geen klant van het [vennootschap01] waren.
[medeverdachte01]
Rol en positie van medeverdachte [medeverdachte01] binnen het [vennootschap01] ; haar wetenschap van de valsheid in geschrift en de oplichting
[medeverdachte01] was de bedrijfsleider van het [vennootschap01] . Volgens de medewerkers van het [vennootschap01] voerde zij het beleid van de verdachte uit. Zij voorzag de boekhouder van het instituut van de benodigde gegevens, fungeerde als contactpersoon voor die boekhouder en had toegang tot de bedrijfsbankrekening. In opdracht van de verdachte verrichtte zij daarmee betalingen. Ook het opmaken van de declaratiestaten voor [benadeelde01] behoorde tot de taken van [medeverdachte01] . Zij vulde daartoe gegevens in, in een – telkens overgeschreven – Exceldocument, maakte zo de zorgdeclaratieformulieren op, printte deze en ondertekende deze veelal en maakte de formulieren gereed voor verzending per post. [medeverdachte01] heeft in de loop van de procedure verklaard dat zij ( [medeverdachte01] ) in beginsel de declaratieformulieren invulde, printte, in veel gevallen ondertekende en gereed maakte voor terpostbezorging.
[medeverdachte01] heeft tijdens haar eerste politieverhoren verklaard dat zij zelf de declaratiestaten ondertekende, al dan niet nadat ze deze ter controle aan de verdachte had voorgelegd. Tijdens haar latere verhoren, en ook in haar verklaringen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, heeft zij, steeds stelliger, beweerd dat de handtekeningen op de declaratiestaten niet van haar zijn en mogelijk daarop zijn aangebracht door namaak of met knip- en plakwerk door een ander. Het hof hecht daaraan geen geloof. In de eerste plaats is [medeverdachte01] gedurende het onderzoek en geconfronteerd met steeds meer haar belastende informatie op dit punt, haar verklaringen gaan aanpassen. In de tweede plaats is er, op verzoek van de verdediging van [medeverdachte01] , een handschriftdeskundigenonderzoek verricht waarin de conclusie is getrokken dat waarschijnlijker is dat de handtekeningen door [medeverdachte01] zijn gezet, dan dat de handtekeningen door een ander zijn geplaatst. Weliswaar maakt de handschriftdeskundige een voorbehoud omdat het onderzoek betrekking had op gekopieerde handtekeningen, maar daar staat tegenover dat [medeverdachte01] in haar laatste politieverhoor geconfronteerd is met 21 originele declaratiestaten met daarop een handtekening, en zij toen verklaard heeft dat haar handtekening heel makkelijk na te maken is.
Dat niet-geleverde zorg werd gedeclareerd en dat [medeverdachte01] daarvan wist, volgt uit de door [medeverdachte01] zelf ondertekende voorbladen van de bij [benadeelde01] ingediende declaratieformulieren. Onder de nummers 265 en 277 worden een consult en zolen gedeclareerd voor een verzekerde van vijf maanden oud, respectievelijk voor een verzekerde op de dag van zijn geboorte; zorg dus, die onmogelijk verleend kan zijn. Het is niet denkbaar dat dit [medeverdachte01] , die de taak had de declararatiestaten op te maken, ontgaan is.
Van belang voor het aannemen van wetenschap van [medeverdachte01] is ook hetgeen is opgetekend tijdens het onderzoek door [benadeelde01] . Op 22 november 2011 hebben de rapporteurs gebeld met een verzekerde, [naam01] , naar aanleiding van een aan haar verzonden enquêteformulier. Zij was twee jaar daarvoor geconfronteerd met een onterechte declaratie door het instituut, waardoor zij een vergoeding van wél door haar gemaakte voetbehandelingskosten was misgelopen. Toen ze dit meldde bij het instituut werd haar door [medeverdachte01] een vergoeding in contanten aangeboden om het probleem op te lossen. De verzekerde verkoos echter een creditering van de zorg door het instituut bij [benadeelde01] . De aan [benadeelde01] verstuurde declaratiestaat 153 is een creditfactuur, zonder handtekening, voor € 450,00 in relatie tot deze verzekerde [naam01] . Op deze creditfactuur staat ook de getypte tekst: “ [naam02] wil je deze s.v.p. crediteren. Was in de veronderstelling dat ik dat gedaan had, maar in plaats daarvan weer gedeclareerd. Kan je hier ajb spoed achter zetten? Groeten, [medeverdachte01] ”. Later is opnieuw voor deze verzekerde [naam01] gedeclareerd, die volgens eigen zeggen geen klant was bij het instituut. Anders dan zij zelf beweert, heeft [medeverdachte01] dus ook (tenminste) een declaratiestaat opgesteld en ingestuurd of laten insturen, die ze niet zelf had getekend.
Dat [medeverdachte01] wist dat binnen het [vennootschap01] opzettelijk onjuist werd gedeclareerd blijkt ook uit het navolgende. De getuige [getuige01] , die van half 2009 tot februari 2011 heeft gewerkt op het [vennootschap01] , heeft als getuige, eerst bij de politie en de rechter-commissaris en daarna ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat in het instituut heel gemakkelijk werd gedacht over het declareren; zij proefde een bedrijfscultuur waar zij niet gelukkig van werd. Zo werd haar AGB-code gebruikt voor behandelingen die niet door haarzelf verricht waren, of werd niet-verzekerde zorg ten onrechte gedeclareerd op een post die wel onder de zorgverzekering viel. Op die manier werden klanten getrokken. Zij sprak [medeverdachte01] daar op aan, die eerst defensief reageerde en tegen [getuige01] zei dat zij ( [getuige01] ) daar ook naar betaald werd. Later trok [medeverdachte01] bij en heeft zij tijdens een bijeenkomst in de kantine tegen het personeel gezegd dat het declareren van niet-verzekerde zorg niet de bedoeling was.
Profijt
Dat medeverdachte [medeverdachte01] betrokken was bij de gepleegde fraude leidt het hof, behalve uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, tevens af uit de grote bedragen die zij, [medeverdachte01] , zonder duidelijke reden (en enkele keren onder vermelding van een fictieve reden) ontving van het [vennootschap01] (en daarmee van de verdachte). Het betreft bedragen van € 50.812,01 voor (onder meer) de aanschaf van een auto en de betaling van de kosten van een verbouwing van haar huis tot een bedrag van € 125.158,85, en bedragen van € 3.500,00 en € 2.500,00. [medeverdachte01] heeft derhalve voor € 181.970,86 geprofiteerd van de fraude. De stelling van [medeverdachte01] dat de verdachte een gulle gever was, die graag wilde dat haar personeel het ook goed had, en dat zij daarom deze schenkingen ontving, legt het hof – gelet op de hoogte van het bedrag – als ongeloofwaardig ter zijde.
[verdachte01]
Rol en positie van de verdachte binnen het [vennootschap01] ; haar wetenschap van de valsheid in geschrift en de oplichting
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van de fraude door de verdachte, moet de vraag worden beantwoord of de verdachte met haar medeverdachte [medeverdachte01] nauw en bewust heeft samengewerkt bij het plegen van de valsheid in geschrift en de oplichting. Ook die vraag beantwoordt het hof bevestigend.
De activiteiten van het [vennootschap01] werden uitgevoerd vanuit een besloten vennootschap (BV) en een vennootschap onder firma (VOF). De verdachte was directeur/grootaandeelhouder van de BV en vennoot van de VOF. In die hoedanigheden was zij formeel verantwoordelijk voor het beleid en de gang van zaken binnen het [vennootschap01] .
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte een door haar geschreven brief ingebracht waarin zij schrijft schoon schip te willen maken. Zij verklaart dan (voor het eerst) dat zij wetenschap had van door [medeverdachte01] valselijk opgemaakte declaraties en van de oplichting. Zij ontkent echter zelf actief betrokken te zijn geweest bij deze fraude die in haar bedrijf werd gepleegd. Deze laatste ontkenning acht het hof ongeloofwaardig. Diverse medewerkers hebben immers verklaard dat de verdachte, ook tijdens haar ziekte, de feitelijke zeggenschap had in de onderneming. Zij bepaalde het beleid dat [medeverdachte01] uitvoerde, had de broek aan binnen de onderneming en hield nauwgezet overzicht over wat er gebeurde binnen haar bedrijf.
