ECLI:NL:GHAMS:2024:253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
23-001385-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor de eendaadse samenloop van telkens medeplegen van poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, waarbij het gepleegde geweld heeft geleid tot lichamelijk letsel. De feiten vonden plaats op 26 februari 2022 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [benadeelde01] en [benadeelde02]. De verdachte heeft hen meermalen met kracht geslagen en geschopt, terwijl zij op de grond lagen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk ernstig geweld hebben gebruikt, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, met daarbij een taakstraf van 240 uur. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk zijn toegewezen. Het hof heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan beide benadeelde partijen, die in totaal € 2.300,00 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001385-23
datum uitspraak: 30 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-225284-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde01] naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 26 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde02] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde02] meermalen, in elk geval eenmaal met kracht
- op/tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan die [benadeelde02] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen, en/of (vervolgens) terwijl [benadeelde02] op de grond lag
- ( meermalen) met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam van [benadeelde02] heeft geschopt, en/of
- tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van [benadeelde02] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij, op of omstreeks 26 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde02] meermalen, in elk geval eenmaal met kracht
- op/tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan die [benadeelde02] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen, en/of (vervolgens) terwijl [benadeelde02] op de grond lag
- ( meermalen) met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam van [benadeelde02] heeft geschopt, en/of
- tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van [benadeelde02] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij, op of omstreeks 26 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde01]
- meermalen, in elk geval eenmaal met kracht op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het (boven)lichaam, heeft geslagen, en/of gestompt ten gevolge waarvan die [benadeelde01] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen, en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag meermalen op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, met geschoeide voet heeft geschopt/getrapt en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag die [benadeelde01] (meermalen) op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij, op of omstreeks 26 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde01]
- meermalen, in elk geval eenmaal met kracht op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het (boven)lichaam, heeft geslagen, en/of gestompt ten gevolge waarvan die [benadeelde01] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen, en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag meermalen op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, met geschoeide voet heeft geschopt/getrapt en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag die [benadeelde01] (meermalen) op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op of omstreeks 26 februari 2022 te Amsterdam in elk geval in Nederland, openlijk, te weten aan de [adres02] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [benadeelde02] en/of [benadeelde01] door
* die [benadeelde02]
- meermalen in elk geval eenmaal met kracht op/tegen het hoofd te slaan (ten gevolge waarvan die [benadeelde02] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen), en/of
- vervolgens terwijl [benadeelde02] op de grond lag meermaals met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en (boven)lichaam van [benadeelde02] te schoppen en/of
- vervolgens terwijl [benadeelde02] op de grond lag meermaals met kracht tegen het hoofd en (boven)lichaam van [benadeelde02] te slaan,
en/of
* die [benadeelde01]
- meermalen, in elk geval eenmaal met kracht op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen (ten gevolge waarvan die [benadeelde01] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen), en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag meermaals op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, met geschoeide voet te schoppen en/of
- terwijl die [benadeelde01] op de grond lag meermaals op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam te slaan/stompen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw gezwollen rechteroog, een gezwollen, rode linkerwang, rode krassen aan de linkerkant van de nek en een gezwollen rechter oor en neus voor [benadeelde02] en een snijwond boven het rechteroog voor [benadeelde01] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2

De verdachte is door de rechtbank in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling van [benadeelde02] (feit 1 subsidiair) en [benadeelde01] (feit 2 subsidiair).
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot (eveneens) bewezenverklaring van het medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het hof acht, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, het aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag op [benadeelde02] en [benadeelde01] wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van de aangevers [benadeelde02] en [benadeelde01] blijkt dat de verdachte en de medeverdachte beiden (elkaar afwisselend en/of versterkend) fors geweld hebben gebruikt tijdens het incident. De verdachte en de medeverdachte hebben voluit en met kracht geslagen en hebben met kracht en snelheid tegen het hoofd van de aangevers geschopt, in één geval zelfs met een aanloop. Als gevolg van het toegepaste geweld zijn beide aangevers – op enig moment – tegen de grond ten val gekomen. Terwijl de aangevers uitgeschakeld en bewegingsloos op de grond lagen, zijn zij nog herhaaldelijk op het lichaam geslagen en meermalen (met geschoeide voet) tegen het hoofd geschopt. De omstandigheid dat beide aangevers op enig moment bewegingloos op de grond bleven liggen, heeft voor de verdachte en de medeverdachte blijkbaar geen aanleiding gevormd om hun geweldsexplosie jegens hen te staken.
