ECLI:NL:GHAMS:2024:2481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
200.336.072/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieplicht in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen ouders en hun minderjarige kind, [minderjarige]. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2023 aangevochten, waarin hun verzoek om een definitieve omgangsregeling werd afgewezen. De pleegouders, die de voogdij over [minderjarige] hebben, hebben in incidenteel hoger beroep verzocht om de ouders te veroordelen in de proceskosten.

De procedure in hoger beroep begon op 19 december 2023, en de zitting vond plaats op 31 mei 2024. De ouders hebben hun verzoeken aangepast, waarbij ze nu om begeleide omgang in een omgangshuis vragen, terwijl de pleegouders zich verzetten tegen deze regeling en pleiten voor omgang bij Levvel, waar [minderjarige] al bekend mee is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, met de nadruk op het belang van stabiliteit voor [minderjarige].

Het hof heeft uiteindelijk besloten de verzoeken van de ouders af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn gebleken om de gemaakte afspraken na te komen, wat schadelijk zou zijn voor [minderjarige]. Daarnaast werd het verzoek van de ouders om de pleegouders te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat er geen misbruik van procesrecht was aangetoond. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer op 6 augustus 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.336.072/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/728731 / FA RK 23-532 (MN/MD)
Beschikking van de meervoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
beiden wonende te [plaats A] ,
verzoekers in principaal hoger beroep,
verweerders in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. W.H. Boomstra te Amsterdam,
en
[pleegmoeder] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
en
[pleegvader] ,
hierna te noemen: de pleegvader,
beiden wonende te [plaats B] ,
verweerders in principaal hoger beroep,
verzoekers in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de pleegouders,
advocaat: mr. A.F. Kevenaar te Almere.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 27 september 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De ouders zijn op 19 december 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De pleegouders hebben op 5 april 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de ouders van 22 februari 2024 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 31 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. K.J. de Vaan, waarnemend voor- en kantoorgenoot van mr. W.H. Boomstra,
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door I. Stuifbergen.
De vader is niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit het huwelijk van de ouders zijn twee kinderen geboren, onder wie:
- [minderjarige] , [in] 2016 te [plaats A] .
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 18 november 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) voor de duur van drie maanden. [minderjarige] is bij de tante en oom van vaderszijde (de pleegouders) (uit huis) geplaatst. De ondertoezichtstelling is nadien driemaal, telkens voor de duur van een jaar, verlengd (laatstelijk tot 7 februari 2020).
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 21 november 2019 is het gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en is de GI tot voogd benoemd.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank van 7 april 2021 is de GI ontslagen als voogd over [minderjarige] en zijn de pleegouders tot voogden over [minderjarige] benoemd.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 6 maart 2023, strekkende tot het treffen van provisionele voorzieningen, is bepaald dat de ouders om de vier weken op dinsdag van 13.00 uur tot 14.00 uur een omgangsmoment met [minderjarige] hebben bij Levvel, waarbij de pleegouders aanwezig zijn.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de ouders afgewezen. Zij hadden primair verzocht om een definitieve omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en hen, in die zin dat zij om de twee weken, bij voorkeur op zaterdag, onbegeleide omgang met [minderjarige] hebben op een plek naar keuze van de ouders, waarbij de duur van de omgang anderhalf of drie uur bedraagt en elkaar steeds afwisselt. De eerste drie keer zou de omgang plaats moeten vinden in aanwezigheid van de pleegvader, daarna zonder zijn aanwezigheid. Subsidiair hadden de ouders verzocht om te bepalen dat zij om de twee weken, bij voorkeur op zaterdag, gedurende anderhalf uur omgang hebben met [minderjarige] op een plek naar keuze van de ouders. De eerste vijf keer zou de omgang plaats moeten vinden in aanwezigheid van de pleegvader, daarna zonder zijn aanwezigheid. Daarnaast hadden zij verzocht te bepalen dat de pleegvader, dan wel de pleegouders, de ouders één keer per maand over het welzijn van [minderjarige] dienen te informeren, waarbij zij tenminste twee foto’s toesturen en om te bepalen dat de pleegvader, dan wel de pleegouders, de ouders informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige] .
Ook het verzoek van de ouders om de pleegouders in de kosten van het geding te veroordelen is afgewezen en de rechtbank heeft bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt.
4.2
De ouders verzoeken in principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en hun inleidende verzoeken alsnog toe te wijzen.
Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders hun verzoek ten aanzien van de omgangsregeling gewijzigd, in die zin dat zij primair verzoeken om tezamen eenmaal in de vier weken in een omgangshuis begeleide omgang met [minderjarige] te hebben gedurende één uur, waarbij indien mogelijk gekeken zal worden naar uitbreiding van de omgangsregeling. Tevens hebben zij hun subsidiaire verzoek gewijzigd, in die zin dat zij verzoeken te bepalen dat de moeder eenmaal in de vier weken onder begeleiding van één van de pleegouders omgang heeft met [minderjarige] bij Levvel; bij voorkeur onder aanhouding van de zaak om te bezien of uitbreiding van de omgangsregeling of een definitieve omgangsregeling mogelijk is.
4.3
De pleegouders verzoeken in principaal hoger beroep de verzoeken van de ouders af te wijzen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen. In incidenteel hoger beroep verzoeken de pleegouders de bestreden beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling te vernietigen en te bepalen dat de ouders worden veroordeeld in de volledige proceskosten, dan wel de forfaitaire proceskosten conform het liquidatietarief, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag aan proceskosten van het proces in eerste aanleg. In principaal en incidenteel hoger beroep verzoeken de pleegouders te bepalen dat de ouders worden veroordeeld in de volledige proceskosten, dan wel de forfaitaire proceskosten conform het liquidatietarief, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag aan proceskosten van het proces in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep
Omgangsregeling
Het wettelijk kader
5.1
De rechter stelt op grond van artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – voor zover hier van belang – op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
De standpunten
5.2
De ouders menen dat hun verzoek om een definitieve omgangsregeling vast te stellen ten onrechte is afgewezen. Niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het ontzeggen of beperken van de omgang met [minderjarige] . Daarnaast is niet gebleken dat het niet in het belang van [minderjarige] is om een definitieve omgangsregeling vast te stellen. De ouders hebben hun leven nu op orde en zij missen [minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep is namens de ouders naar voren gebracht dat er al geruime tijd geen omgang tussen [minderjarige] en de ouders heeft plaatsgevonden en dat het daarom niet verstandig is om de omgang eenmaal per twee weken onbegeleid te laten plaatsvinden. De ouders willen daarom eenmaal in de vier weken omgang met [minderjarige] in een omgangshuis, of eenmaal in de vier weken omgang tussen [minderjarige] en de moeder bij Levvel onder begeleiding van één van de pleegouders.
5.3
De pleegouders vinden dat omgang in een omgangshuis niet in het belang van [minderjarige] is, omdat hij gewend is aan de omgeving van Levvel. Daarnaast kan hij uit zijn doen raken als bepaalde situaties niet gaan zoals hij had verwacht en de pleegouders hem daar niet op hebben voorbereid. De pleegouders zeggen dat ook Levvel het van belang vindt dat (één van) de pleegouders aanwezig is bij de omgangsmomenten, zodat [minderjarige] zich veilig voelt en omdat hij dat gewend is. Omgang bij Levvel is voor [minderjarige] dan ook het meest passend. De pleegouders staan open voor een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder, waarbij zij elkaar eenmaal per vier weken bij Levvel onder begeleiding van de pleegouders zien. Zij staan niet achter een frequentere omgangsregeling.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Voorop moet staan dat [minderjarige] niet meer teleurgesteld zal worden in het contact met zijn ouders. Dat contact is belangrijk voor hem. Het is verdrietig voor [minderjarige] dat er de afgelopen tijd geen omgang is geweest tussen hem en zijn ouders. Dat verdriet wordt versterkt als hij zich heeft verheugd op het contact, maar er vervolgens geen omgangmoment plaatsvindt. Het omgangshuis wordt niet meer gefinancierd door de gemeente en dat voorstel van de ouders is daarom niet uitvoerbaar.
[minderjarige] heeft autisme en het contact met de ouders is voor hem een emotionele aangelegenheid. Een wijziging van de begeleiding is niet in het belang van [minderjarige] , omdat deze situatie hem dan nog meer spanning oplevert. Geadviseerd wordt om toe te werken naar een omgangsregeling waarbij [minderjarige] en de moeder elkaar eenmaal per maand zien. Daarbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat als een afspraak (op het laatste moment) niet doorgaat, de omgangsregeling direct gestopt moet worden, omdat het schadelijk is voor [minderjarige] om (nogmaals) teleurgesteld te worden. Het is belangrijk voor [minderjarige] om in ieder geval één ouder te kunnen zien, in plaats van dat hij beide ouders niet ziet. Het zal voor de vader moeilijk zijn als de moeder alleen naar een bezoekmoment met [minderjarige] zal gaan en de moeder zal daardoor in een lastige positie terecht kunnen komen. Zij kan maatschappelijke hulp vragen om haar daarin te laten ondersteunen.