Ook [verdachte01] declareerde
Ongeloofwaardig is ook de verklaring van de verdachte – die steeds heeft ontkend dat zij zelf declaratiestaten indiende bij [benadeelde01] – dat zij niet weet hoe zij met een computer moet omgaan. Die stelling wordt reeds weerlegd door de verklaring die haar partner [partner01] bij de politie heeft afgelegd. Hij verklaarde dat hij ’s avonds soms met de verdachte achter de computer zat als de praktijk gesloten was. Hij verklaarde dat hij dan de nummers opnoemde van [benadeelde01] klanten en de verdachte keek of ze verzekerd waren en een formulier invulde. [partner01] heeft daarnaast verklaard: “We moesten dat domme werk doen voor [medeverdachte01] ( [medeverdachte01] ). [verdachte01] ( [verdachte01] ) was daar anders de hele avond in haar eentje mee bezig en daarom hielp ik haar.”
Ook medewerkers [naam03] en [naam04] hebben verklaard dat de verdachte zich bezighield met declaraties voor [benadeelde01] . [naam05] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte ‘zeker de laatste anderhalf à twee jaar’ werkzaamheden deed achter de computer: “Op een gegeven moment zat ze op donderdags altijd te werken in [programma02] en [programma01] ”. Op een vraag van [naam05] antwoordde de verdachte eens: “Ik kijk of mensen nog steunzolen nodig hebben”. Ook [naam06] , de vaste schoonmaakster van het [vennootschap01] , heeft als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij ’s avonds, als de zaak gesloten was, de verdachte werkzaamheden heeft zien verrichten achter de computer.
Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer
De verdediging, die de stelling heeft betrokken dat de verdachte in het geheel geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, heeft betwist dat het de verdachte is geweest die de grote aantallen boekingen in het binnen het instituut gebruikte administratieprogramma ‘ [programma02] ’ op 1 augustus 2011 heeft ingevoerd, welke ontkenning, aldus de verdediging, wordt ondersteund door het feit dat de boekingen zijn gedaan onder de medewerkerscode ‘ [code01] ’ van [medeverdachte01] . Nu [medeverdachte01] – die in die periode met vakantie was – van buiten toegang had in de ICT van het [vennootschap01] en in het systeem [programma02] ook kon antedateren, staat haar afwezigheid er niet aan in de weg dat [medeverdachte01] deze grote boekingen heeft verricht. Dit verweer – wat daar ook van zij – behoeft geen bespreking nu het tenlastegelegde (en het hierna bewezenverklaarde) niet ziet op het plegen maar op het medeplegen door de verdachte, waarvoor niet nodig is dat de boekingen op 1 augustus 2011 door de verdachte zelf zijn verricht. Anders dan de raadsman heeft gesteld valt laatstgenoemde datum wel binnen de tenlastegelegde periode van feit 2.
Gezamenlijke uitvoering
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte en haar medeverdachte elk voor zich actief hebben bijgedragen aan de valsheid in geschrift en de oplichting van [benadeelde01] . Beiden hebben uitvoeringshandelingen gepleegd. Bovendien zijn de verdachte en haar medeverdachte bij het plegen van de fraude gezamenlijk opgetrokken, in medeplegende zin.