Het hof is van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting en op basis van de inhoud van het dossier – in het bijzonder de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van de aangevers – het vaststaat dat de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan – kort gezegd – het uitoefenen van geweld tegen de aangevers. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden met betrekking tot het uitoefenen van ernstig geweld en dus van medeplegen. Daarnaast komt het hof op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de verdachte en de medeverdachte voorwaardelijk opzet op de dood van de aangevers hebben gehad. Het meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd van iemand die (bewegingsloos) op de grond ligt brengt, zo leren de algemene ervaringsregels, een aanmerkelijke kans op de dood met zich. Uit de aard van het geschetste handelen van de verdachte en de medeverdachte volgt, naar uiterlijke verschijningsvorm, dat zij deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard.
De verdachte zal daarom als medepleger worden veroordeeld voor de onder de feiten 1 en 2 primair ten laste gelegde poging doodslag, alsmede voor het onder feit 3 tenlastegelegde plegen van openlijk geweld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij, op 26 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde02] opzettelijk van het leven te beroven, [benadeelde02] meermalen, met kracht
- tegen het hoofd heeft geslagen en vervolgens terwijl [benadeelde02] op de grond lag
- meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam van [benadeelde02] heeft geschopt, en
- tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van [benadeelde02] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij, op 26 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] opzettelijk van het leven te beroven, [benadeelde01]
- meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan [benadeelde01] tegen de grond ten val is gekomen, en
- terwijl [benadeelde01] op de grond lag meermalen tegen het hoofd met geschoeide voet heeft geschopt en
- terwijl [benadeelde01] op de grond lag [benadeelde01] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op 26 februari 2022 te Amsterdam openlijk, te weten op de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde02] en [benadeelde01] door
* [benadeelde02]
- meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan en
- terwijl [benadeelde02] op de grond lag meermaals met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam van [benadeelde02] te schoppen en
- terwijl [benadeelde02] op de grond lag met kracht tegen het hoofd en/of (boven)lichaam van [benadeelde02] te slaan,
en
* [benadeelde01]
- meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan ten gevolge waarvan [benadeelde01] met zijn hoofd tegen de grond ten val is gekomen, en
- terwijl [benadeelde01] op de grond lag meermaals tegen het hoofd met geschoeide voet te schoppen en
- terwijl [benadeelde01] op de grond lag meermaals tegen lichaam te slaan
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw rechteroog, een gezwollen linkerwang, rode krassen aan de linkerkant van de nek en een gezwollen rechter oor en neus voor [benadeelde02] en een snijwond boven het rechteroog voor [benadeelde01] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
telkens medeplegen van poging tot doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zijn diverse bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 1 en 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en dat daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden worden gesteld als door de rechtbank in eerste aanleg zijn gesteld.
De raadsvrouw heeft het hof – kort gezegd – verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf (met bijzondere voorwaarden) met daarnaast eventueel een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader telkens schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door de slachtoffers meermalen tegen het hoofd en lichaam te slaan en, terwijl zij op de grond lagen, meermalen tegen het hoofd te schoppen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. Als gevolg van de gewelddadigheden hebben de slachtoffers verschillende verwondingen opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Voor de samenleving geldt dat dit soort misdrijven, zeker als die op de openbare weg worden begaan, als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, is naar het oordeel van het hof in beginsel het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur gerechtvaardigd. Het hof zal echter een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf opleggen om de volgende redenen.
