ECLI:NL:GHAMS:2024:2528

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.339.155/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige met dwangsom bij informatieregeling

In deze zaak gaat het om het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige], die op 8-jarige leeftijd is. De rechtbank Noord-Holland heeft op 19 december 2023 het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag toegekend en het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewezen. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling, alsook om een dwangsom te verbinden aan de informatieregeling die de moeder moet naleven. De moeder is het eens met de beslissing van de rechtbank en verzoekt om bekrachtiging van de beschikking.

Het hof heeft de zaak op 19 juni 2024 behandeld, waarbij de vader en moeder niet ter zitting verschenen. De vader heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt om betrokken te blijven bij het leven van [minderjarige] en dat hij vreest dat de moeder de informatieregeling niet zal naleven zonder dwangmiddelen. De moeder stelt dat de communicatie tussen de ouders zo verstoord is dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is en dat zij hulp nodig heeft om de informatieregeling na te komen.

Het hof oordeelt dat de moeder niet in staat is om de informatieregeling na te komen en dat het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om [minderjarige] opnieuw onder toezicht te stellen. Het hof voegt een dwangsom van € 100,- per keer toe aan de informatieregeling, met een maximum van € 1.800,- aan verbeurde dwangsommen. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, met inachtneming van de nieuwe voorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.339.155/01
zaaknummers rechtbank: C/15/337391 / JU RK 23-339 (verlenging ondertoezichtstelling)
C/15/346125 / JU RK 23-1756 (beëindiging ondertoezichtstelling)
C/15/319239 / FA RK 21-3880 (gezag en zorgregeling)
beschikking van de meervoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. van der Steen te Den Haag,
en
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Salhi te Rijswijk.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ),
- Jeugdbescherming Regio [plaats B] (hierna te noemen: de GI).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het gezag over [minderjarige] (8 jaar) en de omgangsregeling met de vader. De zaak gaat ook over de informatieregeling en een ondertoezichtstelling.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft op 19 december 2023 het verzoek van de moeder om eenhoofdig met het gezag te worden belast toegewezen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen. Daarnaast is er een informatieregeling vastgesteld die er – kort gezegd – op neerkomt dat de moeder de vader eens per twee maanden per email moet informeren over het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] (hierna: de bestreden beschikking).
De vader is het daar niet mee eens en wil dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen. De vader wil ook dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld en dat er een dwangsom wordt verbonden aan het niet nakomen van de informatieregeling. Ten slotte verzoekt de vader om [minderjarige] voor 12 maanden onder toezicht te stellen. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking.
Het hof is het eens met de beslissingen van de rechtbank, maar voegt een dwangsom toe aan de informatieregeling die de rechtbank had bepaald.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 19 maart 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 13 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 12 juni 2024 met bijlage, en
- op 17 juni 2024 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 19 december 2023.
2.4
De zitting heeft op 19 juni 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.
De vader en de moeder zijn niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [in] 2015 te [plaats A] .
De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 6 maart 2018 gescheiden. In de beschikking van 7 maart 2019 van de rechtbank Den Haag is het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen. De rechtbank heeft daarbij - kort samengevat- overwogen dat de moeder nog veel tijd nodig heeft om door middel van hulpverlening haar angsten en trauma's onder controle te krijgen en draagvlak te creëren voor contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Daarom prevaleert de rust van de moeder en [minderjarige] boven het contactherstel met vader.
De ouders oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 24 januari 2022 onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is verlengd tot 24 januari 2023. De kinderrechter heeft [minderjarige] op 23 maart 2023 opnieuw onder toezicht gesteld. De raad heeft op de zitting van 18 december 2023 bij de kinderrechter het aangehouden deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet gehandhaafd. De GI heeft het verzoek beëindiging ondertoezichtstelling daarop ingetrokken. De ondertoezichtstelling is op 21 december 2023 geëindigd.
3.3
De rechtbank heeft bij beschikking van 13 oktober 2021 het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag en het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling aangehouden in afwachting van een advies van de raad. De rechtbank heeft bij deze beschikking een voorlopige informatieregeling vastgesteld.
3.4
De raad heeft op 3 januari 2022 een rapport uitgebracht.
3.5
De rechtbank heeft op 15 april 2022 de raad verzocht om een nader advies uit te brengen over het contactherstel, de zorgregeling en het gezag over [minderjarige] .
