Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
€ 15.858(tarief VII, 3 punten)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat die een appellant heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. De appellant verwijt de advocaat dat hij verzuimd heeft belangrijke feiten en omstandigheden aan te voeren die tot een beter resultaat hadden kunnen leiden. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het aanvoeren van de gestelde omstandigheden niet tot een ander resultaat had geleid, waardoor het causaal verband ontbreekt. De kansschadeleer wordt niet toegepast, omdat de advocaat niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitkomst van de echtscheidingsprocedure. De kosten van het cassatieadvies worden niet als redelijk beschouwd, aangezien de cassatietermijn al was verstreken op het moment van het advies. De rechtbank had eerder een deel van de vorderingen van de appellant toegewezen, maar het hof wijst de vorderingen van de appellant in hoger beroep volledig af. De zaak is behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de appellant en de advocaat van de geïntimeerde grieven hebben ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn weergegeven en heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld. De uitspraak van het hof leidt tot een vernietiging van het eerdere vonnis voor wat betreft de schadevergoeding, maar bevestigt de verklaring voor recht dat de advocaat onrechtmatig heeft gehandeld. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.