Uit het reclasseringsadvies van 27 maart 2023 komt naar voren dat de verdachte een zeer belast verleden heeft en is opgegroeid in een instabiele gezinssituatie. Hij heeft op jonge leeftijd zware verantwoordelijkheden moeten dragen en moeilijke keuzes moeten maken waardoor hij – onder andere – tijdens zijn vroege jeugd een tijd dakloos is geweest. In de afgelopen tijd heeft de verdachte echter hard gewerkt om zijn leven een positieve invulling te geven.
Uit het verslag van [organisatie01] – dat ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsvrouw is overgelegd – blijkt in dat kader dat de verdachte sinds september 2023 bij de zorgorganisatie [organisatie01] verblijft. Hij heeft daarvoor ambulante begeleiding gekregen en volgt nu een begeleid wonen traject. Vanaf het moment dat de verdachte is komen wonen bij [organisatie01] heeft hij een positieve houding, is hij goed in contact met coach, begeleiders en huisgenoten en toont hij zich gemotiveerd om aan zijn doelen te werken en nieuwe ontwikkelingen te maken. Een (onvoorwaardelijke) detentie zal er naar verwachting voor zorgen dat hij zijn woning en motivatie om aan zijn doelen te werken zal kwijtraken waardoor het risico op recidive weer een rol kan gaan spelen.
Daarnaast heeft de Waag in een brief van 9 januari 2024 over de behandeling van de verdachte geschreven dat de verdachte sinds 19 oktober 2023 onder behandeling is bij de Waag, welke behandeling zich hoofdzakelijk richt op het voorkomen van nieuwe agressie incidenten. De verdachte stelt zich tijdens de gesprekken open en gemotiveerd op voor de behandeling. Actuele beschermende factoren zijn de steunende relatie van de verdachte, zijn eigen woning, zijn motivatie om te werken en zijn motivatie voor en openheid in de behandeling.
Voorts blijkt uit een update over het reclasseringstoezicht – die door de reclassering per e-mail van
12 januari 2024 aan het hof is gestuurd – dat de verdachte zich op een positieve manier inzet tijdens zijn behandeling. Hij lijkt open over te komen en te willen werken aan zijn problematiek.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij werk heeft gevonden en op korte termijn – na het doorlopen van een training – naar verwachting vier dagen per week als [baan] aan het werk gaat.
Tot slot houdt het hof in het kader van de strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte er blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen (nu) in te zien en daar zijn verantwoordelijkheid voor neemt.
Het hof is van oordeel dat het voor de verdachte én de samenleving van belang is dat de verdachte begeleid en behandeld blijft worden om daarmee het risico op recidive te verminderen. Het gevaar voor herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven lijkt in de situatie van de verdachte namelijk groter wanneer hij louter wordt afgestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan wanneer hem een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf wordt opgelegd. Daarom zal de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Vanwege de ernst van de feiten kan echter niet worden volstaan met een voorwaardelijke straf, zodat de verdachte ook zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van maximale duur.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 7.076,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze bestaat uit een bedrag van € 1.400,00 ter compensatie van materiële schade, een bedrag van € 1.176,00 voor kosten huishoudelijke hulp en een bedrag van € 4.500,00 ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.975,00 (bestaande uit € 975,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering (hoofdelijk) moet worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank in eerste aanleg.
De raadsvrouw heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op vooromschreven wijze. Aldus heeft hij jegens de benadeelde partij onrechtmatig gehandeld en is hij gehouden tot vergoeding van de schade die daarvan rechtstreeks het gevolg is.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 825,00 gevorderd ter zake van de beschadiging van zijn jas. Uit het dossier blijkt dat de jas van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde is beschadigd, zodat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid om de materiële schade naar redelijkheid vast te stellen. Onder de gegeven omstandigheden zal het hof het schadebedrag begroten en naar algemene ervaringsregels vaststellen op € 200,00. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering nadere bewijslevering zou vergen, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Ten aanzien van de overige posten (twee mobiele telefoons, een leren broekriem, het verdwijnen van huissleutels en beschadiging van een bril) kan het hof met een onvoldoende mate van zekerheid vaststellen dat deze goederen zijn weggenomen c.q. beschadigd door de verdachte. Het verrichten van (nader) onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Kosten huishoudelijke hulp
Ten aanzien van de gevorderde kosten huishoudelijke hulp is het hof van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Zonder nader onderzoek kan niet worden vastgesteld of sprake is van (rechtstreekse) schade als gevolg van dit strafbare feit. Het verrichten van een dergelijk onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Immateriële schade
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de
benadeelde partij lichamelijk letsel heeft bekomen in de vorm van een blauw rechteroog, een gezwollen linkerwang, rode krassen aan de linkerkant van de nek en een gezwollen rechter oor en neus. Hieruit kan naar het oordeel van het hof gevoeglijk worden afgeleid dat de benadeelde partij lichamelijk letsel bij het incident heeft opgelopen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is in het bijzonder gelet op de
ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij, de aard van het lichamelijke letsel en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend.
