Uitspraak
1.Het beklag
2.Het verdere verloop van de procedure
3.De beoordeling van het beklag
- 1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
- 7. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met het zesde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
bij gevaar voor de veiligheid van politieambtenaren of derden, bijvoorbeeld bij hevig fysiek verzet bij de aanhouding gericht tegen politieambtenaren;