Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Er tussen partijen een document is opgesteld waarin zij overeenstemming hebben bereikt over het gezamenlijk oppakken van een woningbouwontwikkeling kavel [x] en [y] [straat] te [plaats 1] met hierna te noemen ontwikkelaar [appellant] bv.
De verkoper/ gerechtigde hiervoor een vergoeding verschuldigd is ter grootte van
Dat op het moment dat verkoper/ gerechtigde niet mee zullen/ zal werken aan de
Dat verkopers/ gerechtigde aan deze verkoop hun volledige medewerking zullen
- Dat verkopers/ gerechtigden geen beperking kunnen opleggen op de verkoopprocedure en doorlooptijd verkoop en prijsstelling.
- Dat verkopers/ gerechtigden de verkoop niet tegen zullen werken.
- De verkopers/ gerechtigde een volmacht zullen geven om deze transacties tot
De hoogte van deze ontwikkelingsfee wordt bepaald door op de verkoopprijzen
welke stichtingskosten nader zijn omschreven in het aan deze overeenkomst te hechten overzicht):
4.Beoordeling
Indien de gerechtigde in strijd handelt met de bepalingen van de onderhavige overeenkomst verbeurt de gerechtigde een onmiddellijk opeisbare boete van € 200.000,00 ten behoeve van de ontwikkelaar, onverminderd het recht van de ontwikkelaar om (aanvullend) schade en/of nakoming te vorderen”.Volgens [appellant] hebben zowel [geïntimeerde 2] als [geïntimeerde 1] in strijd gehandeld “
met de bepalingen van de onderhavige overeenkomst”.
dat op het moment dat verkoper/ gerechtigde niet mee zullen/ zal werken aan de verkoop en levering van de appartementsrechten er een boete bij verkoper/gerechtigde in rekening kan worden gebracht ter grootte van 10% van de koopprijs + door ontwikkelaar te maken kosten en schade om de appartementsrechten alsnog op naam te krijgen van de koper,
dat verkopers/ gerechtigde een volmacht zullen geven om deze transacties tot stand te brengen,
de appartementsrechten alsnog op naam te krijgen van de koper”.
“De werkzaamheden van gerechtigde in het kader van de verkoop”, wordt bepaald dat de gerechtigde zich verplicht zijn volledige medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een verkooptransactie en om de beoogde verkoop op generlei wijze te frustreren of op welke wijze dan ook tegen te werken. In de ontwikkelovereenkomst is daarmee de verplichting tot medewerking aan verkoop en levering, zoals die in de voorovereenkomst werd bepaald, overgenomen. In artikel 1 van de ontwikkelovereenkomst is voorts bepaald dat [geïntimeerden] verplicht zijn volledige medewerking te geven aan het uitvoeren van de door hen aan [appellant] gegeven opdracht, hetgeen neerkomt op het verlenen van medewerking aan verkoop. Tenslotte wordt ook in de considerans overwogen dat het doel is om de appartementen te verkopen. Op grond van het voorgaande komt het hof -evenals de rechtbank – tot het oordeel dat [geïntimeerden] , gezien het bepaalde in artikel 3:35 BW, er redelijkerwijs vanuit mochten gaan dat de boete alleen verschuldigd was indien als gevolg van het niet meewerken door [geïntimeerden] een concrete verkoop en levering niet tot stand zou komen.
dat niet voorbijgegaan had mogen worden aan de bezwaren van de heren [geïntimeerde 1] tegen de door [appellant] opgevoerde stichtingskosten, en op deze bezwaren alsnog in hoger beroep dient te worden geoordeeld, de bezwaren van de heren [geïntimeerde 1] gegrond dienen te worden verklaard, en daaraan rechtsgevolg dient te worden verbonden”dat zij hun vordering tot betaling van het per saldo nog verschuldigde bedrag aan winst in hoger beroep handhaven. Met de in het incidenteel hoger beroep opgeworpen grieven hebben [geïntimeerden] zich op het standpunt gesteld dat er nog altijd (een deel van) de door hen opgevraagde belangrijke bescheiden ontbreken, die zij nodig hebben om te kunnen beoordelen of de door [appellant] opgevoerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Zij handhaven in hoger beroep hun verzoek (op grond van artikel 843a Rv) tot afgifte, althans inzage in, de bescheiden zoals door de accountant in de e-mail van 5 januari 2021 (productie 4 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg) zijn genoemd. Daarnaast handhaven [geïntimeerden] – naar het hof begrijpt – hun standpunt dat van hen niet kan worden verwacht dat zij hun stelling dat er posten ten onrechte ten laste van de winst/verkoopopbrengst zijn gebracht – tegenover de gemotiveerde betwisting door [appellant] – nader onderbouwen, omdat zij afhankelijk zijn van informatie (facturen, betaalbewijzen) die van [appellant] , dan wel uit de projectadministratie moet komen die niet aan hen is getoond of overgelegd.
een vergoeding verschuldigd ter grootte van het verschil tussen de stichtingskosten en de uiteindelijke verkoopwaarde van het project, waarbij de stichtingskosten omvatten: alle (pro rato) kosten verband houdende met de realisatie van de afzonderlijke rechten van erfpacht op (het hof begrijpt:) de appartementsrechten en tevens een totaalbedrag van € 100.000,- (….) (zijnde het aan de gerechtigde toekomende bedrag aan “winst” in het kader van de realisatie van het project) (…..) en welke stichtingskosten nader zijn omschreven in het aan deze overeenkomst te hechten overzicht.(…)
“alle (pro rato) kosten verband houdende met de realisatie van de afzonderlijke rechten van erfpacht op (…)appartementsrechten”. Ter zitting bij het hof heeft de heer Van [naam 1] namens [appellant] aangevoerd dat de stichtingskosten alles zijn wat te maken heeft met de ontwikkeling: adviseurskosten, advocaatkosten, de kosten van de gemeente. Het gaat hierbij niet alleen om de aannemingskosten van de bouwer. Desgevraagd heeft Van [naam 1] aangegeven dat niet expliciet met [geïntimeerden] is besproken wat er onder de stichtingskosten zou vallen. [geïntimeerden] hebben betwist dat de door mr. Berendsen Advocaten in rekening gebrachte advocaatkosten onder de stichtingskosten vallen. Op de zitting bij het hof hebben zij aangevoerd dat zij hadden begrepen dat het puur om de bouwkosten ging, zoals de tekeningen en de architect. Er is volgens [geïntimeerden] niet gesproken over wat er onder de stichtingskosten zou vallen. Bij het aangaan van de overeenkomst hebben zij daar ook niet naar gevraagd. Later zijn zij dit wel gaan vragen.
waarbij de stichtingskosten omvatten: alle (pro rato) kosten verband houdende met de realisatie van de afzonderlijke rechten van erfpacht,moet worden begrepen, zal eveneens moeten worden bepaald aan de hand van het in overweging 4.9 weergegeven Haviltex-criterium. Het hof acht hierbij van belang dat in het algemeen spraakgebruik stichtingskosten wordt gebruikt als een verzamelnaam van de totale som aan kosten die betaald moeten worden voor het oprichten, oftewel het stichten van een woning of ander bouwproject. Over het algemeen vallen hieronder in ieder geval de kosten van aankoop van de bouwkavel, kosten voor tekenen en ontwerp, advieskosten, bouwkosten, leges, rentekosten, onvoorziene posten en meerwerk. Tussen partijen is niet in geschil dat naast de bouwkosten ook de rente en de kosten voor tekeningen en de architect onder de stichtingskosten vallen. Partijen verschillen van mening over de vraag of onder advieskosten de door mr. Berendsen Advocaten in rekening gebrachte advocaatkosten moeten worden begrepen. In het onderhavige geval zijn de stichtingskosten nader omschreven in een aan de overeenkomst gehecht overzicht, weergegeven onder 3.4. In dit overzicht is geen nadere omschrijving gegeven van wat volgens [appellant] als opsteller van het contract allemaal onder de stichtingskosten zou moeten vallen. Het overzicht is slechts een algemene weergave van de verwachte bouwkosten. Gelet op deze beperkte omschrijving van de stichtingskosten en gelet op het feit dat [appellant] ook niet voorafgaand met [geïntimeerden] heeft besproken wat volgens haar onder de stichtingskosten zou moeten vallen, is het hof met de rechtbank van oordeel dat [geïntimeerden] in ieder geval niet hebben hoeven begrijpen dat hieronder ook de door mr. Berendsen Advocaten in rekening gebrachte advocaatkosten zouden vallen. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerden] hebben moeten begrijpen dat deze kosten moeten worden opgevat als advieskosten, die zijn gemaakt ten behoeve van het oprichten, dan wel stichten van de appartementsrechten. Het bezwaar van [geïntimeerden] tegen het door [appellant] in de stichtingskosten opgenomen bedrag van € 42.646,60 aan advocaatkosten is daarmee gegrond.
5.Beslissing
roldatum van 3 september 2024voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig als bedoeld in 4.29 van dit arrest;