ECLI:NL:RBAMS:2021:7199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
13/017616-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging wegens onvoldoende bewijs van identiteit verdachte

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 mei 2018, waarbij de aangever, een beveiliger, werd mishandeld door twee mannen. De aangever deed aangifte na het incident, waarbij hij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 25 november 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identificatie van de verdachte op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen niet voldoende betrouwbaar was. De rechtbank benadrukte dat herkenningen op basis van foto’s met grote voorzichtigheid moeten worden behandeld, vooral wanneer deze de enige bewijsmiddelen zijn. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte degene was die op de beelden te zien was en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het ten laste gelegde niet was bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/017616-20 (Promis)
Datum uitspraak: 9 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen, buiten aanwezigheid van verdachte (art. 279 Wetboek van Strafvordering), naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K van der Willigen, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte,
mr. M.L. van Gaalen, naar voren heeft gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij,
[aangever] , die werd vertegenwoordigd door mr. R.E. van Zijl.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 7 mei 2018 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van [aangever] terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, subsidiair tenlastegelegd als openlijke geweldpleging in vereniging tegen [aangever] .
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 10 mei 2018 deed de heer [aangever] (hierna: aangever) aangifte van een incident dat heeft plaatsgevonden op 7 mei 2018 bij zijn werk als beveiliger bij hotel [naam hotel] . Toen aangever klaar was met zijn dienst en naar buiten liep, zag hij twee mannen tegen de nooduitgang geleund staan, die hij verzocht om daar weg te gaan. Met name één van beide mannen reageerde hier agressief op en het liep uit op een worsteling, waarbij aangever ten val is gekomen en zijn heup gebroken heeft. Uit een medische verklaring in het dossier blijkt dat een operatie met spoed nodig was, om zo te proberen het afsterven van het heupbot te voorkomen.
Getuige [getuige] , een collega van aangever, heeft het incident zien gebeuren. Zowel aangever als [getuige] verklaren dat één van de mannen een wit Adidas trainingsjack met blauwe strepen en een blauwe broek aan had en de andere man een stevig postuur had en geheel in het zwart was gekleed.
Op camerabeelden van andere, verderop gelegen, vestigingen van de [naam hotel] zijn twee naast elkaar lopende mannen te zien die voldoen aan de signalementen zoals opgegeven door aangever en getuige [getuige] . Het incident zelf is niet te zien op de camerabeelden van de [naam hotel] .
Op CCTR-beelden (Centrale Cameratoezicht Ruimte) is het incident wel grotendeels waar te nemen.
Op [datum] zijn beelden van het incident getoond in Opsporing Verzocht.
Op 25 oktober 2018 ontving de politie een tip dat de man met het stevige postuur medeverdachte [medeverdachte] is. Ook de eigenaar van café [naam café] verklaarde [medeverdachte] te herkennen als de man met de donkerkleurige jas van het bericht op Opsporing Verzocht., nadat hij van cafébezoekers de naam van [medeverdachte] had vernomen. Op 3 december 2018 is [medeverdachte] gehoord. De verhorende verbalisant heeft [medeverdachte] eveneens als een van de mannen op de beelden herkend.
Op 22 december 2018 werden verbalisanten aangesproken door de portier van de [naam café] in Amsterdam. Deze verklaarde dat de twee mannen die hij herkende van een krantenartikel dat naar aanleiding van de mishandeling van de beveiliger van de [naam hotel] in het Parool was verschenen, op dat moment in de [naam café] zaten. Dit bleken verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Ook door de verbalisanten zijn de mannen herkend als de mannen op de foto bij het artikel in het Parool waarna zij vervolgens zijn aangehouden.
Verdachte heeft de beschuldiging ontkend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft zich bij zijn verhoor op 3 december 2018 de politie op zijn zwijgrecht beroepen en is op 22 december 2018 niet nogmaals gehoord.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De man op de beelden in het witte Adidas trainingsjack met blauwe broek is verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is de man met de donkere kleding en het gezette postuur. Verdachte is herkend door verbalisanten en de portier van de [naam café] . Daarbij moeten ook de signalementen zoals gegeven door aangever en getuige [getuige] en het feit dat beide verdachten elkaar kennen, zoals blijkt uit een politiemutatie, betrokken worden. De herkenningen zijn betrouwbaar. Het beeldmateriaal is van voldoende kwaliteit. Er zijn op de beelden voldoende kenmerkende onderdelen van de gezichten van de personen te zien. Daarnaast zijn de herkenningen allemaal gebaseerd op daadwerkelijke omgang met de beide verdachten: de portier kent de verdachten omdat ze bij hem in de bar kwamen, de verbalisanten hebben de verdachten veelal gezien tijdens het verhoor of tijdens de aanhouding. De tenlastegelegde geweldshandelingen kunnen allemaal worden toegeschreven aan verdachte, waardoor verdachte zelfstandig de delictsomschrijving heeft vervuld en er aldus geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft aangever een vuistslag op de kaak, het hoofd en het lichaam gegeven, tweemaal getrapt en met kracht zijn rechterknie tegen de heup van aangever geduwd waardoor aangever ten val is gekomen. Daarna heeft verdachte aangever nog een trap gegeven. Aangever heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. De herkenning van verdachte is onvoldoende betrouwbaar. Het is niet uit te sluiten dat deze herkenning het gevolg is van de herkenning van medeverdachte [medeverdachte] , waardoor men ervan uit is gegaan dat als de ene medeverdachte [medeverdachte] is, de ander verdachte wel zal zijn. Omdat beide verdachten zijn herkend van een foto is er geen sprake van een holistische herkenning. Uit jurisprudentie volgt dat er bij het vergelijken van gezichten onderscheidende kenmerken moeten worden genoemd. In deze zaak is dat niet gebeurd. De portier en de verbalisanten spreken van een zelfde kapsel en een zelfde postuur, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen de beide verdachten. Er is al met al te weinig voor een betrouwbare herkenning, aldus de raadsman.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte degene was die op de beelden te zien is in het witte Adidas trainingsjack met blauwe broek. Volgens verbalisanten en de portier van de [naam café] zou dat zo zijn.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer, indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of herkenningen op basis van foto’s voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Het is noodzakelijk een onderscheid te maken tussen herkenningen en gezichtsvergelijkingen. Uit de wetenschap volgt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen, en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Vanwege de holistische herinnering aan gezichten is het weinig zinvol om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van verdachte heeft herkend. Dit zal niet meer kunnen opleveren dan een rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces. Gezichtsvergelijkingen daarentegen geschieden door een foto van een verdachte te vergelijken met beschikbare camerabeelden. Om de betrouwbaarheid van gezichtsvergelijkingen te kunnen toetsen, is het noodzakelijk dat degene die tot een positieve vergelijking komt, aangeeft op welke overeenstemmende onderscheidende gezichtskenmerken die vergelijking gebaseerd is, bij afwezigheid van zichtbare verschillen.
In de onderhavige zaak is geen sprake van een herkenning op holistische wijze, maar van gezichtsvergelijkingen. Zowel de verbalisanten als de portier van de [naam café] vergelijken de gezichten van de verdachten met de gezichten die te zien zijn op (stilstaande) beelden. Een betrouwbare vergelijking vereist zoals gezegd dat wordt verklaard op grond van welke onderscheidende persoonskenmerken de conclusie is getrokken dat het om dezelfde persoon gaat. Het is in de onderhavige zaak onduidelijk gebleven op welke overeenstemmende onderscheidende persoonskenmerken de herkenning van verdachte gebaseerd is. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat de beelden van onvoldoende kwaliteit zijn om te komen tot een goede gezichtsvergelijking.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest in het witte Adidas trainingsjack met blauwe broek, die geweld heeft gepleegd tegen aangever. Verdachte wordt daarom van het tenlastegelegde vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij, [aangever] , vordert €33.986,40 aan vergoeding van materiële schade en
€7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt daarnaast om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast is €2.000,00 aan mogelijk toekomstige schade gevorderd, de benadeelde partij verzoekt deze niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook vordert de benadeelde partij €2.980,63 aan gemaakte proceskosten.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk, nu het ten laste gelegde niet is bewezen en de verdachte daarvan is vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaartde benadeelde partij, [aangever] ,
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen en L.J.F. Ceelie, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2021.
[…]