ECLI:NL:GHAMS:2024:2458
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij letselschade na verkeersincident met handgemeen
In deze zaak, die twee gezamenlijk behandelde letselschade-zaken betreft, zijn de appellanten, twee broers, in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank dat hen aansprakelijk stelde voor de schade van een gewonde man na een verkeersincident. Het incident vond plaats op 17 mei 2019, na een aanrijding op de N236, waarbij de gewonde man, [geïntimeerde], letsel opliep tijdens een handgemeen met de broers. De rechtbank had geoordeeld dat beide broers aansprakelijk waren voor een deel van de schade, wat hen niet beviel, en ook de gewonde man ging in hoger beroep omdat hij het niet eens was met de hoogte van de schadevergoeding. Het hof heeft in een tussenarrest op 5 september 2023 al enkele feiten vastgesteld en de partijen hebben hun bewijsaanbiedingen ingetrokken, waardoor het hof op basis van de beschikbare bewijsstukken verder kon oordelen. Het hof concludeert dat [appellant 1] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft opgelopen, zowel in de eerste fase van het handgemeen als in de tweede fase, waarin [appellant 2] ook betrokken was. Het hof oordeelt dat de broers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit hun gezamenlijke optreden. De schade wordt vastgesteld op een totaalbedrag van € 69.637,93, dat [appellant 1] moet vergoeden, terwijl [appellant 2] hoofdelijk aansprakelijk is voor een bedrag van € 650 aan immateriële schadevergoeding. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor het overige en veroordeelt de appellanten in de proceskosten.