Dit medeplegen leidt het hof af uit de wijze waarop, gedurende de periode waarbinnen de valsheid in geschrift en de oplichting werden gepleegd, de verdachte en haar medeverdachte de opbrengsten daarvan hebben witgewassen, zoals onder feit 3 bewezen wordt verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat via de bedrijfsrekening van het [vennootschap01] facturen van verbouwingskosten van de privéwoning van [medeverdachte01] en de gecombineerde praktijkruimten met het woonhuis van de verdachte zijn voldaan, waarmee met name het wooncomfort van beide verdachten vergroot werd. Bij de aanvang van de verbouwingen is door de verdachten tegen de aannemers [aannemer01] en [aannemer02] gezegd dat de verbouwingen aan het woonhuis van [medeverdachte01] te maken hadden met de voorgenomen opslag van sandalen en dat daarom de rekeningen voor de verbouwingen – die opliepen tot een bedrag van € 1.267.991,00 – aan zowel de [adres02] (voor de verdachte en het [vennootschap01] ) als de [adres03] (voor [medeverdachte01] ) naar het [vennootschap01] moesten worden gestuurd. De offertes voor de verbouwingen aan hun respectieve woningen werden door beide verdachten met de aannemers besproken en voor akkoord getekend. De verdachte schrijft hierover in haar brief aan het hof: “Ondertussen ging de verbouwing door en werd het meer en meer.”
Het hof ziet tenslotte in het gedrag en de uitlatingen van de verdachte en [medeverdachte01] tegenover de boekhouders van het instituut, evenals in het opvoeren van de fictieve medewerkster ‘ [naam07] ’ tegenover [benadeelde01] , een gezamenlijk handelen en optrekken van de verdachte en de medeverdachte op het moment waarop zij worden aangesproken op een – als gevolg van de fraude ontstane – financiële situatie die vragen opriep. Zij doen dan gezamenlijk pogingen om de fraude te verhullen. Dit vormt geen zelfstandig bewijs voor het medeplegen van de valsheden en de oplichtingen van [benadeelde01] , maar in combinatie met de hiervoor al vastgestelde feiten en omstandigheden biedt het wel steun aan dat bewijs.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte met haar medeverdachte [medeverdachte01] de tenlastegelegde valsheid in geschrift en oplichtingen, zoals hierna bewezenverklaard, heeft medegepleegd.
6.3.2.
Bewijsoverwegingen feit 3
Zoals hiervoor is overwogen acht het hof bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte01] op grote schaal valse declaraties heeft opgemaakt en ingediend bij [benadeelde01] . [benadeelde01] is daardoor bewogen tot afgifte van vele geldbedragen. De verdachte en [medeverdachte01] wisten dat deze geldbedragen, die op het rekeningnummer van het [vennootschap01] binnenkwamen, van (hun) misdrijven afkomstig waren. Vervolgens zijn via de rekening van het [vennootschap01] verbouwingskosten aan de huizen van de verdachte en [medeverdachte01] voldaan tot een bedrag van € 1.267.991,65 en zijn via het [vennootschap01] en de en/of rekening van de verdachte overboekingen tot een bedrag van € 77.812,01 naar de privérekening van [medeverdachte01] gedaan. De verdachte en haar medeverdachte hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
De verdachte heeft bovendien de uit misdrijven afkomstige geldbedragen tot een bedrag van € 9.389,78 (namelijk € 6.023,93 en € 3.365,85) overgeboekt van haar privérekeningen en € 3.000,00 van de rekening van het [vennootschap01] overgemaakt naar haar zoon [kind01] , waarmee zij zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en
3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primairzij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een ander meermalen
a. a) ongeveer 400, (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulieren, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en/of haar mededader(s), telkens valselijk en in strijd met de waarheid die declaratieformulieren opgemaakt en op die declaratieformulieren vermeld
- dat aan een of meer bij [benadeelde01] verzekerde (met naam en/of geboortedatum genoemde) personen [te weten onder meer [getuige02] en [getuige03] en [getuige04] (getuige 07) en [getuige05] (getuige 09) en [getuige06] en [getuige07] en [getuige08] (getuige 16) en [getuige09] (getuige 17) en [getuige10] en [getuige11] (getuige 18) en [getuige12] (getuige 19) en [getuige13] en
[getuige14] (getuige 20) en [getuige15] en [getuige16] (getuige 21) en
[getuige17] en [getuige18] en [getuige19] (getuige 22) en [getuige20] en [getuige21] en [getuige22] (getuige 23)] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en
b) opzettelijk gebruik hebben gemaakt van ongeveer 400 op naam van [vennootschap01] gestelde declaratieformulieren zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader voornoemde declaratieformulier(en) hebben verstrekt aan NV [benadeelde01] (onderdeel van Coöperatie [benadeelde01] ) ter verkrijging van de op die declaratieformulieren genoemde geldbedrag(en)
en bestaande die valsheid hierin dat de op die declaratieformulieren vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulieren vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en [getuige03] en [getuige04] (getuige 07) en [getuige05] (getuige 09) en [getuige06] en [getuige07] en [getuige08] (getuige 16) en [getuige09] (getuige 17) en [getuige10] en [getuige11] (getuige 18) en [getuige12] (getuige 19) en [getuige13] en
[getuige14] (getuige 20) en [getuige15] en [getuige16] (getuige 21) en [getuige17] en [getuige18] en [getuige19] (getuige 22) en [getuige20] en [getuige21] en
[getuige22] (getuige 23)] is/zijn geleverd en/of gegeven,
terwijl zij, verdachte en haar mededader wisten dat die declaratieformulieren bestemd waren tot gebruik als waren deze geschriften (telkens) echt en onvervalst.
