ECLI:NL:GHAMS:2024:2407

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.312.329/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging lidmaatschap vereniging en rechtsgeldigheid van besluiten

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het lidmaatschap van [appellant] bij de Vereniging Ruimschoots. [appellant] heeft door zijn lidmaatschap recht op gebruik van een gedeelte van het pand dat de Vereniging huurt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap, genomen tijdens de algemene vergadering van juni 2017, nietig is omdat het niet met de vereiste meerderheid van negen/tiende is genomen. De overige vorderingen van [appellant], waaronder de vordering om te bepalen dat het bestuur van de Vereniging niet rechtsgeldig is benoemd, zijn afgewezen. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank en bekrachtigt het vonnis. De Vereniging heeft in hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en heeft tevens gevorderd te verklaren voor recht dat [appellant] geen lid meer is van de Vereniging. Het hof oordeelt dat de verklaring voor recht inzake het lidmaatschap van [appellant] in stand blijft, omdat de Vereniging niet heeft aangetoond dat [appellant] op een rechtsgeldige wijze uit zijn lidmaatschap is ontzet. De Vereniging kan in hoger beroep geen nieuwe vordering instellen, waardoor de vraag of [appellant] rechtmatig uit zijn lidmaatschap is ontzet, buiten de rechtsstrijd valt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep, terwijl de Vereniging in de kosten van het incidenteel hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.312.329/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/688113 / HA ZA 20-812
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 augustus 2024
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H.A. Sarolea te Amsterdam,
tegen
VERENIGING RUIMSCHOOTS,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. E. Swart te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en de Vereniging genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] is lid van de Vereniging en heeft door zijn lidmaatschap recht op het gebruik van een gedeelte van het pand dat de Vereniging huurt. De rechtbank heeft op vordering van [appellant] bepaald dat een ter algemene vergadering van juni 2017 genomen besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap nietig is omdat het niet met de statutair vereiste meerderheid van negen/tiende van de algemene vergadering is genomen. De overige vorderingen van [appellant] , onder meer zijn vordering om te bepalen dat het bestuur van de Vereniging niet rechtsgeldig is benoemd, zijn afgewezen. Het hof komt tot eenzelfde oordeel.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 8 maart 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en de Vereniging als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens incidentele memorie van grieven, met producties
- ( voorwaardelijke) memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid;
- akte in principaal en incidenteel appel van [appellant] , met producties;
- antwoordakte van de Vereniging, met producties;
- akte uitlating producties van [appellant] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover de onderdelen I tot en met IV van zijn vordering daarbij zijn afgewezen en alsnog deze onderdelen van zijn vordering zal toewijzen.
De Vereniging heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover de vordering van [appellant] daarbij is afgewezen, tot vernietiging van de overige beslissingen en alsnog afwijzing van de toegewezen onderdelen van de vordering van [appellant] met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties. De Vereniging heeft verder gevorderd te verklaren voor recht dat [appellant] geen lid meer is van de Vereniging en geen recht meer kan doen gelden op een ruimte in het [complex] -complex.
[appellant] heeft geconcludeerd de Vereniging niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel hoger beroep, althans de incidentele grieven te verwerpen.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.21 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.
3.1
De Vereniging heeft blijkens artikel 2 van haar statuten (hierna: de statuten) het volgende doel:
1. De vereniging heeft ten doel:
a. het tot stand brengen en stimuleren van geïntegreerde leef- en werkvormen binnen het [complex] , gelegen aan de [straat 1] 163-165 en de [straat 2] 158-160 te [plaats 1] ;
b. het bevorderen van de samenwerking tussen haar leden;
c. het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van haar leden;
d. het behoud van het [complex] .
2. De vereniging tracht dit doel te bereiken door:
a. het verkrijgen, behouden en uitoefenen van gebruiks- en zeggenschapsrechten met betrekking tot het [complex] ;
b. dat komplex aan haar leden ter beschikking te stellen;
c. gebruik te maken van alle daartoe geëigende middelen.
3. De vereniging beoogt niet het behalen van winst.
3.2
Artikel 6 lid 1 van de statuten bepaalt:
Ieder lid is gerechtigd feitelijk gebruik te maken van de ruimte(s) binnen het komplex welke haar/hem is (zijn) toegewezen, zolang het lidmaatschap voortduurt.
3.3
De Vereniging huurt het [complex] van Stichting Stadgenoot.
3.4
[appellant] is op (of vóór) 1 mei 1990 lid geworden van de Vereniging. Hij verkreeg in die hoedanigheid op grond van artikel 6 lid 1 van de statuten het recht op gebruik van een ruimte in het [complex] . In overeenstemming daarmee is tussen de Vereniging als verhuurder en [appellant] als huurder een huurovereenkomst gesloten met ingang van voornoemde datum voor een ruimte binnen het [complex] .
3.5
Vanaf 1 september 1993 is [appellant] gebruik gaan maken van een andere ruimte binnen het [complex] , namelijk de woonruimte [straat 2] 164-I; op 1 september 1993 is een daarmee strokende huurovereenkomst gesloten tussen de Vereniging als verhuurder en [appellant] als huurder.
3.6
Over de beëindiging van het lidmaatschap van de Vereniging bepalen de statuten voor zover hier van belang:
ARTIKEL 4 (einde).
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
c. door opzegging namens de vereniging wanneer het lid haar/zijn verplichtingen op grond van het bij al krachtens deze statuten bepaalde niet nakomt danwel niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, tweede lid;
d. door ontzetting wanneer het lid in strijd handelt met het bij of krachtens deze statuten bepaalde, de uitvoering van een besluit van een orgaan van de vereniging verhindert of ernstig belemmert danwel van de vereniging op enige andere grond niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
(…)
4. Opzegging namens de vereniging en ontzetting geschieden bij besluit van de algemene vergadering.
Alvorens een zodanig besluit te nemen stelt de algemene vergadering het betrokken lid in de gelegenheid ter vergadering het woord te voeren. Het betrokken lid wordt daartoe door de algemene kommissie tenminste één week voor de vergadering schriftelijk opgeroepen met kennisgeving van het voorgestelde besluit en de gronden waarop het berust.