De beoordeling
5.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. [minderjarige] heeft zijn ouders inmiddels ruim acht maanden niet gezien. Levvel heeft de bezoekregeling tussen de ouders en [minderjarige] omstreeks november 2023 tijdelijk stopgezet, omdat de ouders na de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 8 september 2023 niet meer op de afgesproken omgangsmomenten zijn geweest en dit telkens voor teleurstelling zorgde bij [minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep heeft de pleegmoeder verklaard dat [minderjarige] na deze momenten twee tot drie dagen ontregeld is geweest. Vast is komen te staan dat [minderjarige] autisme heeft, gevoelig is voor te veel prikkels en behoefte heeft aan structuur en duidelijkheid. Het is voor [minderjarige] daarom van groot belang dat de ouders de afspraken nakomen die met de pleegouders gemaakt worden over de omgang tussen de ouders en [minderjarige] .
Duidelijk is geworden dat het niet mogelijk is om de omgang tussen de ouders en [minderjarige] te laten begeleiden door- en plaats te laten vinden in een omganghuis, omdat de gemeente het omgangshuis inmiddels niet meer financiert. Het hof zal het primaire verzoek van de ouders om te bepalen dat zij gezamenlijk eenmaal in de vier weken in een omgangshuis begeleide omgang met [minderjarige] hebben gedurende één uur, waarbij indien mogelijk gekeken zal worden naar uitbreiding van de omgangsregeling, dan ook afwijzen.
De pleegouders staan er voor open om de omgangsregeling met de moeder weer op te starten en zijn bereid om deze uit te voeren. Het hof acht het (ook) in het belang van [minderjarige] dat de door (één van) de pleegouders begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] bij Levvel zo spoedig mogelijk gestart zal worden. Vanwege de verstoorde communicatie tussen de vader en de pleegouders acht het hof het wenselijk dat de moeder de komende periode buiten aanwezigheid van de vader omgang met [minderjarige] zal hebben. Mochten de verhoudingen tussen de pleegouders en de vader normaliseren en de pleegouders en de hulpverlening het weer verantwoord achten dat hij zich bij de omgangsmomenten aansluit, dan kan daartoe worden overgegaan.
Het hof ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden (naar het hof begrijpt: in afwachting van het verloop van de op te starten omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder), om te bezien of uitbreiding van de omgangsregeling of een definitieve omgangsregeling mogelijk is, en zal het subsidiaire verzoek van de ouders daartoe afwijzen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de moeder (en op een later moment mogelijk ook de vader), voordat een uitbreiding van de omgang aan de orde kan zijn, eerst dient te laten zien dat zij de gemaakte afspraken kan nakomen en dat zij verschijnt bij de omgangsmomenten. Het is voor [minderjarige] immers van groot belang dat hij er op kan vertrouwen dat de omgang die eenmaal is afgesproken, ook daadwerkelijk door gaat.
5.6
Gelet op al het voorgaande zal het hof de verzoeken van de ouders afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Informatieplicht
De standpunten
5.7
De ouders menen dat de pleegouders niet voldoen aan hun informatieplicht jegens hen. In het verleden hebben de pleegouders nagelaten de ouders te informeren over een ziekenhuisopname van [minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat zij een brief van Levvel heeft ontvangen dat de ouders iedere maand op de hoogte gehouden worden van ontwikkelingen rondom [minderjarige] . Zij hebben echter tot op heden niets ontvangen van Levvel en de moeder vermoedt dat de informatieoverdracht mis gaat bij Levvel.
5.8
De pleegouders betwisten dat zij niet voldoen aan de informatieverplichting. Zij hebben de ouders meermaals via Levvel berichten over- en foto’s van [minderjarige] gestuurd, zoals op 27 december 2023, 11 maart 2024 en 14 mei 2024.
De beoordeling
5.9
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat de pleegouders de afgelopen maanden, met tussenkomst van Levvel, de ouders hebben geïnformeerd over [minderjarige] en hen hebben voorzien van foto’s. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de inzet van de pleegouders om in het belang van [minderjarige] te handelen en de ouders regelmatig te voorzien van informatie over hem.
Het hof zal het verzoek van de ouders ten aanzien van de informatieregeling dan ook afwijzen, nu de pleegouders reeds regelmatig de ouders (via Levvel) over [minderjarige] informeren.
Proceskostenveroordeling
5.1
Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders hun grief tegen de afwijzing van hun verzoek om de pleegouders te veroordelen in de kosten van de procedure ingetrokken. Dit heeft tot gevolg dat deze door hen aangevoerde grief niet meer hoeft te worden behandeld.
5.11
De pleegouders hebben in incidenteel hoger beroep verzocht om de ouders te veroordelen in de proceskosten.
Het hof ziet, gelet op de aard van de procedure, geen aanleiding om de ouders te veroordelen in de proceskosten. Van het door de pleegouders gestelde misbruik door de ouders van hun processuele bevoegdheden is niet (voldoende) gebleken. Het verzoek van de pleegouders om de ouders te veroordelen in de proceskosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep zal dan ook worden afgewezen.
5.12
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 6 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.