3.6
De raad heeft op 3 maart 2023 een nieuw rapport uitgebracht. De raad heeft in dit rapport geadviseerd dat het van belang is dat [minderjarige] statusvoorlichting krijgt en dat de moeder EMDR-behandeling moet volgen voordat er gestart kan worden met begeleide omgang. Ten aanzien van de zorgregeling adviseerde de raad om geen zorgregeling vast te stellen, omdat er nog geen statusvoorlichting had plaatsgevonden en de verwachting was dat de moeder onvoldoende emotioneel in staat zou zijn om [minderjarige] te begeleiden in het contact met de vader. De raad concludeerde dat een wijziging van het gezag niet tegemoet zou komen aan de belangen van [minderjarige] , omdat er te weinig was ingezet op de mogelijkheid voor de vader om het gezag in te vullen. Het advies voor de rechtbank was om de beslissing ten aanzien van de zorgregeling en het gezag aan te houden, zodat de ouders met de gezinsvoogd konden werken aan de opgezette doelen.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is het gezamenljjk gezag van partijen over [minderjarige] beëindigd en is de moeder met het eenhoofdige gezag over [minderjarige] belast. Het verzoek van vader om een omgangsregeling vast te stellen is afgewezen. Daarnaast is er een informatieregeling vastgelegd, waarbij de moeder, zo mogelijk via de advocaten (in onderling overleg af te stemmen), de vader eens per twee maanden per email moet informeren over hoe het met [minderjarige] gaat, wat zich afspeelt in zijn leven, hoe het gaat met zijn gezondheid, hoe het gaat op school en met zijn vriendjes en welke hobby's hij beoefent. Daarnaast moet de moeder aan de vader bij de informatie telkens een recente, goed gelijkende foto van [minderjarige] voegen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidende verzoek van de moeder om eenhoofdig met het gezag te worden belast, af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader een zorgregeling, dan wel omgangsregeling, vast te stellen, waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdagmiddag 17:00 uur tot zondagmiddag 17:00 bij de vader is, dan wel een regeling vast te stellen die het hof juist acht. De vader verzoekt – naar het hof begrijpt – de huidige informatieregeling in stand te laten, met dien verstande dat de moeder een dwangsom van € 250,- dient te voldoen voor elke keer dat zij de informatieregeling niet nakomt. Tot slot verzoekt de vader om [minderjarige] voor de duur van 12 maanden onder toezicht te stellen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van het hoger beroep

Standpunten van de partijen
5.1
De vader wil het gezamenlijk gezag behouden. Er is een minimale vorm van communicatie tussen de ouders mogelijk en de vader staat hiervoor ook open. De afgelopen jaren zijn er geen problemen geweest in de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Bovendien heeft de vader als gezaghebbende ouder ook een sterkere positie in het contactherstel en wordt hij dan betrokken bij eventuele hulpverlening.
De vader hoopt door middel van hulpverlening binnen een ondertoezichtstelling te kunnen werken aan contactherstel en het opbouwen van de omgang.
De vader wil omgang met [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] om daadwerkelijk een beeld van zijn vader te kunnen vormen.
Omdat de vader [minderjarige] nu niet ziet, is de vader volledig afhankelijk van de informatie die hij van de moeder krijgt. De moeder komt de informatieregeling echter niet na. Hoewel de vader de moeder niet onder druk wil zetten, ziet de vader geen andere mogelijkheid dan een dwangsom om ervoor te zorgen dat hij geïnformeerd wordt over [minderjarige] .
5.2
Volgens de moeder is de verhouding tussen de ouders zodanig verstoord dat dit de uitoefening van het gezamenlijk gezag bemoeilijkt. De ouders hebben geen contact met elkaar en een minimale basis voor het uitoefenen van het gezag ontbreekt. De aanhoudende procedures en een (mogelijke) ondertoezichtstelling veroorzaken veel stress bij de moeder waardoor zij niet kan starten met EMDR behandeling. Vanwege de angst bij de moeder voor de vader, is het niet mogelijk om de omgang en het contact tussen de vader en [minderjarige] op te bouwen. Het is in het belang van [minderjarige] om in een rustige thuisomgeving op te groeien.