Feit 2 primairzij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een ander meermalen telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, NV [benadeelde01] (onderdeel van Coöperatie [benadeelde01] ) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte en/of haar mededader toen aldaar met voren omschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- ongeveer 400 (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulieren valselijk opgemaakt en op die declaratieformulier(en) vermeld dat (op/in de in die declaratieformulieren vermelde data en/of perioden) door het [vennootschap01] aan (bij [benadeelde01] verzekerde) personen [te weten onder meer [getuige02] en [getuige03] en [getuige04] (getuige 07) en [getuige05] (getuige 09) en [getuige06] en [getuige07] en [getuige08] (getuige 16) en [getuige09] (getuige 17) en [getuige10] en [getuige11] (getuige 18) en [getuige12] (getuige 19) en [getuige13] en
[getuige14] (getuige 20) en [getuige15] en [getuige16] (getuige 21) en [getuige17] en [getuige18] en [getuige19] (getuige 22) en [getuige20] en [getuige21] en
[getuige22] (getuige 23)] podotherapeutische zolen zijn geleverd (code 904) en/of consulten zijn gegeven (code 901) en (daarbij) de bijbehorende te declareren bedragen vermeld en
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer van het [vennootschap01] (dan wel de [bedrijf01] BV) vermeld en
- een aantal (ongeveer 180) van die declaratieformulieren voorzien van een handtekening of een paraaf en
- vervolgens die declaratieformulieren (per post) opgestuurd en/of laten opsturen naar en ingediend of laten indienen bij NV [benadeelde01] Zorg,
waardoor NV [benadeelde01] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Feit 3zij in de periode van 27 november 2009 tot en met 17 mei 2012 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een ander telkens de volgende geldbedragen:
- € 9.389,78, bestaande uit geldbedragen van € 6.023,93 en € 3.365,85 zijnde overboekingen naar [kind01] en
- € 3.000,- zijnde een overboeking naar [kind01] en
- € 1.267.991,65, bestaande uit overboekingen naar aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] en aangewend voor de verbouwing van haar, verdachte’s, (privé)woning en bedrijfsruimte aan de [adres02] en de (privé)woning en garage van [medeverdachte01] aan de [adres03] en
- € 77.812,01, bestaande uit geldbedrag(en) van € 31.250,- en € 19.562,01 en € 21.000,- en € 3.500,- en € 2.500,-, zijnde overboekingen naar [medeverdachte01] ,
heeft overgedragen en van dat geld gebruik heeft gemaakt en de herkomst heeft verhuld, terwijl zij en haar mededader telkens wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit misdrijven.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
medeplegen van valsheid in geschrift,
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
en
medeplegen van oplichting,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

9.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

10.Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en
3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat zij bij haar eis rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat sprake is van zeer ernstige feiten, waarbij de fraude op geraffineerde wijze heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de verdachte – ondanks de zogenaamde bekennende verklaring – alle schuld en verantwoordelijkheid in de schoenen van de medeverdachte geschoven. Voorts is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hij heeft daartoe in de eerste plaats gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze zaak heeft ertoe geleid dat de zoon van de verdachte het contact met haar heeft verbroken en dat de verdachte na haar faillissement en de daaropvolgende schuldsanering berooid is achtergebleven. Vrijheidsbeneming zou het leven van de verdachte opnieuw verwoesten: haar ernstig zieke partner is afhankelijk van haar zorg, haar inkomen gaat verloren en haar broze gezondheid zal onder gevangenschap lijden. Voorts heeft de verdachte een blanco strafblad en heeft zij getoond het foutieve van haar gedragingen in te zien en daarvoor verantwoordelijkheid te willen dragen. De raadsman heeft verder gewezen op de lange duur van de strafrechtelijke procedure waarbij sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, op de ouderdom van de feiten en – door een personeelstekort bij de DJI – het vooruitzicht van een vertraagde tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte en haar omstandigheden. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, na al die jaren (de bewezenverklaarde feiten hebben tot bijna twaalf jaar geleden plaatsgevonden), niet de verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen. Zij blijft ook in hoger beroep grotendeels ontkennen hetgeen haar ten laste is gelegd en nu opnieuw bewezen wordt verklaard. Wat de verdachte in de kern wordt verweten is dat zij misbruik heeft gemaakt van financiële middelen die bedoeld zijn om de gezondheidszorg te ondersteunen en de kwaliteit van zorg voor patiënten te verbeteren. Zorgaanbieders zoals de verdachte, die jarenlang en op doortrapte wijze niet-uitgevoerde behandelingen wel declareren, ondermijnen het vertrouwen van de samenleving in de gezondheidszorg en schaden de integriteit en de reputatie van zorgverleners en -instellingen. Zorgfraude leidt tot verlies van financiële middelen, waardoor de zorgsector wordt benadeeld en de beschikbare middelen voor de zorg afnemen. De verdachte is vooral begaan met zichzelf en de gevolgen die deze zaak voor haar en haar naasten heeft en heeft gehad. Net als de rechtbank rekent het hof haar dit zwaar aan. In beginsel betekent dit dat er geen reden is om af te wijken van straffen die doorgaans in zaken als deze worden opgelegd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Zonder de hierna te noemen overschrijding van de redelijke termijn zou het hof zijn gekomen tot oplegging van de straffen zoals door de rechtbank bepaald.
Het hof neemt echter in aanmerking dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met name in eerste aanleg, maar ook in de fase van het hoger beroep, is overschreden. De op redelijkheid te beoordelen termijn is in dit geval aangevangen op 11 februari 2014. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 11 juni 2019, zodat in eerste aanleg de redelijke termijn van twee jaren met ongeveer drie jaar en vier maanden is overschreden. Het hof onderkent dat voorafgaand aan de uitspraak in eerste aanleg op verzoek van de verdachten uitgebreid onderzoek door de rechter-commissaris is gedaan, maar dit neemt niet weg dat de overschrijding bijzonder fors is. De verdediging heeft appel ingesteld op 25 juni 2019 en het hof doet heden uitspraak. Het hof stelt daarmee een termijnoverschrijding in hoger beroep vast van twee jaar en acht maanden. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt daarmee in totaal ongeveer zes jaren. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de strafmodaliteit en in de strafmaat. In plaats van oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt het hof daarom tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de ernst en omvang van de gepleegde acht het hof daarnaast een zeer forse taakstraf geboden, van veel grotere omvang dan eerder door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

11.Vordering van de benadeelde partij N.V. [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering van € 573.532,25 (waarvan € 10.000,00 aan kosten ter vaststelling van schade, hierna te noemen: onderzoekskosten). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft zij die vordering verminderd tot € 567.379,75. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 497.506,75 (inclusief € 10.000,00 onderzoekskosten). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke – verminderde – vordering, te weten € 567.379,75.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot in elk geval een bedrag van € 144.000,00 (zie de alinea onder ‘De eerste twee schriftelijke enquêtes’ onder 6.3.1). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2011 tot aan de dag der voldoening. Daarbij zal het hof bepalen dat de verdachte met de medeverdachte hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is voor de geleden schade.