De voorzitter van de algemene vergadering gaat ambtshalve na of aan dit laatste voorschrift is voldaan en laat van haar/zijn bevindingen aantekening maken in de notulen van de vergadering.
5. Het besluit tot opzegging namens de vereniging of ontzetting dient de gronden te bevatten waarop het berust en wordt door de algemene kommissie schriftelijk aan het betrokken lid medegedeeld, met dien verstande dat het besluit van rechtswege vervalt wanneer deze mededeling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het besluit is geschied.
6. Na een besluit tot opzegging namens de vereniging eindigt het lidmaatschap van het betrokken lid op de laatste dag van de tweede maand die volgt op die waarin de in het vorige lid bedoelde mededeling is geschied.
Na een besluit tot ontzetting eindigt het lidmaatschap van het betrokken lid op de dag waarop de in het vorige lid bedoelde mededeling is geschied.
(…)
ARTIKEL 14 (vertrek bij einde lidmaatschap).
1. Bij het einde van het lidmaatschap is het betrokken lid verplicht de haar/hem toegewezen ruimte(s) te verlaten en leeg op te leveren.
(…)
ARTIKEL 26 (stemming)
(…)
2. Voorzover bij deze statuten niet anders is bepaald, worden alle besluiten van de algemene vergadering genomen met een meerderheid van negen/tiende van de geldig uitgebrachte stemmen.
3.7
Op 24 april 2015 vond een algemene vergadering van de Vereniging plaats (binnen de Vereniging informeel ook wel ‘pandvergadering’ of ‘PV’ genoemd). Er is toen door de aanwezige leden met [appellant] gesproken over door voornoemde leden ongewenst geachte gedragingen van [appellant] . Dit heeft ertoe geleid dat op een volgende algemene vergadering, van 27 mei 2015, door de aanwezige leden, onder wie [appellant] , is afgesproken dat voor [appellant] de volgende verplichtingen zouden gelden:
Afsprakenlijst:
 Gemaakte afspraken met de Financiële Commissie per direct nakomen, de incasso niet meer terug laten boeken;
 Geen werkzaamheden en activiteiten verrichten voor en in het pand, tot nader order;
 Alle werkzaamheden die ongevraagd door jou zijn uitgevoerd aan/binnen het pand ongedaan maken;
 Berichten van jou verwijderen op de website, internet en facebook die indruisen tegen de gemaakte afspraken, tegen de statuten en huishoudelijk reglement van Ruimschoots, en die persoonlijke aantijgingen zijn tegen de organisatie of leden van Ruimschoots;
 Op geen enkele wijze het werk van onze bestuurders en commissies bemoeilijken of doorkruisen;
 Op geen enkele wijze afspraken met, en besluiten die genomen zijn door de PV en de Vereniging Ruimschoots negeren.
Het niet nakomen van een van bovenstaande afspraken voor 10 juni 2015 leidt tot royement uit de vereniging Ruimschoots. Dit proces zal conform de statuten in gang worden gezet. Verder blijven bovenstaande afspraken voor onbepaalde tijd gelden omdat deze gelden voor alle leden.
[appellant] heeft de afsprakenlijst ondertekend, met de handgeschreven kanttekening dat hij zich niet gebonden acht indien één van de aan hem gestelde eisen onrechtmatig blijkt te zijn.
3.8
In de periode nadien is door de Vereniging vastgesteld dat [appellant] zich op diverse manieren niet aan de gemaakte afspraken hield. Een overzicht van de met die afspraken strijdige gedragingen is in aanloop naar een algemene vergadering van 21 juni 2017 aan [appellant] toegezonden. Daarna, bij brief van 9 juni 2017, heeft de Vereniging het volgende aan [appellant] bericht, onder verwijzing naar de zojuist bedoelde toezending:
Bijlagen: Gronden (bijlage 1); Notulen PV nr, 255 (bijlage 2)
(…)
In overeenstemming met Artikel 4, lid 4 van de Statuten van vereniging Ruimschoots (…) delen we je namens de algemene ledenvergadering mee dat op de PV van 21 juni 2017 een voorstel in stemming wordt gebracht voor het besluit tot beëindiging van jouw lidmaatschap van vereniging Ruimschoots door ontzetting.
Via deze per e-mail en per aangetekende post verstuurde kennisgeving, die we je ook persoonlijk zullen proberen te overhandigen, stellen we je in de gelegenheid ter vergadering het woord te voeren.
De gronden waarop het voorstel tot het besluit tot beëindiging van jouw lidmaatschap door ontzetting berust, zijn tijdens de laatste PV aan de leden voorgelegd in het overzicht dat als Bijlage 1 aan deze kennisgeving is toegevoegd.
In de notulen van de laatste PV (Bijlage 2) staat de weergave van de bespreking van deze gronden en het besluit dat de PV op grond daarvan en van de bespreking daarvan heeft genomen.
Namens vereniging Ruimschoots,
Het dagelijks bestuur
3.9
Op de algemene vergadering van 21 juni 2017 is [appellant] in de gelegenheid gesteld het woord te voeren over het voorstel om hem als lid te ontzetten. [appellant] heeft de vergadering vervolgens verlaten, omdat de algemene vergadering ter plekke ervoor stemde dat hij de vergadering moest verlaten nadat hij het woord had gevoerd (15 vóór, 7 tegen). Vervolgens is, na discussie, in stemming gebracht dat het voorstel tot ontzetting zou worden vervangen door een voorstel tot opzegging (19 vóór, 6 tegen). Vervolgens is het voorstel tot opzegging in stemming gebracht (17 vóór, 6 tegen).
3.1
Bij brief van 3 juli 2017 heeft de Vereniging als volgt aan [appellant] bericht:
De pandvergadering van 21 juni jongstleden heeft besloten jouw lidmaatschap van vereniging Ruimschoots te beëindigen door opzegging.
De reden voor beëindiging van je lidmaatschap door opzegging is dat je de afspraken die jij met de vereniging in 2015 en 2016 hebt gemaakt stelselmatig niet nakomt of overtreedt. Om welke afspraken het gaat, staat weergegeven in de bijlage van deze brief, die op 11 mei 2017 aan de pandvergadering is voorgelegd.
De pandvergadering zal tijdens haar eerste bijeenkomst na het zomerreces besluiten op welke termijn je de ruimtes die je op [straat 2] 164-1 huurt, leeg en aangeveegd dient op te leveren. De vereniging wil je minimaal zes maanden geven om vervangende woonruimte te vinden. (…)
Met groet, namens vereniging Ruimschoots,
Het dagelijks bestuur
3.11
Bij brief van 23 augustus 2017 aan de Vereniging heeft de toenmalige rechtsbijstandsverlener van [appellant] medegedeeld dat [appellant] niet instemt met huurbeëindiging, en voorts dat op de algemene vergadering van 21 juni 2017 geen geldig besluit tot opzegging is genomen en dat dat besluit vernietigbaar is. In de brief staat onder meer:
Uit de notulen volgt dat de vereiste meerderheid ingevolge artikel 26 lid 2 van de statuten (9/10 van de geldig uitgebrachte stemmen) niet gehaald is.
3.12
Op 22 september 2017 heeft de Vereniging als volgt bericht aan de leden bij de oproeping voor de algemene vergaderingen voor 27 september 2017 en 7 oktober 2017:
Wij doen een persoonlijke dringende oproep aan iedereen om aanwezig te zijn op de pandvergadering van woensdag 27 september, 20.00 uur, en ook op de pv van zaterdagochtend 7 oktober.
We vragen nadrukkelijk je aandacht voor agendapunt 2. Dit onderwerp gaat ieder lid van de vereniging aan!
De organisatie heeft te maken met een oud-lid van de vereniging dat het werk van onze bestuurders en commissies zeer moeilijk maakt. Ook onderneemt dit oud-lid acties die schadelijk zijn voor de vereniging. Wij vragen je om de bijgevoegde stukken goed te lezen en aanwezig te zijn op de pandvergadering aanstaande woensdag. Graag ook direct de vervolgbijeenkomst op 7 oktober in je agenda zetten. Zo nodig zal op die bijeenkomst een stemming plaatsvinden. Wie de pv van 27 september bijwoont, kan op 7 oktober schriftelijk stemmen.
(…)
Bijlage agendapunt 2: Voorstel lidmaatschap[ [appellant] ]
- stemming 7 oktober
(…)
Agendapunt 2 gaat over het handelen van een lid van de vereniging, dat het belang van alle leden schaadt.
Deze bijlage bestaat uit:
1. Toelichting op het agendapunt
2. Twee opties
3. Voorstel van het Dagelijks Bestuur, de Financiële commissies en de Bouwcommissie - stemming 7 oktober
1. TOELICHTING
Een lid van de vereniging,[ [appellant] ]
, bemoeilijkt, doorkruist en negeert het werk van ons DB (dagelijks bestuur) en onze commissies (Financiële commissie, Bouwcommissie en het Onderhandelingsgroepje met Stadgenoot). Voor leden is het misschien niet zichtbaar – behalve als terugkerend agendapunt op de pandvergaderingen – maar de commissies hebben met het gedrag, en de consequenties daarvan, direct en met grote regelmaat te maken.
(…)
Op PV nr. 256 (juni 2017) is het voorstel ‘beëindiging van het lidmaatschap van[ [appellant] ]
’ in stemming gebracht. De PV heeft met meerderheid van stemmen besloten het lidmaatschap van[ [appellant] ]
te beëindigen.
Niet nagekomen afspraken en PV-besluiten sinds 2015 vinden jullie op pagina 3.
(….)
[ [appellant] ]
heeft via Rechtsbijstand (…) laten weten dat hij niet instemt met de huurbeëindiging.
(…)
Dat een lid van Ruimschoots dit artikel uit de statuten (de 9/10 verhouding) inbrengt nu de PV met meerderheid van stemmen een besluit heeft genomen dat nadelig voor hem uitvalt, is niet meer dan begrijpelijk.
Hoe stemt een lid van Ruimschoots mee over belangrijke onderwerpen?
Sinds 2006 wordt bij belangrijke pandonderwerpen een voorstel op de PV ingebracht en bediscussieerd; het voorstel wordt op een daaropvolgende PV in stemming gebracht, waarbij geldt dat het voorstel wordt aangenomen als de meerderheid voor het voorstel stemt (leden die op de PV aanwezig waren waarop het voorstel werd ingebracht en bediscussieerd kunnen schriftelijk hun stem uitbrengen). De PV heeft ooit deze vorm van besluitvorming gekozen omdat stemmen in consensus in de vereniging met zoveel leden niet werkbaar is. Een besluit nemen met meerderheid van stemmen daarentegen biedt de mogelijkheid bij een belangrijk voorstel toch overeenstemming met elkaar willen bereiken dat voor elk lid aanvaardbaar is, zodat de PV tot een zo breed mogelijk gedragen besluit kan komen. Het nemen van besluiten met meerderheid van stemmen is een positieve aanpassing op de statuten van Ruimschoots (9/10 van de geldig uitgebrachte stemmen) en op het Huishoudelijke Reglement van Vereniging Ruimschoots ‘Thuis in [complex] ’ (4/5 van de geldig uitgebrachte stemmen).
(…)
2. TWEE OPTIES
1. De opzeggingsprocedure helemaal overnieuw doen conform de bepalingen van de statuten.
Mocht de PV kiezen voor dit scenario dan is het stemmen in de 9/10 verhouding eigenlijk niet eens aan de orde - tenminste als het voorstel tot opzegging ook inhoudt dat[ [appellant] ]
ook uit zijn woonruimte wordt gezet. Vrijwel alle aanwezigen op de PV waren het ermee eens dat er sancties moeten worden getroffen, maar uit huis zetten is voor minstens 4 tot 6 leden een brug te ver.