De moeder begrijpt het belang om de informatieregeling na te komen, maar zij is hiertoe niet in staat. Dit is geen onwil, maar onmacht. De moeder heeft hulpverlening nodig om het draagvlak voor het delen van informatie te vergroten. Een dwangsom zal daardoor niet het beoogde effect hebben, aldus de moeder.
Advies van de raad
5.3
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De moeder zorgt goed en liefdevol voor [minderjarige] . Zij heeft al jarenlang een enorme stressreactie bij het idee van contact met de vader. Hoewel de moeder altijd hulpverlening heeft geaccepteerd, is deze stress nog niet afgenomen. Als de moeder onder druk wordt gezet om omgang tussen [minderjarige] en de vader te bewerkstelligen, zal zij minder emotioneel beschikbaar zijn voor [minderjarige] , wat slecht is voor zijn ontwikkeling.
Hoewel het belangrijk is dat de moeder de informatieregeling nakomt, adviseert de raad om daaraan geen dwangsom te verbinden, gezien het beperkte inkomen van de moeder.
Beoordeling door het hof
Ondertoezichtstelling
Wettelijk kader
5.4
Op grond van artikel 1:255, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, het openbaar ministerie, een ouder of degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.
Beoordeling door het hof
5.5
De raad heeft op de zitting bij de rechtbank van 19 december 2023 het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet gehandhaafd. De ondertoezichtstelling is daarom geëindigd op 21 december 2023. De vader verzoekt om [minderjarige] opnieuw onder toezicht te stellen. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1361, die erop neerkomt dat een dergelijk verzoek een zaak betreft die niet ter vrije bepaling staat van partijen. Een verzoek tot ondertoezichtstelling kan niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan, maar moet op grond van artikel 1:255 lid 2 BW bij de kinderrechter worden ingediend. Het hof verklaart de vader daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek om [minderjarige] voor de duur van 12 maanden onder toezicht te stellen.
Gezag
Wettelijk kader
5.6
Op grond van 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.7
Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Beoordeling door het hof
5.8
Tussen de ouders bestaat al jaren geen enkele vorm van communicatie. De angst van de moeder maakt het voor haar onmogelijk om met de vader te communiceren. De afgelopen jaren hebben verschillende hulpverleners ernstige trauma- en angstklachten bij de moeder geconstateerd. Daardoor kunnen de ouders niet op een adequate manier gezamenlijk het gezag invullen. Omdat de moeder geen contact met de vader durft te hebben, zullen belangrijke beslissingen over [minderjarige] bij gezamenlijk gezag niet genomen kunnen worden. Als de moeder noodgedwongen toch zou moeten overleggen met de vader, verwacht het hof, net als de raad, dat dat zoveel stress bij de moeder zou veroorzaken dat zij niet meer goed voor [minderjarige] kan zorgen. Dat zou een negatief effect hebben op [minderjarige] . De moeder is al jarenlang de enige verzorgende ouder van [minderjarige] en als zij vanwege extreme stress emotioneel niet beschikbaar is, kan dat niet worden gecompenseerd door extra hulp in het gezin, zoals de vader heeft geopperd.
Het hof is het met de vader eens dat het spijtig is dat het na de start van de ondertoezichtstelling lang heeft geduurd voordat de statusvoorlichting werd gegeven en dat niet alle hulpverlening die wenselijk was snel kon worden ingezet. Het hof moet echter in de huidige situatie de belangen afwegen. Het hof acht een stabiele en rustige thuissituatie, waarbij de ouders niet met elkaar hoeven te overleggen, op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] .
5.9
Daarnaast heeft de vader geen contact meer met [minderjarige] sinds [minderjarige] een baby was. Daardoor kan hij minder goed inschatten welke beslissingen in het belang van [minderjarige] zijn en zo een goede invulling geven aan het gezag.
5.1
Om die redenen acht het hof de wijziging in het gezag, waarbij alleen de moeder met gezag wordt belast, noodzakelijk in het belang van [minderjarige] . Het hof begrijpt dat dit voor de vader, die zich afgelopen jaren heeft ingespannen om mee te werken en de moeder niet onder druk te zetten, een uiterst frustrerende beslissing is. Hoewel de wens van de vader om door middel van gezamenlijk gezag betrokken te blijven bij het leven van [minderjarige] begrijpelijk is, acht het hof acht het belang van [minderjarige] bij een stabiele thuissituatie doorslaggevend. Het hof zal de bestreden beschikking op dit onderdeel daarom bekrachtigen.
