ECLI:NL:GHAMS:2024:2473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
200.342.489/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis ex artikel 351 Rv. Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis van de kantonrechter. De appellant, een huurder, was in hoger beroep gekomen van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter die de huurovereenkomst met de geïntimeerde verhuurder had ontbonden. De kantonrechter had de appellant veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en had de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De appellant vorderde schorsing van deze uitvoerbaarheid, stellende dat zijn belangen, met name die van een derde persoon die in de woning woonde, zwaarder wogen dan de belangen van de verhuurder bij directe tenuitvoerlegging. De geïntimeerde verweerde zich door te stellen dat de woning al ontruimd was en dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen vanwege overtredingen van de huurovereenkomst en gemeentelijke voorschriften. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van de verhuurder en wees de vordering tot schorsing af. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de appellant.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.342.489/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10821593/ CV EXPL 23-15132
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 augustus 2024
inzake
[appellant] ,
wonend te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Kauffmann te Apeldoorn,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.G. Kok te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 4 juni 2024 in hoger beroep gekomen van de mondelinge uitspraak (hierna: de bestreden mondelinge uitspraak) van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 17 april 2024 onder bovenstaand zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellant] als gedaagde.
De appeldagvaarding, met producties, bevat een incidentele vordering tot schorsing ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [appellant] heeft in het incident gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de bestreden mondelinge uitspraak wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het incident.
De zaak is aangebracht op de rol van 18 juni 2024. Op deze datum heeft [appellant] overeenkomstig voormeld exploot geconcludeerd en genoemde producties in het geding gebracht.
[geïntimeerde] heeft daarop een memorie van antwoord in het incident genomen en heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering en veroordeling van [appellant] in de kosten daarvan.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Kort gezegd heeft de kantonrechter bij de bestreden mondelinge uitspraak de tussen [appellant] als huurder en [geïntimeerde] als verhuurder gesloten huurovereenkomst ten aanzien van de woning aan [straat] (hierna: de woning) ontbonden, [appellant] veroordeeld om de woning binnen 14 dagen na betekening van de uitspraak leeg en ontruimd en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [geïntimeerde] te stellen en tot betaling aan [geïntimeerde] van een contractuele boete, achterstallige huur en de proceskosten, met wettelijke rente. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] in strijd met de huurovereenkomst de woning in gebruik heeft gegeven c.q. heeft onderverhuurd aan anderen dan [naam] (hierna: [naam] ), die de woning met toestemming van [geïntimeerde] mocht gebruiken. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad is niet gemotiveerd.
2.2
Kort gezegd stelt [appellant] ter onderbouwing van zijn incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis het volgende. Het belang van [appellant] bij behoud van de situatie totdat op het hoger beroep is beslist, weegt zwaarder dan het belang van [geïntimeerde] bij directe tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. [appellant] huurt de woning vanaf 1992 en heeft deze vanaf dat moment in gebruik gegeven aan [naam] , die dus al dertig jaar in de woning woonachtig is. Zelf woont [appellant] er niet. Tenuitvoerlegging van de bestreden mondelinge uitspraak heeft verstrekkende en naar verwachting onomkeerbare gevolgen voor [naam] , die op de huidige huurmarkt in [plaats 2] niet in staat zal zijn vervangende woonruimte te vinden. Zij zal bij een ontruiming op straat belanden. [appellant] trekt zich dat bijzonder aan. [naam] is de leeftijd van zeventig jaar al gepasseerd. [appellant] wil haar het leed van een ontruiming besparen. Daarin schuilt zijn voornaamste belang bij de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging. [appellant] verzoekt om de belangen van [naam] bij de incidentele vordering (rechtstreeks) mee te wegen.
2.3
Samengevat heeft [geïntimeerde] het volgende verweer gevoerd. De woning is al op 11 juni 2024 ontruimd. [appellant] heeft daarom geen belang meer bij zijn vordering. Maar ook los daarvan weegt het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak zwaarder dan het belang van [appellant] bij schorsing daarvan. De woning werd bewoond door veel meer personen dan contractueel was toegestaan. Daardoor werd niet alleen in strijd met de huurovereenkomst gehandeld, maar ook met de (vergunnings)voorschriften van de gemeente [plaats 2] . [geïntimeerde] liep dus door het handelen/nalaten van [appellant] het risico op bestuurlijke handhaving en een door de gemeente aan haar als verhuurder op te leggen boete. Bovenden leidt overbewoning tot potentieel (brand)gevaarlijke situaties. Dat [geïntimeerde] een aantal weken heeft gewacht met betekening van de bestreden uitspraak was enkel uit coulance. [appellant] kreeg aldus de gelegenheid een gedwongen ontruiming te voorkomen, aldus [geïntimeerde] .
2.4
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, waarin over de uitvoerbaarheid bij voorraad ongemotiveerd is beslist, stelt het hof het volgende voorop (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
2.5
[appellant] heeft onvoldoende toegelicht wat zijn belang is bij het mede in acht nemen van de belangen van [naam] . Dat hij haar lot aantrekt is voorstelbaar, maar mede in het licht van de belangen van [geïntimeerde] van onvoldoende gewicht om van het hiervoor onder 2.4 genoemde uitgangspunt af te wijken. Zijn incidentele vordering is daarom niet toewijsbaar.
2.6
Gelet op deze uitkomst wordt niet toegekomen aan het argument dat de woning al ontruimd is.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 1 oktober 2024 voor het nemen van een memorie van grieven door [appellant] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, J.C.W. Rang en M.A. Wabeke en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.