2. Sanctie en garanties
Een andere weg die de PV kan volgen, berust op deze overweging dat een aantal tegenstemmers wel voor opzegging c.q. schorsing was, maar niet voor uithuiszetting. De PV kan dus ook besluiten een sanctie tegen[ [appellant] ]
te treffen wegens het niet-nakomen van de in 2015 en 2016 gemaakte afspraken en tegelijk garanties te bedingen die herhaling (van zowel het niet-nakomen van afspraken als het opnieuw moeten opstarten van een opzeggingsprocedure) voorkomen.
De afsprakenlijst uit 2015 kan daarbij als handvat dienen. We vragen de kantonrechter of hij[ [appellant] ]
wil opleggen:
- dat hij correct voor de eerste van de maand betaalt;
- dat hij zich niet ongevraagd bemoeit met bouw en onderhoud van het pand of werkzaamheden uitvoert;
- dat hij geen contact opneemt met derden over zaken die Ruimschoots en haar leden aangaan;
Daaraan wordt verbonden een dwangsom per overtreding van elk gesteld voorschrift.
3. VOORSTEL
Dagelijks Bestuur, de Financiële commissies en de Bouwcommissie brengen optie 2 als voorstel in bij de PV.
Ze geeft de PV mee: er moet een sanctie volgen en er moeten voorwaarden worden gesteld, enerzijds omdat de PV niet langer tolereert dat[ [appellant] ]
met zijn gedrag het werk van onze bestuurders en onze commissies bemoeilijkt, doorkruist, negeert en de besluiten van de PV naast zich neerlegt, anderzijds moet er een drempel worden opgeworpen om precedentwerking tegen te gaan.
Over dit voorstel wordt gestemd op 7 oktober
3.13
In de notulen van de algemene vergadering van 27 september 2017 is voor zover hier van belang het volgende vermeld:
2. Mededelingen
(…)
Aanwezigheid[ [appellant] ]
bij vergadering
Enkele aanwezigen vinden dat[ [appellant] ]
niet aanwezig kan zijn bij deze PV. Andere leden twijfelen hieraan gezien de agenda die[ [appellant] ]
deels persoonlijk aangaat.
[naam 1] merkt op dat volgens de advocaat van Vereniging Ruimschoots het lidmaatschap van[ [appellant] ]
officieel is beëindigd;[ [appellant] ]
kan dus niet bij ledenvergaderingen aanwezig zijn. Het ingekomen stuk van[ [appellant]
] en drie andere leden veronderstelt ook niet hun aanwezigheid bij de vergadering.
[naam 2] geeft aan dat volgens de statuten er 9/10e van de stemmen moet worden gehaald voor een besluit en dat was er niet. Het besluit het lidmaatschap op te zeggen mag dus niet geïmplementeerd worden volgens de statuten. Daarnaast is er bezwaar gemaakt door[ [appellant] ]
tegen het opzeggen van het lidmaatschap. [naam 2] en[ [appellant] ]
menen dus dat[ [appellant] ]
nog wel gewoon lid is.
De PV meent dat er met een meerderheid van stemmen is besloten tot opzegging van het lidmaatschap en dat dit de gangbare werkwijze van de PV is al meer dan tien jaar [en dat het nooit anders gegaan is, zelfs al staat dat in de statuten]*.
Er ontstaat een discussie over het al of niet besluiten nemen volgens de statuten.
[naam 3] geeft aan dat al tien jaar (of langer) besluiten worden genomen door de PV op een bepaalde manier die niet vastligt in de statuten. Deze werkwijze wordt door alle[p. 2]
leden gedragen (met uitzondering nu van[ [appellant] ]
en [naam 2] ). Zij meent dat het belangrijk is om op dezelfde voet verder te gaan in de PV. Indien we opnieuw de procedure gaan voeren, doen we feitelijk de eigen besluitvorming teniet. De PV is het hoogste orgaan en besluiten die genomen worden door stemming zijn daarmee rechtsgeldig. De praktijk toont al meer dan tien jaar aan dat dit werkt, meent zij.
[naam 2] en[ [appellant] ]
menen dat deze methode foutief is. De PV benadrukt dat ze dit zo heeft besloten en dat het daarmee niet foutief is.
[naam 4] vertelt dat de opzegging van het lidmaatschap begin juli aan[ [appellant] ]
is gemeld en dat de opzegtermijn twee maanden was, zoals [naam 2] meedeelde op de pv van 13 juli; 20 augustus is de opzegtermijn verstreken en sinds die tijd is[ [appellant] ]
geen lid meer.[ [appellant] ]
heeft een brief via rechtsbijstand gestuurd aan de vereniging met een bezwaar. Deze brief houdt niet tegen dat[ [appellant] ]
zijn lidmaatschap is beëindigd. Op dit moment is er enkel[ [appellant] ’s]
advocaat die stelt dat het lidmaatschap niet is beëindigd. Er is geen arbitrage (Statuten) of rechter (Nederlands recht) die meldt dat het anders is of zou moeten zijn. Dit is de juridische situatie op het moment. Geen van de leden is jurist, dus laten we als het moet alsjeblieft professionals hierover oordelen. Enkel een arbitragecommissie of de rechter kan besluiten of de opzegging aangevochten kan worden. De vergadering kan altijd stemmen of ze wil dat[ [appellant] ]
nu vertrekt.
Stemmen over aanwezigheid van[ [appellant] ]
in de vergadering.
De voorzitter vraagt wie er bezwaar heeft tegen het stemmen. [naam 5] maakt hier bezwaar tegen.
Stemmen vóór aanwezigheid van[ [appellant] ]
: 2
Stemmen tegen aanwezigheid van[ [appellant] ]
: 35
Onthouden van een stem: 7
44 totaal (zonder laatkomers)
Bezwaar van[ [appellant] ]
[naam 2] vraagt zich af wat er gebeurd is met het bezwaar dat[ [appellant] ]
geuit heeft tegen beëindiging van zijn lidmaatschap.
[naam 4] merkt op dat[ [appellant] ]
heeft aangegeven bezwaar te maken tegen opzeggen lidmaatschap en uitzetting, maar dat er niets is ingediend. Ruimschoots’ advocaat Meijerink wilde contact opnemen met[ [appellant] ’s]
tweede (?) advocaat, maar die was tot eind september niet bereikbaar.
Tegen opzegging van het lidmaatschap bezwaar maken heeft weinig zin, de PV is bevoegd daartoe te besluiten. Hij zou bij de rechter bezwaar moeten maken. De brief die hij heeft gestuurd heeft aan Ruimschoots heeft geen gevolgen. Het bezwaar van[ [appellant] ]
is bij dezen wel genotuleerd.[ [appellant] ]
merkt op dat hij wél is uitgenodigd voor de vergadering.
Hierop vraagt de voorzitter aan[ [appellant] ]
om de vergadering te verlaten. Dit doet hij samen met [naam 2] . Bij vertrek merkt[ [appellant] ]
op dat de vergadering sowieso illegaal is.
(…)
4. Opzegging lidmaatschap[appellant] ]
De voorzitter zegt dat alle leden de toelichting hebben ontvangen waarin twee opties zijn geformuleerd. De tweede optie bleek niet geheel helder, en is na overleg met de advocaat verder uitgewerkt.
Optie 1: het hele proces van opzegging lidmaatschap opnieuw en volgens de statuten. Dit adviseert de advocaat van Ruimschoots.
Optie 2:[ [appellant] ]
kan blijven huren maar is geen lid meer van de vereniging. Er[p. 3]
worden hem een aantal voorwaarden opgelegd waaraan hij zich moet houden, opgesteld door de kantonrechter.
Het DB en de commissies hebben besloten de uitgewerkte optie 2 als voorstel in te dienen ter stemming op 7 oktober.
Het voordeel van optie 2 is enerzijds dat er tegemoet wordt gekomen aan de leden die vinden dat[ [appellant] ]
in [complex] moet kunnen blijven wonen gezien zijn geschiedenis en leeftijd. Anderzijds is het woonrecht ook heel sterk en zelfs indien er unaniem voor uitzetting gestemd zou worden, is het de vraag of de rechter dat goed zou keuren. Wanneer er sancties opgelegd worden en voorwaarden om hier te kunnen blijven wonen via de rechter, is er bij overtreding wél de mogelijkheid het hogerop te zoeken en tot uitzetting over te gaan indien het gedrag niet verandert. De PV staat dan veel sterker. De wens wordt uitgesproken dat[ [appellant] ]
eieren voor zijn geld kiest en ophoudt het DB en de commissies te dwarsbomen.
(…)
[p. 4]
Bespreking en uitwerking optie 2
Het lidmaatschap is beëindigd, maar als[ [appellant] ]
weigert zijn ruimte op te geven, kan hij alleen huren onder bepaalde voorwaarden. Voor[ [appellant] ]
moet dus een apart soort huurcontract worden opgesteld. De rechter wordt gevraagd om m.b.t. het huurderschap voorwaarden uit te spreken. Als de voorwaarden niet nagekomen worden, volgen er beperkende maatregelen. De rechter heeft regie over de sancties, kan variëren van boete tot uitzetting. Dit zijn zaken die met de advocaat besproken moeten worden; de leden gaan hier inhoudelijk niet over.
Procedure is dat de advocaat een doorgesproken voorstel krijgt van het DB en daarmee naar de rechter stapt. Het voorstel moet goed uitgewerkt zijn op alle punten in samenwerking met de advocaat.
Deze vergadering dient om tot een helder voorstel te komen waarbij alle vragen worden behandeld die er nu onder aanwezige leden zijn. Het voorstel moet per mail rondgestuurd worden met de notulen naar alle leden. Het voorstel kan tussentijds niet meer veranderd worden, dat levert problemen op voor schriftelijke stemmers die de tweede vergadering niet bijwonen.
Regels/voorwaarden waar [ [appellant] ] als huurder aan moet voldoen zijn dan:
 Dat hij correct vóór de eerste van de maand de huur betaalt
 Dat hij zich niet ongevraagd bemoeid met bouw en onderhoud van het pand of werkzaamheden uitvoert
 Dat hij geen contact opneemt met derden over zaken die Ruimschoots en haar leden aangaan.
 Dat hij zich houdt aan de regels voor onderhuur van Ruimschoots.
Vragen, opmerkingen en aanvullingen die meegenomen moeten worden in het voorstel:
 De aanwezigen zijn het erover eens dat er geen precedentenwerking vanuit moet gaan van optie 2 – dus dat er hier gewoond kan worden zonder een lidmaatschap aan te gaan met bijbehorende verplichtingen. Er wordt in dit geval een zeldzame uitzondering gemaakt en daar wordt gezamenlijk over gesproken en gestemd.
 Er moet in komen te staan dat[ [appellant] ]
geen PV meer bij kan wonen (al wordt dit ondervangen doordat hij geen lid is en dus niet op de ledenvergadering kan zijn.)
(…)
[p. 5]
Er wordt gevraagd of er bezwaar is tegen inbrengen van dit punt 7 oktober ter stemming. Er is geen bezwaar.
De definitieve versie van het voorstel wordt rondgemaild met de notulen en op 7 oktober in stemming gebracht. (…)
[p. 6]
BD en de commissies bekrachtigd
In deze vergadering wordt bekrachtigd dat de leden achter het huidige bestuur staan en ze het een bevoegd en goed bestuur vinden. En ook de commissies zijn bevoegd verklaard door de aanwezige leden.
Als DB zijn er: [naam 4] , [naam 6] en [naam 7]
Commissies worden ook bevestigd (FC, BC, DC en het overleggroepje met Stadgenoot), alsook de Stichting Activiteiten [complex] .
Er is gestemd en dit is unaniem aangenomen met uitzondering van [naam 8] . Hij gaat schriftelijk reageren.
* De tussen [] geplaatste bijzin onder punt 2 moet volgens de goedkeuring van de notulen (gedaan op de algemene vergadering van 7 oktober 2017) worden verwijderd.
3.14
De in deze notulen aangekondigde “definitieve versie van het voorstel” is niet verzonden, zodat de originele versie ook het uitgangspunt was op de algemene vergadering van 7 oktober 2017.
3.15
Op de algemene vergadering van 7 oktober 2017 is [appellant] niet verschenen.
3.16
In de notulen van de algemene vergadering van 7 oktober 2017 is voor zover hier van belang het volgende vermeld:
2. Bespreking voorstel ivm beëindiging lidmaatschap[appellant] ]
en stemming
[naam 9] : ‘Volgens artikel 14 van onze statuten moet een persoon, wanneer het lidmaatschap beëindigd is, de ruimte verlaten. Het voorstel om[ [appellant] ]
wél zijn lidmaatschap te ontzeggen, maar toch te laten huren, is dat dan niet ongeldig volgens onze eigen regels?
[naam 4] antwoordt dat het Nederlands huurrecht, waar[ [appellant] ]
mee schermt, boven onze statuten staat. Daarbij willen een aantal leden van vereniging Ruimschoots[ [appellant] ]
ook niet op straat zetten.
[naam 4] : Op een PV, dus op een algemene ledenvergadering begin juli is er wél een rechtsgeldig besluit genomen om het lidmaatschap van[ [appellant] ]
op te zeggen. Aanvullend ligt er nu het voorstel voor – een huurderschap met verplichtingen-. Ongeveer dezelfde verplichtingen die[ [appellant] ]
eerder al, in 2015, zijn voorgelegd en toen ook zelf ondertekend heeft. Omdat[ [appellant] ]
zich toch niet aan die door hem ondertekende verplichtingen heeft gehouden, zullen we nu de rechter inschakelen om dit alles te toetsen. En om sancties in te stellen bij overtreding. [naam 10] vraagt wat er gebeurt als[ [appellant] ]
zich niet aan de afspraken houdt. [naam 4] : dan gaan we naar de rechter. [naam 11] merkt op dat de rechter nu bepalend gaat worden ipv wij als vereniging.
[naam 12] vertelt dat we de afgelopen tien jaar een duidelijke beslissingsprocedure volgen. De PV is het hoogste orgaan. Besluiten die op een PV genomen worden staan volgens haar boven de statuten.
(…)
[naam 10] vult aan. Als vereniging, als geheel staan we sterker dan het individu. We moeten het omdraaien.[ [appellant] ]
had, zoals de normale procedure in [complex] betaamt, het besluit om zijn lidmaatschap op te zeggen kunnen aanvechten bij de vereniging. Dat heeft[ [appellant] ]
niet gedaan.
(…)
De procedure gaat in werking
Voorzitter: Heeft er iemand bezwaart tegen het in stemming brengen van het voorstel?
Niemand maakt bezwaar
In de vergadering stemmen 34 leden voor het voorstel
er zijn 16 schriftelijke stemmen ingediend. In totaal zijn er 50 leden voor het voorstel.
1 lid onthoudt zich van stemmen
Voorzitter: Het voorstel zoals verstuurd op 27 september 2017, ondertekend door het Dagelijks bestuur en de vaste commissies is met 50 personen aangenomen.
3.17
Bij brief van 20 oktober 2017 heeft de advocaat van de Vereniging aan [appellant] een gerechtelijke procedure aangekondigd op basis van de besluitvorming op de algemene vergadering van 7 oktober 2017.
3.18
Op 9 maart 2018 heeft de Vereniging [appellant] gedagvaard in kort geding.
3.19
Bij vonnis in kort geding van 30 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op de vordering van de Vereniging als volgt beslist, voor zover hier van belang:
6.1
gebiedt [appellant] onmiddellijk na betekening van dit vonnis elke beschuldiging van omkoping, fraude, verduistering, witwassen en vergelijkbare feiten aan het adres van (ex-)bestuursleden van de Vereniging, leden van de Vereniging, de Vereniging en Stadgenoot, zowel in correspondentie aan derden, als in de media, als op internet, te staken en gestaakt te houden,
6.2
veroordeelt [appellant] om aan de Vereniging een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere overtreding van de in 6.1. uitgesproken veroordeling te betalen, met een maximum van € 50.000,00,
6.3
veroordeelt [appellant] tot ontruiming van de door hem gehuurde ruimte aan de [straat 2] 164-1 (etage 1e DC) te [plaats 1] en wel binnen een periode van twee maanden na betekening van dit vonnis,
6.4
bepaalt dat de Vereniging aan de hiervoor onder 6.3. gegeven veroordeling geen rechten kan ontlenen indien [appellant] gedurende de komende twee jaar (te rekenen vanaf de datum van dit vonnis):
 steeds voor de eerste van de maand de huur op tijd en volledig en zonder stornering zal betalen;
 geen bouwkundige en installatietechnische wijzigingen in en aan het pand (waaronder het gehuurde) zal aanbrengen, zoals aan elektra, zonnepanelen en in verkeersgangen;
 zich zal onthouden van elke vorm van externe communicatie en correspondentie over de Vereniging, de leden van de Vereniging, het dagelijks bestuur en de vaste commissies van de Vereniging.
(…)
6.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
3.2
Bij arrest van 9 april 2019 heeft dit hof het vonnis in kort geding bekrachtigd.
3.21
Wegens overtreding van één of meer van de door de voorzieningenrechter opgelegde voorwaarden is de jegens [appellant] uitgesproken veroordeling tot ontruiming tenuitvoergelegd. De ontruiming is uiteindelijk voltooid op 7 september 2020.

4.Eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg - samengevat - gevorderd:
I) te verklaren voor recht dat nader genoemde leden van de Vereniging nimmer op rechtsgeldige wijze die overeenstemt met de statuten tot bestuurslid zijn verkozen en benoemd, althans dat zij niet rechtsgeldig functioneerden als bestuurslid toen zij in 2017 besloten om aan de pandvergadering voor te stellen om het lidmaatschap van [appellant] te beëindigen;
II) te verklaren voor recht dat de inschrijvingen van de onder I bedoelde leden op 1 februari 2007 bij de Kamer van Koophandel als bestuursleden nietig zijn;
III) te verklaren voor recht dat de op 9 februari 2018 tegen [appellant] in opdracht van het bestuur van de Vereniging uitgebrachte dagvaarding in kort geding nietig is;
IV) te verklaren voor recht dat het vonnis in kort geding nietig is, althans de bepaling onder 6.3 en 6.4 van dat vonnis dat [appellant] mag worden ontruimd uit zijn woonruimte als hij zich niet onthoudt van externe communicatie over de Vereniging;
V) te verklaren voor recht dat [appellant] lid is van de Vereniging en gezien artikel 6 van de statuten recht heeft op de feitelijke terbeschikkingstelling van de ruimte [straat 2] 164-I te [plaats 1] ;
VI) de Vereniging opdracht te geven een afschrift te verstrekken van het in november 2016 vervaardigde rapport [naam 13] ,
een en ander met veroordeling van de Vereniging in de proceskosten.
4.2
[appellant] legde aan zijn vordering het volgende ten grondslag. De door hem genoemde leden zijn nimmer op de statutair voorgeschreven wijze tot bestuurder benoemd. [appellant] stelt dat hij belang heeft bij de onderdelen I en II van zijn vordering omdat de besluitvorming over zijn lidmaatschap op de algemene ledenvergaderingen in 2017 als een kaartenhuis in elkaar valt als de in zijn vordering genoemde personen niet rechtsgeldig als bestuurder zijn benoemd. Deze personen hebben immers het voorstel gedaan om zijn lidmaatschap te beëindigen. Deze personen waren evenmin bevoegd de advocaat en deurwaarder opdracht te geven de dagvaarding in kort geding uit te brengen, zodat deze dagvaarding nietig is. Het vonnis dat op 30 maart 2018 in kort geding is gewezen, is eveneens nietig op de grond dat dit vonnis een extreme beknotting van de vrijheid van meningsuiting van [appellant] tot gevolg heeft. Er is nimmer op de statutair voorgeschreven wijze een einde gekomen aan het lidmaatschap van [appellant] van de Vereniging. Als actief controlerend lid, zo stelt [appellant] ten slotte, heeft hij recht op afgifte van het rapport [naam 13] .
De Vereniging heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellant] .
4.3
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen en beslist als volgt. Het op de algemene vergadering van 21 juni 2017 genomen besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [appellant] , is nietig. Het is immers niet met de statutair vereiste meerderheid van negen/tiende genomen. Op de opvolgende vergaderingen van 27 september en 7 oktober 2017 is niet zelfstandig gestemd over het eindigen van het lidmaatschap van [appellant] . Onderdeel V van de vordering wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat [appellant] recht heeft op een vergelijkbare ruimte, omdat de ruimte aan de [straat 2] 164-I al is verhuurd aan een derde. Onderdeel VI wordt toegewezen in die zin dat [appellant] in zijn hoedanigheid van lid op dezelfde wijze als de andere leden inzage dient te krijgen in het rapport [naam 13] . Gelet op de toewijzing van onderdeel V van de vordering ontbreekt het gestelde belang bij de onderdelen I en II zodat deze worden afgewezen. Een onbevoegde vertegenwoordiging leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding maar moet zich oplossen in een niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vordering. Indien dit ten onrechte achterwege is gebleven, is vernietiging in hoger beroep de aangewezen weg; dit geding is echter niet een hoger beroep tegen het vonnis in kort geding. De onderdelen III en IV van de vordering worden daarom eveneens afgewezen.

5.Beoordeling in hoger beroep

Rechtsgeldig bestuur?
5.1.1
Grief 1 van [appellant] richt zich tegen de afwijzing van de onderdelen I en II van zijn vordering. [appellant] stelt dat hij wel belang heeft bij deze onderdelen van zijn vordering omdat hij zijn schade wil verhalen op de in zijn vordering genoemde personen die zich volgens hem ten onrechte hebben uitgegeven als bestuurders van de Vereniging.
5.1.2
De grief slaagt niet. Gelet op de inleiding op zijn grieven doelt [appellant] kennelijk op schade die hij stelt te hebben geleden door de (nietige) opzegging van zijn lidmaatschap en door het besluit om hem in kort geding te dagvaarden, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot zijn ontruiming. De besluiten daartoe zijn echter alle genomen door de algemene vergadering en niet door de al dan niet rechtmatig benoemde bestuursleden. [appellant] heeft niet uitgelegd waarom desondanks de genoemde personen aansprakelijk zouden zijn voor de gevolgen van deze besluiten. Dat de genoemde personen voorstellen hebben gedaan die tot de bedoelde besluiten hebben geleid, is daartoe op zichzelf genomen immers onvoldoende.
5.1.3
Daarbij komt dat [appellant] niet de genoemde personen als partij in dit geding heeft betrokken, terwijl het door [appellant] gestelde belang hen persoonlijk treft. Het door [appellant] gestelde belang kan daarom niet meewegen in dit geding, dat immers alleen is ingesteld jegens de Vereniging. Ook op deze grond slaagt de grief niet.
5.1.4
[appellant] voert nog aan dat na het bestreden vonnisdezelfde personen zich blijven presenteren als bestuursleden en juridische acties zijn gestart om hem permanent te weren als lid van de Vereniging. Ook daarmee is zijn belang bij deze onderdelen van de vordering gegeven, zo stelt hij. Het hof volgt hem daarin niet en verwijst kortheidshalve naar wat het hiervoor in rov. 5.1.3 heeft overwogen.
Nietigheid kort geding dagvaarding en vonnis?
5.2.1
[appellant] voert bij grief 2 aan dat het in strijd is met de openbare orde dat evident niet bevoegde bestuursleden hem dagvaarden en dat daarom de dagvaarding in kort geding op grond van artikel 3:40 BW als een nietige rechtshandeling dient te worden aangemerkt. Bij grief 3 voert hij aan dat het vonnis in kort geding eveneens nietig is omdat dit voortborduurt op de aldus nietige dagvaarding. Belangen van derden zijn daarbij niet in het geding, zodat de rechtszekerheid niet wordt geschaad, zo stelt [appellant] .
5.2.2
De grieven slagen niet. Blijkens het vonnis in kort geding heeft [appellant] ook in dat kort geding aangevoerd dat niet is voldaan aan de statutaire regels, dat de Vereniging dus geen bevoegd bestuur heeft en dat daarom de dagvaarding nietig is. De voorzieningenrechter heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft dit oordeelbevestigd. De grieven komen neer op een (verkapt) rechtsmiddel tegen voornoemde oordelen. Dat is in strijd met het gesloten systeem van rechtsmiddelen en de goede procesorde en daarom niet toelaatbaar. [appellant] heeft ook niet gesteld dat zich nieuwe feiten hebben voorgedaan of zijn gebleken die de voorzieningenrechter, of het hof in het hoger beroep daartegen, niet bij zijn oordeel heeft kunnen betrekken. Het hof zal in de nu aanhangige procedure dan ook niet opnieuw oordelen over de nietigheid van de dagvaarding in kort geding. Dat was immers voorbehouden aan de voorzieningenrechter en de rechters die oordelen na het instellen van een toegelaten rechtsmiddel tegen de beslissing van de voorzieningenrechter. Met een en ander ontvalt eveneens de grond aan de vordering betreffende de nietigheid van het vonnis in kort geding.
5.2.3
[appellant] voert bij zijn vierde en laatste grief aan dat de door de voorzieningenrechter aan hem opgelegde voorwaarde om zich te onthouden van elke vorm van communicatie en correspondentie over de Vereniging als een te ruim geformuleerd en te ver gaand censuurverbod in strijd is met artikel 7 van de Grondwet, en dat het vonnis in zoverre onverbindend is.
5.2.4
Ook deze grief faalt. Zoals voor de hand ligt, heeft [appellant] ook in het kort geding en in het hoger beroep daartegen zijn recht op vrijheid van meningsuiting ingeroepen. Zowel de voorzieningenrechter als het hof hebben dit kenbaar in hun oordeel betrokken. Deze grief is daarom evenals de vorige grieven als een verkapt en niet toegelaten rechtsmiddel te beschouwen.
Incidenteel hoger beroep
5.3.1
De Vereniging heeft drie (ongenummerde) incidentele grieven opgeworpen tegen het bestreden vonnis. [appellant] heeft primair het standpunt ingenomen dat de Vereniging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep. Hij voert daartoe aan dat er geen rechtsgeldig bestuur is en er daarom geen rechtsgeldig bestuursbesluit ligt om in incidenteel hoger beroep te gaan. Het hof verwerpt dit verweer bij gebrek aan belang. Uit het navolgende zal immers blijken dat geen van de grieven slaagt.
5.3.2
De Vereniging voert als eerste grief aan dat de verklaring voor recht inzake het lidmaatschap van [appellant] dient te worden vernietigd omdat inmiddels buiten elke twijfel is dat [appellant] geen lid meer is van de Vereniging. Zij wijst op de ledenvergadering van 15 januari 2022. Op die vergadering zou [appellant] zijn ontzet uit het lidmaatschap van de Vereniging.
5.3.3
Het hof verwerpt de grief op grond van het volgende. De in het bestreden vonnis gegeven verklaring voor recht dient aldus te worden gelezen dat [appellant] ten tijde van het wijzen van dat vonnis lid was van de Vereniging. Dat dit zo was, is door de Vereniging in dit hoger beroep niet bestreden. Het vonnis kan wat dit betreft dan ook in stand blijven. De Vereniging heeft in dit hoger beroep nog wel gevorderd te verklaren voor recht dat [appellant] (inmiddels) geen lid meer is van de Vereniging en geen recht meer kan doen gelden op een ruimte in het [complex] -complex. De Vereniging kan echter niet voor het eerst in hogere beroep een eis in reconventie instellen zodat deze vordering niet kan worden toegewezen. De vraag of [appellant] bij besluit van 15 januari 2022 (rechtmatig) uit zijn lidmaatschap is ontzet, gaat, gelet op hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd, de grenzen van de rechtsstrijd in dit hoger beroep te buiten.
5.3.4
Bij haar tweede grief voert de Vereniging aan dat [appellant] het rapport [naam 13] reeds in 2016 had ontvangen zodat hij geen belang had bij zijn vordering inzake dit rapport. [appellant] heeft echter betwist dat hij reeds over dit rapport beschikte, zodat dat niet is komen vast te staan. De grief slaagt dan ook niet. [appellant] heeft overigens gemeld dat de Vereniging reeds aan dit onderdeel van het vonnis heeft voldaan zodat een en ander thans voor partijen niet meer van betekenis is.
5.3.5
De derde grief van de Vereniging luidt dat zij ten onrechte in de kosten van de eerste aanleg is veroordeeld. De vordering van [appellant] is immers voor het merendeel afgewezen, aldus de Vereniging. Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat met de toewijzing van met name onderdeel V van de vordering de Vereniging heeft te gelden als de in eerste aanleg grotendeels in het ongelijk gestelde partij. De proceskostenveroordeling van de eerste aanleg blijft dan ook in stand.
Slotsom
5.4
Zowel het principale als het incidentele hoger beroep hebben geen succes. |Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep en de Vereniging als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
in principaal en in incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Vereniging begroot op € 783,- aan verschotten en € 1.214,- voor salaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt de Vereniging in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 607,- voor salaris;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, D. Kingma en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.