Omgang
Wettelijk kader
5.11
De rechter stelt op grond van artikel 1:377a lid 2 BW op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Beoordeling door het hof
5.12
Het hof oordeelt - net als de rechtbank - dat het belang van [minderjarige] zich verzet tegen de omgang met de vader. Op dit moment hebben [minderjarige] en de vader geen contact met elkaar. [minderjarige] weet wie zijn vader is, maar het is te vroeg om een omgangsregeling te bepalen. Het opbouwen van het contact en de omgang is voor de moeder extreem stressvol. Het contactherstel is daardoor belastend voor [minderjarige] . Zoals in overweging 5.8 beschreven, acht het hof een rustige thuissituatie het meest in het belang van [minderjarige] . Dat weegt zwaarder dan het belang van [minderjarige] om zijn vader te leren kennen en in zijn leven te hebben en het belang van de vader bij contact met [minderjarige] . De advocaat van de moeder heeft op de zitting verteld dat de moeder binnenkort zal starten met EMDR behandeling. Het hof hoopt dat dit voor meer draagvlak bij de moeder zal zorgen, zodat er in de toekomst gewerkt kan worden aan contactherstel tussen de vader en [minderjarige] .
Het hof zal geen omgangsregeling met de vader bepalen en bekrachtigt de bestreden beschikking op dit onderdeel.
Informatieregeling
Wettelijk kader
5.13
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.14
Op grond van artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter op vordering van een partij de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan.
Beoordeling door het hof
5.15
De informatieregeling, zoals de rechtbank die heeft bepaald, staat tussen de ouders niet ter discussie. Tussen de ouders staat ook vast dat de moeder de informatieregeling niet nakomt. De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangegeven dat de moeder het belang van het nakomen van de regeling begrijpt, maar dat zij daartoe op dit moment niet in staat is. Het hof acht het van groot belang dat de vader geïnformeerd wordt over het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] . Dit is niet alleen een wettelijke verplichting, maar ook een verplichting die voortvloeit uit een rechterlijke beslissing waarvan de moeder niet in hoger beroep is gegaan. Nu de vader niet meer is belast met het gezag en hij geen contact heeft met de moeder en [minderjarige] is hij volledig afhankelijk van de moeder om enige informatie over [minderjarige] te krijgen. Ook de raad heeft ter zitting benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder de vader informeert.
Hoewel het hof begrip heeft voor de angstklachten van de moeder, is het nakomen van de informatieregeling het minimale wat van de moeder kan worden verwacht. Zij is verplicht de rechterlijke uitspraak over de informatieregeling na te komen. Voor zover de moeder bang is dat de vader [minderjarige] of haar zal komen opzoeken aan de hand van de gegeven informatie, benadrukt het hof dat zij geen informatie hoeft te geven waaruit blijkt waar en wanneer [minderjarige] bijvoorbeeld sport of een hobby beoefent. De moeder kan de vader informeren over [minderjarige] ontwikkeling, gezondheid, interesses en hobby’s zonder dat zij specifieke plekken of tijdstippen noemt.
5.16
Omdat de moeder de vader de afgelopen periode niet heeft geïnformeerd, terwijl zij hiertoe verplicht was, heeft het hof niet de verwachting dat de moeder de informatieregeling zonder dwangmiddelen zal nakomen. Gezien het grote belang van de vader om geïnformeerd te worden, zal het hof een dwangsom aan het niet juist nakomen van de informatieregeling verbinden. Het hof zal een dwangsom van € 100,- per keer verbinden aan het niet nakomen van de informatieregeling. Dat is een lagere dwangsom dan het door de vader verzochte bedrag van € 250,-, omdat de moeder een beperkt inkomen heeft. Het hof verbindt een maximum van € 1.800,- aan het totaal van de te verbeuren dwangsommen.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek een ondertoezichtstelling uit te spreken;
bekrachtigt de bestreden beschikking;
bepaalt in aanvulling op de bestreden beschikking dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 100,- (zegge: honderd euro) voor iedere keer dat zij niet voldoet aan de in de beschikking waarvan beroep bepaalde informatieregeling, totdat een maximum van € 1.800,- (zegge: duizendachthonderd euro) aan verbeurde dwangsommen zal zijn bereikt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 13 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.