In deze zaak gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, [appellanten 1] en [geïntimeerde], over de verwijdering van een poort, schutting en kliko’s die door [geïntimeerde] zijn geplaatst op een pad dat gedeeltelijk op het perceel van [appellanten 1] ligt. [appellanten 1] hebben in hoger beroep beroep gedaan op de vernietiging van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin hun vorderingen werden afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat [geïntimeerde] zich kon beroepen op extinctieve verjaring, maar het hof oordeelt dat dit beroep faalt. Het hof stelt vast dat de toestemming die in het verleden door andere buren is gegeven, enkel houderschap en geen bezit impliceert, waardoor de verjaringstermijn niet is aangevangen. De erfdienstbaarheid die op het pad rust, blijft van kracht.
Het hof oordeelt dat de vorderingen van [appellanten 1] tot verwijdering van de poort, schutting en kliko’s toewijsbaar zijn, omdat deze de uitoefening van de erfdienstbaarheid belemmeren. Het hof legt een dwangsom op voor het geval [geïntimeerde] niet binnen acht weken aan het bevel voldoet. Daarnaast wordt [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten aan [appellanten 1]. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, behalve de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de kosten van de grensreconstructie, en veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten.