ECLI:NL:GHAMS:2024:2500

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23-003429-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvullende overweging over bewijswaarde van herkenningen in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen het vonnis in de strafzaak met parketnummer 13-017616-20. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvullende overweging over de bewijswaarde van de herkenningen die in de zaak zijn gepresenteerd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 februari 2024 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenningen van de verdachte door een anonieme portier en twee politieagenten zijn gebaseerd op een afbeelding uit een artikel van Het Parool. Deze afbeelding was van mindere kwaliteit dan de bewegende beelden en bevatte geen specifieke gezichtskenmerken van de daders. Het hof concludeert dat de herkenningen mogelijk beïnvloed zijn door de wijze waarop de afbeelding aan de portier is getoond, wat de bewijswaarde van deze herkenningen beperkt.

Het hof heeft ook overwogen om de verdachte persoonlijk ter terechtzitting te laten verschijnen voor een eventuele herkenning, maar heeft besloten dit niet te doen, omdat een eventuele vaststelling van de gelijkenis met de beelden ook onvoldoende bewijswaarde zou hebben. Uiteindelijk bevestigt het hof het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de aanvullende overwegingen over de bewijswaarde van de herkenningen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003429-21
datum uitspraak: 21 februari 2024
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-017616-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een aanvullende overweging opneemt ten aanzien van het bewijs.

Aanvullende overweging ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van de bewijswaarde van de herkenningen overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de herkenningen van de (anonieme) portier zijn gebaseerd op een afbeelding in een artikel van Het Parool over het tenlastegelegde feit. Op die afbeelding, die van mindere kwaliteit is dan de bewegende beelden, vallen geen specifieke, onderscheidende gezichtskenmerken van de daders waar te nemen. Voor de daarop volgende herkenningen door de twee politieagenten geldt hetzelfde. Ook deze zijn gebaseerd op die afbeelding in Het Parool. Daarbij komt dat deze afbeelding door de portier aan de verbalisanten is getoond met de mededeling dat de personen aan de bar – volgens de portier de personen op die afbeelding - de daders zijn. De herkenningen door de verbalisanten zijn daardoor mogelijk beïnvloed, waardoor de toegevoegde bewijswaarde van deze herkenningen beperkt is. Naar het oordeel van het hof is de bewijswaarde van de herkenningen die zich in het dossier bevinden, beperkt.
Het hof heeft zich beraden op het voorstel van de advocaat van de benadeelde partij tot het afgeven van een last tot medebrenging van de verdachte ten behoeve van een eventuele herkenning door het hof. De eventuele vaststelling van het hof dat de verdachte lijkt op de persoon die te zien is op de beelden, zou echter eveneens te weinig bewijswaarde hebben en niet tot een ander oordeel leiden. Om deze reden ziet het hof geen aanleiding om de verdachte te gelasten om persoonlijk ter terechtzitting te verschijnen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2024.
mr. Kwak en mr. Ludwig zijn verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.