Voor het overige, daaronder ook begrepen de onderzoekskosten, is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

13.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 3, onder het eerste gedachtestreepje (betreffende het bedrag van € 73.758,44), en het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en
3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
480 (vierhonderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
240 (tweehonderdveertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij N.V. [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij N.V. [benadeelde01] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 144.000,00 (honderdvierenveertigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 september 2011.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2024.
BIJLAGE
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
Feit 1 primairzij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen, meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij [benadeelde01] verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of [getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of
[getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of
[getuige17] en/of [getuige18] en/of [getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV [benadeelde01] (onderdeel van Cooperatie [benadeelde01] ) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of [getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of [getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of [getuige17] en/of [getuige18] en/of [getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] is/zijn geleverd en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en)(telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
Feit 1 subsidiair[vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen, meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft [vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij [benadeelde01] verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of
[getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of
[getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of [getuige17] en/of [getuige18] en/of [getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat [vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV [benadeelde01] (onderdeel van Cooperatie [benadeelde01] ) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of [getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of [getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of [getuige17] en/of [getuige18] en/of
[getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] is/zijn geleverd en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en)(telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad
terwijl [vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2 primairzij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) NV [benadeelde01] (onderdeel van Cooperatie [benadeelde01] ) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [vennootschap01] aan een of meer (bij [benadeelde01] verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of [getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of [getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of [getuige17] en/of [getuige18] en/of [getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [vennootschap01] (dan wel de [bedrijf01] BV) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf (krul) en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post / digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV [benadeelde01] ,
waardoor NV [benadeelde01] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Feit 2 subsidiair[vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) NV [benadeelde01] (onderdeel van Cooperatie [benadeelde01] ) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende [vennootschap01] VOF en/of [bedrijf01] BV en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [vennootschap01] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [vennootschap01] aan een of meer (bij [benadeelde01] verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [getuige02] en/of [getuige03] en/of [getuige04] (getuige 07) en/of [getuige05] (getuige 09) en/of [getuige06] en/of [getuige07] en/of [getuige08] (getuige 16) en/of [getuige09] (getuige 17) en/of [getuige10] en/of [getuige11] (getuige 18) en/of [getuige12] (getuige 19) en/of [getuige13] en/of [getuige14] (getuige 20) en/of [getuige15] en/of [getuige16] (getuige 21) en/of [getuige17] en/of [getuige18] en/of [getuige19] (getuige 22) en/of [getuige20] en/of [getuige21] en/of [getuige22] (getuige 23)] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [vennootschap01] (dan wel de [bedrijf01] BV) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post en/of digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV [benadeelde01] ,
waardoor NV [benadeelde01] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 17 mei 2012 te [plaats02] en/of [plaats01] , gemeente [plaats03] dan wel gemeente [plaats02] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 1.431.951,88 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) de volgende geldbedragen:
- ( ongeveer) 73.758,44 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 12.544,34 euro en/of 18.412,72 euro en/of 15.801,38 euro en/of 27.000,- euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [naam08] en/of [bedrijf02] S.L.] en/of
- ( ongeveer) 9.389,78 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 6.023,93 euro en/of 3.365,85 euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [kind01] ] en/of
- ( ongeveer) 3.000,- euro [zijnde een overboeking naar [kind01] ] en/of
- ( ongeveer) 1.267.991,65 euro, bestaande uit diverse geldbedrag(en) [zijnde een of meer overboeking(en) naar aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] en/of aangewend voor de verbouwing van/aan (onder meer) haar, verdachtes, (privé)woning en/of bedrijfsruimte aan de [adres02] en/of de (privé)woning en/of garage van [medeverdachte01] aan de [adres03] ] en/of
- ( ongeveer) 77.812,01 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 31.250,- euro en/of 19.562,01 euro en/of 21.000,- euro en/of 3.500,- euro en/of 2.500,- euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [medeverdachte01] ],
- in elk geval (telkens) enig voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing van dat/die voorwerp(en) heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (telkens) (mede) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven).