Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Dat partijen een nieuwe, zelfstandige vennootschap zullen oprichten, te weten VochtweringDirect (hierna VWD)
Deze vennootschap op het gebied van vochtwering actief zal zijn en over de systemen van DWH de beschikking krijgen, onder de voorwaarden van betaling van royalty’s, strikte geheimhouding en dat de systemen door opgeleide specialisten, volgens instructies, richtlijnen en kwaliteit van DWH verwerkt worden.
a) Deze overeenkomst gaat in op 15 mei 2012.
a) Partijen zullen voor iedere door hem/haar begane overtreding van het bepaalde in deze overeenkomst een onmiddellijk opeisbare boete van € 5.000,00 verschuldigd zijn en een boete van € 500,00 voor iedere week dat zulk een overtreding na een waarschuwing voortduurt, onverminderd het recht van partijen of haar gelieerde bedrijven om naast de boete een schadeloosstelling van de werkelijk door haar geleden schade te vorderen. Bij overtreding van het bepaalde in deze overeenkomst verbeuren partijen bovendien het recht op iedere uitkering of bijzondere faciliteit, toelage, provisie, vergoedingen of anderszins. (…)”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
Partijen zijn gerechtigd gezamenlijk de voorwaarden te wijzigingen indien het bedrijfsbelang zulks vergt of deze overeenkomst kunnen beëindigen indien niet aan de voorwaarden van de overeenkomst wordt voldaan.”) volgt niet dat eenzijdige opzegging van de overeenkomst is uitgesloten. Dry Works c.s. wil deze bepaling kennelijk aldus lezen dat het woord ‘gezamenlijk’ niet alleen geldt voor het wijzigen van de voorwaarden van de overeenkomst, maar ook voor het mogen beëindigen van de overeenkomst. Deze door Dry Works c.s. voorgestane uitleg is zowel taalkundig als juridisch niet logisch. Het woord “gezamenlijk” is gebruikt in het eerste zinsdeel, dat betrekking heeft op het mogen wijzigen van de voorwaarden van de overeenkomst. Dat woord staat niet in het tweede zinsdeel, dat betrekking heeft op de beëindiging van de overeenkomst. Bovendien ziet dat tweede zinsdeel op de situatie dat een van partijen niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de overeenkomst. Juist in een dergelijke situatie zal er bij de andere partij behoefte bestaan om de overeenkomst eenzijdig te kunnen beëindigen. Dry Works c.s. heeft geen argumenten aangevoerd waaruit volgt dat partijen toch hebben bedoeld eenzijdige opzegging uit te sluiten. Zij heeft nog wel naar voren gebracht dat partijen in onderhandeling waren over de wijze van beëindiging, maar daaruit volgt niet dat [geïntimeerde] , toen partijen daarover geen overeenstemming bereikten, niet gerechtigd was tot opzegging. Ook het door Dry Works c.s. aangevoerde argument dat eerst moest worden afgestemd wie Vochtweringdirect zou overnemen, gaat niet op. De overeenkomst kon immers ook worden beëindigd zonder afspraken over de overdracht van de aandelen in Vochtweringdirect.
feitelijk de intellectuele eigendomsrechten en overige activa” van Vochtweringdirect heeft toegeëigend, maar in die (betwiste) stelling kan zij niet worden gevolgd. Dry Works c.s. heeft niet concreet gemaakt dat zij rechthebbende is ten aanzien van enig intellectueel eigendomsrecht, zoals hierna nog aan de orde zal komen.
Alle overeenkomsten tussen vochtweringdirect / [geïntimeerde] en u inclusief al uw ondernemingen zijn middels deze mail nogmaals verbroken”)laat er geen misverstand over bestaan dat [geïntimeerde] de samenwerking wenste te beëindigen. Partijen hebben zich daar ook naar gedragen, aangezien zij vervolgens geen uitvoering meer hebben gegeven aan de overeenkomst, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. De stelling van Dry Works c.s. dat Vochtwering op 14 augustus 2014 nog een opdracht aan Dry Works c.s. heeft verstrekt, kan haar niet baten, omdat die enkele opdracht niet kan worden beschouwd als een voortzetting van de samenwerking. Dry Works c.s. heeft bovendien erkend dat Vochtweringdirect haar niet meer inschakelt voor werkzaamheden (zie memorie van grieven onder 27).
“de betalingsverplichtingen uit de overeenkomst”. [geïntimeerde] behoefde daaruit niet redelijkerwijs te begrijpen dat DWH zich daarmee het recht voorbehield op betaling van een boete, laat staan dat die boete verband hield met de oprichting c.q. de activiteiten van Lekdetectiedirect. De overeenkomst bevat immers diverse betalingsverplichtingen en in de tekst van de e-mail - die betrekking heeft op vennootschapsrechtelijke aangelegenheden - is niet duidelijk gemaakt welke betalingsverplichtingen zijn bedoeld. Daar komt bij dat het boetebeding zelf geen rechtstreekse betalingsverplichting voor [geïntimeerde] bevat; er ontstaat pas een betalingsverplichting na overtreding van de overeenkomst. Dry Works c.s. heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat [geïntimeerde] toch behoorde te begrijpen dat (ook) werd gedoeld op de verplichting tot betaling van de boete die hij zou hebben verbeurd wegens schending van het concurrentiebeding.
nietdat [geïntimeerde] jegens Dry Works c.s. misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen die vennootschappen, nog daargelaten dat vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen slechts in uitzonderlijke omstandigheden de meest aangewezen vorm van redres kan zijn. Bedoeld misbruik volgt ook niet uit de door Dry Works c.s. overgelegde correspondentie uit 2015 met klanten, en evenmin uit de oprichting van DPO en DOH in 2018. In dit kader is nog van belang dat de overeenkomst toen al lange tijd was beëindigd en partijen niet meer samenwerkten.
“De applicatie van vochtwerende werkzaamheden (…) wordt (…) door DWH of de aan haar gelieerde bedrijven uitgevoerd.”, gelezen in samenhang met artikel 1 sub f): “
Voor R&D en het verkrijgen van exclusiviteit betaalt vochtweringdirect aan DWH ten bedrage van 10% van de berekende omzet aan vochtwerende werkzaamheden, volgens bijgaande (jaarlijks te indexeren) eenheidsprijzen. Deze royalty’s worden bij betaling van de order direct met DWH afgerekend.”.Toch slaagt de grief van [geïntimeerden] niet, omdat hij niet concreet heeft gemaakt dat Vochtweringdirect omzet heeft behaald met andere werkzaamheden dan die bedoeld onder artikel 1 lid e) en f), laat staan wat de omvang daarvan is. Daarom is zijn verweer onvoldoende gemotiveerd. De conclusie is dat geen van de onderdelen van grief 1 in incidenteel hoger beroep slaagt.
zodat eisers in staat worden gesteld om hun definitieve vorderingen op gedaagden vast te stellen”. De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen, onder meer wegens het ontbreken van een rechtmatig belang. Met haar grief tegen die afwijzing voert Dry Works c.s. aan dat de financiële gegevens van belang zijn voor de beoordeling van de vraag hoeveel omzet Vochtwering had kunnen draaien en hoeveel winst Dry Works en [appellant 2] hadden moeten ontvangen.
had kunnen draaienof de omzet die door [geïntimeerde] , Ontvochtigerdirect en DPO is gerealiseerd. Omdat de winstvordering niet toewijsbaar is, bestaat er ook overigens geen rechtmatig belang bij de financiële gegevens. De grief slaagt daarom niet.
wel degelijk door [geïntimeerden] is ontvangen” (memorie van grieven 72);
alle openstaande posten aan Dry Works”. Dat is in deze zaak onvoldoende specifiek. Er bestonden immers vele geschilpunten tussen partijen en daarbij waren diverse vennootschappen betrokken. Dat met “
Dry Works”DWVS is bedoeld, is niet duidelijk, en in de e-mail wordt ook niet (impliciet) verwezen naar openstaande facturen, maar naar “
een schuld aan de Dry Works Groep”en naar het niet-nakomen van statutaire verplichtingen. Vochtwering heeft daarom niet redelijkerwijs hoeven te begrijpen dat deze e-mail mede betrekking had op door DWVS verstuurde facturen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de onder (iv) genoemde e-mails. Ook daarin is niet verwezen naar de openstaande facturen (zie onder 3.9 en 5.22).
“Al hetgeen voorwerp is of kan zijn van industriële en/of intellectueel eigendomsrechten en door partijen gedurende of in samenhang tot stand is gebracht, blijft onvoorwaardelijk eigendom van de vennootschap Vochtweringdirect.”)niet was toegestaan die domeinnaam (namens Vochtweringdirect) over te dragen aan Ontvochtigerdirect.
“een door Dry Works c.s. te noemen derde”, zonder dat is toegelicht waarom de nader te noemen derde gerechtigd is tot die domeinnaam. Wat betreft de subsidiair gevorderde toewijzing aan Vochtweringdirect, geldt dat Vochtweringdirect zelf geen aanspraak maakt op de domeinnaam maar juist verweer voert tegen die vordering. De grief kan dus om diverse redenen niet slagen. Of de vordering ook nog eens is verjaard, zoals [geïntimeerden] stelt, behoeft niet te worden beoordeeld.
dat het gedrag van [geïntimeerde] als aandeelhouder de besluitvorming binnen de vennootschap heeft verlamd.De hiertegen aangevoerde grief faalt. Dry Works c.s. maakt [geïntimeerde] diverse verwijten ten aanzien van de wijze waarop hij invulling geeft aan zijn taak
als bestuurder. Ten aanzien van de gedragingen van [geïntimeerde]
als aandeelhouderheeft Dry Works c.s. in hoger beroep in wezen niet meer aangevoerd dan dat [geïntimeerde] geen positieve stem heeft uitgebracht voor zijn eigen ontslag (als bestuurder) en zijn eigen aansprakelijkheidstelling. Daaruit kan niet worden geconcludeerd dat [geïntimeerde] door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld (artikel 2:336 BW). Overigens heeft Dry Works c.s. niet gesteld op welke grond het hof bevoegd is tot kennisneming van de vordering. Dat lag gelet op het bepaalde in artikel 2:336 lid 3 jo. 2:337 lid 2 BW wel op haar weg.