Totaal toegewezen bedrag
De verdachte is tot vergoeding van de hierboven weergegeven schade ter hoogte van (in totaal)
€ 1.200,00 gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
Omtrent de gevorderde proceskosten stelt het hof voorop dat een redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding daarvan af te wijken. Uitgaande van het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (geldend vanaf 1 februari 2023) en het daarin genoemde tarief I (behorend bij een gevorderde hoofdsom beneden € 10.000), begroot het hof de kosten voor rechtsbijstand op € 508,00 (1 punt). De verdachte zal in zoverre in de proceskosten van de benadeelde partij worden veroordeeld.
Hoofdelijkheid
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met de medeverdachte gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de toegewezen schade en de proceskosten van de aangever.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 4.330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze bestaat uit een bedrag van € 830,00 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 3.500,00 ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.430,00 (bestaande uit € 430,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering (hoofdelijk) moet worden toegewezen conform de beslissing van de rechtbank in eerste aanleg.
De raadsvrouw heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan op vooromschreven wijze. Aldus heeft hij jegens de benadeelde partij onrechtmatig gehandeld en is hij gehouden tot vergoeding van de schade die daarvan rechtstreeks het gevolg is.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 100,00 gevorderd ter zake van de geschatte waarde van zijn kleding. Uit het dossier blijkt dat op de kleding van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde niet te verwijderen bloedvlekken zitten, zodat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Dit deel van de vordering, dat het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige posten (iPhone 11 pro max en contant geld) kan het hof met een onvoldoende mate van zekerheid vaststellen dat deze goederen zijn weggenomen door de verdachte. Het verrichten van (nader) onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Immateriële schade
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de
benadeelde partij lichamelijk letsel heeft bekomen in de vorm van een snijwond boven het rechteroog.
Hieruit kan naar het oordeel van het hof gevoeglijk worden afgeleid dat de benadeelde partij lichamelijk letsel bij het incident heeft opgelopen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is in het bijzonder gelet op de
ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van benadeelde partij, de aard van het lichamelijke letsel en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend.
Totaal toegewezen bedrag
De verdachte is tot vergoeding van de hierboven weergegeven schade ter hoogte van (in totaal)
€ 1.100,00 gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Hoofdelijkheid
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met de medeverdachte gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de toegewezen schade van de aangever.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Reclassering op het adres [adres03] meldt. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarbij dient hij zich te houden aan de aanwijzingen;
- de veroordeelde zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- de veroordeelde in [organisatie01] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [benadeelde02] (geboren op [geboortedatum02] 1994 in [geboorteplaats02] ) en [benadeelde01] (geboren op [geboortedatum03] 1995 in [geboorteplaats03] ) in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het contactverbod dient gecontroleerd te worden door de politie.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde02]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde02] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) bestaande uit
€ 200,00 (tweehonderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
508,00 (vijfhonderdacht euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde02] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) bestaande uit € 200,00 (tweehonderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
26 februari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.100,00 (duizend honderd euro) bestaande uit
€ 100,00 (honderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde01] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.100,00 (duizend honderd euro) bestaande uit € 100,00 (honderd euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
26 februari 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2024.
mr. W.S. Ludwig is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.